ECLI:NL:RBLIM:2023:5865

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
ROE 23/2038
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen sluiting van woning op grond van Opiumwet met nadruk op persoonlijke omstandigheden van verzoekster

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.G.J. Geerlings, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Roermond, dat haar woning voor een maand gesloten zou worden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had deze maatregel opgelegd na het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid hennep in de woning, die eigendom is van de Stichting Wonen Zuid. Verzoekster betwist de noodzaak en evenredigheid van de sluiting, vooral gezien haar persoonlijke omstandigheden, waaronder ernstige psychische klachten en de impact van de sluiting op haar woon- en leefsituatie.

De voorzieningenrechter heeft op 29 september 2023 geoordeeld dat de sluiting van de woning noodzakelijk was, gezien de ernst van de overtreding. Echter, de rechter heeft ook de persoonlijke omstandigheden van verzoekster in overweging genomen, zoals haar aanstaande groepstherapie en de gevolgen van dakloosheid. De voorzieningenrechter concludeert dat de nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoekster zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester bij de sluiting. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de woning voorlopig open mag blijven. De burgemeester wordt ook veroordeeld tot het vergoeden van griffierecht en proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2038

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 september 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G.G.J. Geerlings),
en

de Burgemeester van de gemeente Roermond

(gemachtigden: A. Aug en F. Setoe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 29 augustus 2023 (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoekster is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat zij met ingang van 4 september 2023 de flat gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) moeten sluiten en voor een maand gesloten moet houden.
2. Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank telefonisch laten weten het besluit te schorsen tot de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, indien is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste is voldaan, nu verzoekster een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit ten aanzien waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen.
7. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen dan heeft verzoekster gedurende een maand geen toegang tot de woning.
Relevante feiten en omstandigheden
8. De voorzieningenrechter dient zich een voorlopig oordeel te vormen over de rechtmatigheid van het besluit tot sluiting van de woning. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende feiten van belang.
9. De woning is eigendom van de Stichting Wonen Zuid te Roermond en bevindt zich op de 12e verdieping. Huurder van het pand is verzoekster. Verzoekster staat sinds 13 december 2022 ingeschreven op het adres van de woning. Op 28 april 2023 werd door de Koninklijke Marechaussee ter aanhouding van [naam] (hierna: [naam] ), de toenmalige vriend van verzoekster, binnengetreden in de woning. In de bestuurlijke rapportage van 5 juni 2023 staat dat er in de woonkamer, keuken, gang, slaapkamer 1 en in de bergingsruimte onder de woning in het totaal 6 kilo (bruto gewicht) aan hennep werd aangetroffen. Daarnaast zijn er attributen aangetroffen die te relateren zijn aan drugshandel.
10. Op grond van deze bevindingen heeft de burgemeester geconcludeerd dat er een handelshoeveelheid softdrugs in het pand aanwezig was. De burgemeester heeft op
13 juli 2023 verzoekster laten weten dat hij het voornemen heeft om de woning te sluiten. Verzoekster heeft een zienswijzegesprek gehad op 24 juli 2023.
11. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om de woning te sluiten voor de duur van een maand. De burgemeester acht sluiting van het pand noodzakelijk om het pand uit het drugscircuit te halen en zo herhaling van de overtreding te voorkomen. Er zijn geen redenen om de sluiting onevenredig te achten, volgens de burgemeester.
12. Verzoekster betwist in essentie de noodzaak en de evenredigheid van de maatregel om tot sluiting over te gaan. Verzoekster heeft aangegeven dat de hennep niet van haar maar van [naam] was; hij gebruikte de woning als opslag voor drugs. Door verzoekster is meermaals aan [naam] verzocht om de drugs uit de woning te verwijderen waaraan door hem geen gehoor werd gegeven. Verzoekster was gezien haar medische situatie en ervaringen in het verleden niet in staat om de relatie te beëindigen en [naam] uit de woning te krijgen. Kort na de politie-inval heeft verzoekster hulp gezocht bij Veilig Thuis om te bewerkstelligen dat [naam] de woning zou verlaten. Ten tijde van het bestreden besluit waren al vier maanden verstreken sinds de laatste feiten en omstandigheden en was van (drugs)overlast geen sprake meer. De sluiting is daarom disproportioneel. Haar persoonlijke omstandigheden zouden reden moeten zijn om tot een andere afweging te komen, zeker nu het beleid de mogelijkheid biedt om tot een waarschuwing over te gaan. Het sluiten van de woning zal voor grote persoonlijke problemen zorgen. Ten eerste zal de verhuurder tot een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst over gaan waarmee verzoekster dakloos wordt en zij op een zwarte lijst komt te staan en de komende vijf jaar geen aanspraak kan maken op een huurwoning in de sociale sector. Verder wordt een schuldenoverzicht overgelegd, afkomstig van de bewindvoerder. Gelet op haar financiële situatie is het voor verzoekster onmogelijk om in de particuliere sector aanspraak te maken op vervangende huisvesting. Ook loopt verzoekster een kans om haar uitkering van het Uwv te verliezen op het moment dat zij geen inschrijfadres meer in Roermond heeft. Verder is onvoldoende rekening gehouden met de psychische problematiek van verzoekster. Ter onderbouwing hiervan is een brief overgelegd van IJ.W. Meessen-Starmans, verpleegkundig specialis GGZ en M. Herberigs, psychiatrisch verpleegkundige en tevens een afsprakenkaart voor groepstherapie, startend op 2 oktober 2023. Deze sessies staan wekelijks gepland tot half maart 2024. Aangegeven wordt dat de psychische problematiek de reden geweest is waarom verzoekster geen weerstand kon bieden tegen het handelen van haar ex-partner in de woning. Verder is van belang dat, als zij haar woning kwijt zal raken, haar behandelingen geen doorgang kunnen vinden, omdat zij ingeschreven moet staan in Roermond om voor deze behandeling in aanmerking te komen. Zij heeft negen maanden op een wachtlijst gestaan om nu te kunnen starten met de groepstherapie. Gelet op haar kwetsbare positie is de instelling MOVEOO niet voor haar geschikt om tijdelijk te verblijven.
13. De voorzieningenrechter komt tot het volgende voorlopig oordeel.
14. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs, die niet in geding is, is de rechtbank van oordeel dat verweerder bevoegd was de woning te sluiten. Die bevoegdheid is door verzoekster ook niet weersproken. De gronden van verzoekster zijn uitsluitend gericht op de noodzaak en de evenredigheid van de sluiting.
De noodzaak van de sluiting
15. Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt.
15.1.
Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre de sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Hierbij spelen factoren als de soort en hoeveelheid aangetroffen drugs, een recidivesituatie of de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk een rol. Mede van belang is of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld.
16. De voorzieningenrechter acht de noodzaak van sluiting van de woning aanwezig. Op grond van de aangetroffen hoeveelheid hennep heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat er sprake is van een ernstig geval. Er is een sterke aanwijzing voor feitelijke drugshandel vanuit de woning, gelet op de grote hoeveelheid drugs die aangetroffen is in de woning. Daarnaast zijn er attributen aangetroffen die te relateren zijn aan drugshandel: (heggen)schaar met hennepresten en (vacuüm) sealbags en ander verpakkingsmateriaal. Hierdoor is het aannemelijk dat de woning een rol heeft vervuld binnen de keten van drugshandel. Uitgangspunt van de Afdeling bestuursrechtsrechtspraak van de Raad van State is verder dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van de drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [1] Verder heeft verweerder zich onweersproken op het standpunt gesteld dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt en dat er in het recente verleden in de nabije omgeving van de woning meerder malen soft- en harddrugs zijn gevonden door de politie. Ook dat maakt de noodzaak van sluiting van de woning groter. Verweerders standpunt dat er een reëel risico op herhaling is, omdat het verzoekster niet gelukt is de (ex-)partner en/of derden die de woning als opslag- en handelsplaats voor hennep gebruikten, de toegang te weigeren, acht de voorzieningenrechter voldoende onderbouwd. Verzoekster heeft weliswaar op zitting te kennen gegeven geen contact meer te hebben met [naam] , maar dat haar kwetsbaarheid (het onvermogen om anderen toegang te ontzeggen tot de woning) is veranderd is niet gesteld of gebleken. Het tijdverloop sinds het aantreffen van de drugs (vier maanden ten tijde van het bestreden besluit) doet aan die noodzaak van de sluiting niet af.
Evenredigheid
17. Verzoekster voert aan dat de woningsluiting van een maand niet evenredig is.
17.1.
Als de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, moet hij zich ervan vergewissen dat de sluiting ook evenredig is. Bij de beoordeling van de evenredigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning en nadelige gevolgen van de sluiting voor de aangeschreven persoon. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenredig.
17.2.
De voorzieningenrechter onderschrijft verweerders standpunt dat verzoekster, als bewoner van de woning, verantwoordelijk is voor wat er in de woning gebeurt en/of aanwezig is. Verzoekster was ook op de hoogte van wat er zich in de woning afspeelde. Verweerder gaat er vanuit dat verzoekster weerstand kon bieden aan [naam] en de gevolgen van haar handelen kon overzien, omdat uit de medische informatie niet blijkt dat zij daartoe niet in staat was. De voorzieningenrechter acht dat standpunt onvoldoende gemotiveerd. Dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid, zoals door verzoekster gesteld, acht de voorzieningenrechter niet uitgesloten. Uit de medische informatie (zie hierna in rechtsoverweging 17.6.2) blijkt namelijk dat verzoekster kampt met onder meer complexe psychiatrische multiproblematiek en dat Veilig Thuis is ingeschakeld in verband met huiselijk geweld. Het standpunt dat verzoekster in staat was weerstand te bieden tegen [naam] behoeft daarom nadere motivering.
17.3.
Van een bijzondere binding met de woning is niet gebleken, overigens is dit ook niet betoogd.
17.4.
Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoner niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden. Ook moet betekenis worden toegekend aan de vraag of de bewoner door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij woningbouwcorporaties, als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio. Dit hoeft zich echter niet zonder meer tegen sluiting te verzetten, bijvoorbeeld niet als de betrokkenen een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt of gezien de ernst van de overtreding.
17.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment rekening mee moet worden gehouden dat de nadelige gevolgen van sluiting van de woning voor verzoekster zeer groot zijn. Zij zal hieronder motiveren hoe zij tot dit oordeel komt.
17.6.
Verzoekster stelt dat zij haar woning (permanent) zal verliezen wanneer deze wordt gesloten, omdat de huurovereenkomst dan buitengerechtelijk zal worden ontbonden en dat ze op een zwarte lijst zal worden geplaatst. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom dit niet aannemelijk is. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontbinding van de huurovereenkomst het gevolg is van het hebben van drugs in de woning, niet van de sluiting van de woning. In algemene zin kan verweerder in dat standpunt worden gevolgd. Het hebben van drugs in de woning is doorgaans immers in strijd met de huurovereenkomst en kan daarom reden zijn voor de verhuurder om de huurovereenkomst (gerechtelijk) te (doen) ontbinden. Ter zitting is echter namens verzoekster betoogd dat wanneer de woning niet gesloten zal worden door de burgemeester de ontbinding van de huurovereenkomst via een gerechtelijke procedure bij de kantonrechter zal verlopen, waarbij ook de persoonlijke omstandigheden voor verzoekster zullen worden afgewogen en er een gerede kans is dat de huurovereenkomst niet zal worden ontbonden. Verweerder heeft dat niet weersproken. Bij deze stand van zaken acht de voorzieningenrechter het standpunt van verweerder dat het (permanente) verlies van de woning geen (mee te wegen) nadelig gevolg van de sluiting is onvoldoende gemotiveerd. Ook aan de plaatsing op een zwarte lijst komt daarom gewicht toe.
17.6.1.
Gelet op het voorgaande moet ook de omstandigheid dat verzoekster haar (groeps)therapie niet kan starten en/of afronden als een nadelig gevolg van de sluiting worden betrokken bij de beoordeling van de evenredigheid. Hiervoor heeft de voorzieningenrechter immers geoordeeld dat onvoldoende gemotiveerd is dat het (permanente) verlies van de woning geen nadelig gevolg van de sluiting is. Ter zitting is verder toegelicht dat verzoekster de therapie die op 2 oktober 2023 start alleen kan volgen als ze in Roermond woonachtig is. Dat heeft verweerder niet weersproken. Bij de huidige stand van zaken gaat de voorzieningenrechter er daarom van uit dat verzoekster de therapie niet kan volgen als de woning wordt gesloten. De voorzieningenrechter licht hierna toe waarom aan die omstandigheid groot gewicht toekomt.
17.6.2.
Ter onderbouwing van de bijzondere situatie is een brief overgelegd van de verpleegkundig specialist GGZ en psychiatrisch verpleegkundige. Daarin wordt vermeld dat verzoekster door de huisarts aangemeld is bij MET GGZ te Roermond in verband met complexe psychiatrische multiproblematiek, stemmings- en angstproblematiek, bij complexe ptss in verband met huiselijk geweld, met mogelijk onderliggend borderline persoonlijkheidsstoornis en dwangsmatigepersoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van angstklachten, stemmingsklachten, slecht slapen, nachtmerries, agressie, slecht eten, weinig energie, snel overprikkeld zijn, veel spanning en een passieve doodswens zonder plannen. Onderhoudend zijn ongunstige psychosociale factoren, waaronder woonproblemen doordat de ex-vriend bij verzoekster woonde en financiële problemen. Beschermende factoren zijn het vooruitzicht op behandeling en hiermee op verbetering van leven. Er is sprake van geen/onbetrouwbaar steunsysteem. Er was sprake van agressie in de partnerrelatie waarvoor Veilig Thuis betrokken is. Er is ook sprake van automutilatie middels haarzelf de adem ontnemen en/of het hoofd tegen de muur bonken. Er is geen sprake van acute suïcidaliteit maar er is wel sprake van doodsgedachten. Verzoekster gaat 2 oktober as. starten met wekelijkse groepssessies tot maart 2024. Daarvoor heeft zij negen maanden op de wachtlijst gestaan.
17.6.3.
De voorzieningenrechter acht de psychische situatie van verzoekster zodanig ernstig dat het niet kunnen volgen van de therapie een ernstig nadelig gevolg van sluiting van de woning is. Van belang daarbij acht de voorzieningenrechter dat verzoekster op zeer korte termijn met de therapie kan starten, dat ze daar al negen maanden op wacht en dat deze therapie als een beschermende factoren wordt genoemd door de verpleegkundig specialist GGZ en psychiatrisch verpleegkundige.
17.7.
Gelet op al het voorgaande, laat de voorzieningenrechter het belang van verzoekster bij het kunnen wonen in haar woning zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester bij de onmiddellijke sluiting van de woning.

Conclusie en gevolgen

18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat verzoeksters woning voorlopig open mag blijven. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.M. Horsten-Kuijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
29 september 2023
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 september 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2019:2912.