In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.G.J. Geerlings, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Roermond, dat haar woning voor een maand gesloten zou worden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had deze maatregel opgelegd na het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid hennep in de woning, die eigendom is van de Stichting Wonen Zuid. Verzoekster betwist de noodzaak en evenredigheid van de sluiting, vooral gezien haar persoonlijke omstandigheden, waaronder ernstige psychische klachten en de impact van de sluiting op haar woon- en leefsituatie.
De voorzieningenrechter heeft op 29 september 2023 geoordeeld dat de sluiting van de woning noodzakelijk was, gezien de ernst van de overtreding. Echter, de rechter heeft ook de persoonlijke omstandigheden van verzoekster in overweging genomen, zoals haar aanstaande groepstherapie en de gevolgen van dakloosheid. De voorzieningenrechter concludeert dat de nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoekster zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester bij de sluiting. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de woning voorlopig open mag blijven. De burgemeester wordt ook veroordeeld tot het vergoeden van griffierecht en proceskosten aan verzoekster.