In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen erfgenamen over de nalatenschap van mevrouw [erflaatster], die op [overlijdensdatum] is overleden. De erfgenamen, zijnde de kinderen van erflaatster, hebben de nalatenschap allen zuiver aanvaard. De eiser, aangeduid als [eiser], heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is. De eiser stelt dat [gedaagde sub 1] tijdens haar beheer over de bankrekeningen van erflaatster financiële handelingen heeft verricht ten behoeve van zichzelf, wat niet de bedoeling van erflaatster kan zijn geweest. Na een vermindering van eis refereert [gedaagde sub 1] zich aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de vordering met betrekking tot sieraden.
De rechtbank heeft op 27 september 2023 vonnis gewezen. In dit vonnis is vastgesteld dat de nalatenschap van erflaatster bestaat uit € 10.000,-, die door [gedaagde sub 1] aan de boedel moet worden voldaan. Daarnaast is bepaald dat ieder van de erfgenamen recht heeft op een bedrag van € 2.500,00 ter zake de verdeling van dit bedrag. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de nalatenschap verder bestaat uit twee ringen en een horloge, die getaxeerd moeten worden en waarvan de opbrengst onder de erfgenamen verdeeld zal worden. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van erfgenamen en de noodzaak om de nalatenschap op een eerlijke en transparante manier te verdelen, waarbij de intenties van de overledene gerespecteerd dienen te worden.