ECLI:NL:RBLIM:2023:5874

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
C/03/318356 / HA ZA 23-238
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident met betrekking tot aandeelhoudersgeschil en waardebepaling van Phonotech B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben de eisers, Tradincor B.V. en andere betrokken partijen, een incident aanhangig gemaakt met betrekking tot een geschil over de verkoop van aandelen in Phonotech B.V. De rechtbank heeft op 27 september 2023 uitspraak gedaan in het incident. Tradincor vorderde onder andere dat de gedaagden, waaronder Luxma Invest S.A. en Phonotech B.V., verplicht werden om bepaalde documenten te overleggen die verband houden met de verkoop van de aandelen. Tradincor stelde dat Luxma haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet was nagekomen en dat er sprake was van bedrog en misbruik van omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot afgifte van bepaalde stukken niet als voorlopige voorziening kon worden toegewezen, omdat deze niet kwalificeerde als een ordemaatregel voor de duur van het geding. De rechtbank wees de vorderingen van Tradincor af, met uitzondering van de proceskosten die aan de zijde van Luxma zijn gevallen. De zaak is verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata voor een mondelinge behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/318356 / HA ZA 23-238
Vonnis in incident van 27 september 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRADINCOR B.V.,
gevestigd te Maastricht,
2.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. R. Gijsen te Maastricht,
tegen
1. de besloten vennootschap naar Luxemburgs recht
LUXMA INVEST S.A.,
gevestigd te 3520 Luxemburg,
2.
[gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHONOTECH B.V.,
gevestigd te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAKURA B.V.,
gevestigd te Maastricht,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAKUTECH FIBRES B.V.,
gevestigd te Schimmert, gemeente Beekdaelen,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. J.J.M.C. Huppertz te Maastricht.
Partijen zullen hierna “Tradincor” en “ [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] ” (dan wel samen “Tradincor c.s.”) respectievelijk “Luxma”, “ [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 2] ”, “Phonotech”, “Makura” en “Makutech Fibres” genoemd worden (dan wel samen “Luxma c.s.”).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De relevante feiten in het incident

2.1.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] heeft de onderneming Phonotech opgericht. De activiteiten van Phonotech waren gericht op het vervaardigen van honinggraad- en andere geluidsisolerende (bouw)materialen.
2.2.
Samen met [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 2] en [naam 1] heeft [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] op enig moment Makura opgericht, een dochteronderneming van Phonotech, met als doel het verder ontwikkelen van geluidsisolerende bouwmaterialen. Daarnaast is ook de dochtervennootschap Modina B.V. opgericht teneinde het intellectueel eigendom (octrooien) te beheren.
2.3.
Op enig moment waren de aandelen van Phonotech voor 50% in handen van Tradincor, waarvan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] 100% aandeelhouder en bestuurder was. De andere 50% waren in handen van Luxma, waarvan de aandelen werden (en thans nog worden) gehouden door de dochters van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 2] , [naam dochter 1] (50%) en [naam dochter 2] (50%). Phonotech hield op haar beurt aandelen in meerdere ondernemingen, zoals Modina B.V., Makura en Makutech Fibres, welke ondernemingen in meer of mindere mate samenwerkten en waarbij sprake was van verwevenheid van de bedrijfsactiviteiten. [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] was in loondienst bij Makura en ontving van Phonotech een management fee.
2.4.
Op 15 november 2018 heeft [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] zich met een burn-out ziekgemeld en is hij nadien langdurig uitgevallen.
2.5.
Eind 2018 / begin 2019 zijn partijen met elkaar in onderhandeling getreden over het uittreden van eisers uit de “Phonotech-groep”. In het kader van die onderhandelingen zijn meerdere (versies van) concept-vaststellingsovereenkomsten opgesteld, waarna uiteindelijk op 3 mei 2019 een definitieve vaststellingsovereenkomst door partijen is ondertekend. Op grond van die overeenkomst heeft Tradincor haar aandelen in Phonotech aan Luxma verkocht. De levering van de aandelen heeft plaatsgevonden op 9 mei 2019 (productie 1 van Luxma c.s.).
2.6.
In de vaststellingsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Artikel 1 – aandelenoverdracht
Tradincor heeft op 21 januari 2019 aan Luxma verkocht, gelijk Luxma van Tradincor heeft gekocht alle aandelen die Tradincor in Phonotech houdt, partijen genoegzaam bekend.
Luxma is ter zake van deze aankoop een vaste koopprijs van € 1 (zegge: één euro) aan Tradincor verschuldigd, alsmede een variabele koopprijs zoals opgenomen in artikel 5 van deze vaststellingsovereenkomst.
(…)
Artikel 2 – beëindiging arbeidsovereenkomst
1.
Makura en [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] met Makura per 31 december 2019 om 24.00 uur met wederzijds goedvinden zal worden beëindigd, dit wegens onoverbrugbare verschillen van inzicht.
(…)
Artikel 4 – rekening-courantverhoudingen
(…)
5.
Bij overtreding en/of niet-nakoming van het in het eerste en derde lid bepaalde verbeurt de faillissementsaanvrager/beslaglegger een boete ter grootte van het totaal van de op dat moment bestaande rekening-courantvorderingen van Makura en Makutech, welke boete terstond verrekend wordt met voornoemde rekening-courantvorderingen, tot welke verrekeningen partijen nu voor alsdan hun onherroepelijke toestemming geven.
(…)
Artikel 5 – aandeel in de verkoopopbrengst van de aandelen in Phonotech e.a.
Tradincor is gerechtigd tot een variabele koopprijs waarvoor het volgende geldt. Bij toekomstige verkoop van de aandelen in Phonotech en/of bij verkoop van de aandelen van (een van) de deelnemingen van Phonotech dan wel verkoop van de onderneming van (een van de deelnemingen van) Phonotech door middel van een activa/passiva-trasactie, krijgt Tradincor als nabetaling een variabele koopprijs ter hoogte van 25% van de verkoopopbrengst van de betreffende aandelen, c.q. 25% van de netto-opbrengst (dat wil zeggen na aftrek van eventuele vennootschapsbelasting over goodwill of andere boekwinsten) in geval van een activa/passiva-transactie. Onder een verkoop wordt steeds verstaan een verkoop aan een derde, dat wil zeggen een partij die geen deel uitmaakt van de groep waarvan Phonotech thans deel uitmaakt. Bij verkoop als in dit lid bedoeld[is]
de verkopende partij verplicht ter zake verificatoire bescheiden aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] / [naam 2] /Tradincor over te leggen, bij gebreke waarvan artikel 4, lid 5 van overeenkomstige toepassing is.
Van het hiervoor genoemde bedrag zal 40% (ofwel 10% van de gehele verkoopopbrengst) door Tradincor worden aangewend voor het aflossen van rekening-courantverhoudingen als in artikel 4 bedoeld en wel doordat Phonotech dit bedrag verrekent met de vorderingen hiervoor in de considerans alsmede in de artikelen 3 en 4 hiervoor genoemd.
(…)
2.7.
Op 20 december 2019 heeft Luxma de aandelen in Phonotech verkocht en geleverd aan [naam 3] , de zoon van [naam dochter 1] , althans aan een aan hem toebehorende onderneming voor een koopprijs van € 253.100,-

3.Het geschil in het incident

3.1.
Tradincor c.s. vorderen dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van een voorlopige voorziening
A. gedaagden hoofdelijk veroordeelt om aan eisers binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis in incident over te leggen in schriftelijke dan wel digitale vorm, afschriften van alle met de verkoop van de aandelen van de besloten vennootschap Phonotech B.V. verband houdende documenten, waaronder in ieder geval maar niet beperkt tot verificatoire bescheiden, die een antwoord op de vraag geven welke (externe) partijen (taxateurs en/of accountants etc.) bij de waardebepaling en de totstandkoming van de verkoop betrokken zijn geweest, alsmede afschriften van:
- de integrale taxatie(s) c.q. waardebepaling(en), die in het kader van vorenbedoelde verkoop zijn opgemaakt, inclusief de onderliggende financiële verslaglegging c.q. (voorlopige) (half)jaarrekening(en) van de betrokken ondernemingen, alsmede;
- de verkoopovereenkomst inclusief alle bijbehorende bijlagen en toebehoren, alsmede
- de notariële akte van overdracht van de aandelen,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-, te vermeerderen met € 1.000,00 euro per dag dat gedaagden met de voldoening hieraan in gebreke blijven met een maximum van € 100.000,00, alsmede
overgaat tot het aanwijzen en benoemen van een getuige-deskundige, aan wie, na consultatie van partijen door de rechtbank omtrent de aan de deskundige voor te leggen vragen, de opdracht wordt verstrekt tot het uitvoeren van een deskundigenbericht naar:
a. de vraag of de waardebepaling van Conatum, zoals gedaan conform DCF-methode onder de in casu aan de orde zijnde omstandigheden (indachtig de gemaakte strategische keuzes en daaruit voortvloeiende winstpotentie binnen Phonotech B.V. en haar dochterondernemingen) de meest realistische waardebepaling is en zo nee;
b. welke methode van waardebepaling dan wel en tot welk resultaat dat
per december 2020leidt ten aanzien van de waarde van de aandelen van Phonotech B.V., en;
c. de financiële stand van zaken (wel/geen liquiditeitskrapte) binnen Phonotech B.V. en de waarde van de aandelen
ten tijde van de onderhandelingenover de overdracht van de aandelen door Tradincor aan Luxma, en;
d. de waardebepaling van de aandelen van Phonotech B.V. indachtig de gemaakte strategische keuzes en daaruit voortvloeiende toekomstige winstpotentie binnen Phonotech B.V. en haar dochterondernemingen op een
termijn van achtereenvolgens 5, 10 en 15 jarenna de overdracht door Luxma c.s. medio december 2019;
gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalend, de ander/anderen zal/zullen zijn bevrijd, te veroordelen om aan eisers binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis in het incident aan eisers bij wijze van voorschot op de geleden schade althans als voorschot op het (doen) opheffen van het nadeel die het gevolg is van de feiten en omstandigheden die vernietiging zouden rechtvaardigen het bedrag van € 500.000,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2.
Tradincor c.s. leggen – samengevat weergegeven – aan hun vorderingen (in de hoofdzaak) ten grondslag dat Luxma haar verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Voorts voeren zij aan dat, wanneer zij ook maar enigszins hadden kunnen vermoeden dat (zo kort na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst) de aandelen in Phonotech feitelijk aan de kleinkinderen van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 2] zouden worden verkocht en overgedragen (welke kleinkinderen volgens Tradincor c.s. niet kwalificeren als
“een derde”als bedoeld in de vaststellingsovereenkomst), zij nooit de vaststellingsovereenkomst zouden hebben gesloten, althans zeker niet onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde prijs. Volgens Tradincor c.s. is sprake van bedrog, misbruik van omstandigheden, althans dwaling. Verder heeft [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 2] , aldus Tradincor c.s., tijdens de onderhandelingen toegezegd, dat de aandelen van Phonotech pas verkocht zouden worden als ze in de markt tenminste € 5.000.000,00 zouden opbrengen. Aangezien de aandelen thans verkocht zijn voor (het volstrekt afwijkende bedrag van) € 253.100,- zijn Tradincor c.s. een forse nabetaling misgelopen, althans is Luxma aan die verplichting ontkomen. Het kan daarom niet anders dan dat sprake was van een vooropgezet plan waarbij [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 2] misbruik heeft gemaakt van de persoonlijke situatie (burn-out) van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident sub 2] . Dit handelen van [gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident sub 2] moet als onrechtmatig worden gekwalificeerd, aldus Tradincor c.s.
3.3.
In het licht van voorgaande stellingen hebben Tradincor c.s. de hiervoor onder 3.1. genoemde voorlopige voorzieningen gevorderd. Aan de gevorderde voorziening onder A. leggen Tradincor c.s. ten grondslag dat Luxma c.s. op grond van artikel 5 lid 1 van de vaststellingsovereenkomst verplicht zijn om verificatoire stukken ter zake van de verkoop aan een derde aan Tradincor c.s. te verstrekken. Daarnaast beroepen Tradincor c.s. zich op artikel 843a Rv. Verder betwisten Tradincor c.s. dat de overeengekomen verkoopprijs van € 253.100,- de reële waarde van de aandelen vertegenwoordigt, reden waarom zij vorderen dat aan een deskundige opdracht zal worden gegeven een waardebepaling uit te voeren (gevorderde voorziening onder B).
3.4.
Gedaagden voeren verweer tegen de vorderingen in het incident, waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Tradincor c.s. hebben de incidentele vorderingen ingesteld als (het treffen van) een voorlopige voorziening. Op grond van artikel 223 Rv kan tijdens een aanhangig geding iedere partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering. Voorts moeten Tradincor c.s. voldoende belang hebben bij de voorlopige voorziening, in die zin dat niet van hen gevergd kan worden dat zij de afloop van de hoofdzaak afwachten.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de gevorderde voorlopige voorzieningen samenhangen met de vordering(en) in de hoofdzaak, waarin Tradincor c.s. onder meer hebben gevorderd te verklaren voor recht dat hen wegens bedrog en/of misbruik van omstandigheden en/of dwaling een beroep op vernietiging van de vaststellingsovereenkomst toekomt en het als gevolg daarvan ontstane nadeel voor Tradincor c.s. op te heffen, alsmede gedaagden te veroordelen aan Tradincor c.s. te betalen een schadevergoeding van (primair) € 2.500.000,-. De rechtbank oordeelt verder per gevorderde voorziening als volgt.
De incidentele vordering tot overlegging van (verificatoire) bescheiden
4.3.
Met Luxma c.s. is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot afgifte van bepaalde stukken zich niet leent om als voorlopige voorziening te worden gevorderd, nu deze vordering niet kwalificeert als een ordemaatregel voor de duur van het geding.
4.4.
Weliswaar hebben Tradincor c.s. – in het kader van de subsidiair aangevoerde grondslag (artikel 843a Rv) en op grond van artikel 5 lid 1 van de vaststellingsovereenkomst – recht op verificatoire bescheiden bij een verkoop aan een derde, maar in het licht van die bepaling gaat het dan voornamelijk om stukken waaruit de verkoopopbrengst van de aandelen in Phonotech kan blijken. Naar het oordeel van de rechtbank hebben Luxma c.s. die stukken, alsook aanvullende stukken, bij de conclusie van antwoord in incident reeds in de procedure gebracht. Luxma c.s. hebben immers de koopovereenkomst en de notariële akte als productie 25 en 26 overgelegd, alsook de door [naam 4] opgestelde (half)jaarcijfers en een door Conatum Bedrijfsadvies B.V. (hierna: Conatum) opgesteld waarderingsrapport van Phonotech (bijlage 2 en 3 bij productie 25 van Luxma c.s.), waarmee de vraag welke externe partijen bij de verkoop betrokken waren, ook al is beantwoord. Gebleken is verder dat Tradincor c.s. reeds in 2020 de mogelijkheid is geboden om deze stukken ten kantore van de advocaat van Luxma c.s. in te zien, van welke mogelijkheid door Tradincor c.s. geen gebruik is gemaakt.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben Luxma c.s. daarom al aan de vordering van Tradincor c.s. onder A. voldaan, zodat Tradincor c.s. bij die stand van zaken geen belang meer hebben bij deze vordering. Zij zal derhalve worden afgewezen.
De incidentele vordering tot het aanwijzen en benoemen van een getuige-deskundige
4.6.
Het tweede verzoek van Tradincor c.s. strekt tot benoeming van een deskundige door de rechtbank. Daaraan leggen zij ten grondslag dat, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van Tradincor c.s., vooruitlopend op de situatie dat de vorderingen op Luxma c.s. niet toegewezen zouden worden, Tradincor c.s. reeds in de gelegenheid wordt gesteld om een tegenonderzoek c.q. eigen onderzoek te laten uitvoeren naar de waarde van de (aandelen van de) verkochte onderneming. Het te verrichten (tegen)onderzoek dient als second opinion ten opzichte van de waardebepaling van Conatum, aldus Tradincor c.s.
4.7.
Deze vordering kan niet bij wijze van een voorlopige voorziening worden ingesteld. Tradincor c.s. willen de resultaten van het deskundigenonderzoek (kennelijk) gebruiken om hun vorderingen in de hoofdzaak nader te onderbouwen en/of te concretiseren. Daarmee hebben zij bedoeld om een voorlopig deskundigenbericht te verzoeken. Een voorlopig deskundigenbericht is immers bedoeld om een partij in de gelegenheid te stellen om (meer) zekerheid te krijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden, zodat zij kan beoordelen of het raadzaam is om de procedure voort te zetten. Naar het oordeel van de rechtbank kan het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht in de onderhavige procedure wel als een incidentele vordering aan de rechtbank worden voorgelegd. Hoewel het Nederlandse recht niet een specifieke incidentele vordering ex artikel 194 Rv kent en de wet in artikel 202 Rv weliswaar spreekt van een ‘verzoek’ tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht, biedt de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten voor de gedachte dat de wetgever daarmee heeft beoogd om uitsluitend de verzoekschriftprocedure aan te wijzen. De tekst van artikel 202 Rv staat daarom niet in de weg aan een incidentele vordering tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht. Een dergelijk verzoek ex artikel 194 Rv is bovendien vormvrij en de rechtbank is van oordeel dat de aard en strekking van dit verzoek meebrengen dat Tradincor c.s. in hun vordering kunnen worden ontvangen. Ten slotte kan het om proceseconomische redenen wenselijk zijn dat een voorlopig deskundigenbericht ook in incident in de hoofdzaak kan worden gevorderd.
4.8.
Trandincor c.s. voeren verschillende argumenten aan ter onderbouwing van hun standpunt dat de reeds uitgevoerde waardering van de aandelen niet onafhankelijk en niet deugdelijk is. Luxma c.s. betwisten deze stelling gemotiveerd. Doorslaggevend is hier echter het antwoord op de vraag of de strekking van de vordering meebrengt dat de rechter op de betreffende vordering eerst en vooraf dient te beslissen. Trandincor c.s. stellen er belang bij te hebben dat een onafhankelijke deskundige wordt benoemd, maar zij hebben niet, althans onvoldoende toegelicht waarom de benoeming van een deskundige nu, derhalve voorafgaand aan de (mondelinge) behandeling in de hoofdzaak, dient te geschieden. Daarbij lijkt deze vordering ook voorwaardelijk te zijn ingesteld, namelijk voor het geval de rechtbank de vorderingen op Luxma c.s. niet zou toewijzen, waarbij Tradincor c.s. in feite al vooruitlopen op de beslissing in de hoofdzaak. Om voornoemde redenen ziet de rechtbank aanleiding de beslissing op dit verzoek van Trandincor c.s. dan ook aan te houden. Dit verzoek zal mede onderdeel uitmaken van het debat bij gelegenheid van de mondelinge behandeling, welke mondelinge behandeling nog moet worden ingepland.
De incidentele vordering tot het betalen van een voorschot
4.9.
Het derde en laatste onderdeel van de vorderingen van Trandincor c.s. strekt tot veroordeling van Luxma c.s. tot het betalen van een voorschot van € 500.000,- op de geleden schade, althans een voorschot op het (doen) opheffen van het nadeel als gevolg van de feiten en omstandigheden die vernietiging van de vaststellingsovereenkomst zouden rechtvaardigen.
4.10.
Tradincor c.s. hebben deze vordering echter in het geheel niet toegelicht in het lichaam van de dagvaarding, zodat de gevraagde voorziening reeds om die reden zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.11.
Tradincor c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van het incident, aan de zijde van Luxma c.s. gevallen en tot vandaag begroot op € 3.413,-. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
in de hoofdzaak
4.12.
Het is de rechtbank gebleken dat Luxma c.s. reeds op 23 augustus 2023 een conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft genomen. De rechtbank heeft aanleiding gezien om een mondelinge behandeling te bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.13.
De rechtbank zal de zaak dan ook naar de rol van 11 oktober 2023 verwijzen voor opnieuw opgave verhinderdata van beide partijen over de periode april 2024 tot en met juli 2024, nu aan de hand van de reeds door partijen opgegeven verhinderdata een mondelinge behandeling niet gepland kon worden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
houdt de beslissing op de vordering tot het aanwijzen en benoemen van een deskundige aan,
5.2.
veroordeelt Tradincor B.V. c.s. hoofdelijk in de kosten van het incident, aan de zijde van Luxma c.s. tot op heden begroot op € 3.414,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
5.5.
verwijst de zaak naar de rol van
11 oktober 2023verwijzen voor opgave verhinderdata van beide partijen over de periode april 2024 tot en met juli 2024,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023. [1]

Voetnoten

1.type: RJ