ECLI:NL:RBLIM:2023:571

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
ROE 22/2765
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake kapvergunning bomen in Geleen

Op 25 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die bezwaar had gemaakt tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor het kappen van bomen in de Kummenaedestraat 45 te Geleen, in verband met de vernieuwbouw van sportpark Glanerbrook. De verzoeker stelde dat de kap van de bomen negatieve gevolgen zou hebben voor zijn woon- en leefklimaat. Tijdens de zitting op 18 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de dichtstbijzijnde bomen zich op een afstand van ongeveer 215 meter van de woning van de verzoeker bevinden, en dat er slechts beperkt zicht is op deze bomen door de aanwezigheid van een talud van circa 4 meter hoog. De voorzieningenrechter oordeelde dat deze afstand en het beperkte zicht onvoldoende zijn om de verzoeker als belanghebbende aan te merken in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter concludeerde dat de ruimtelijke uitstraling van de kap en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van de verzoeker te beperkt zijn om aan te nemen dat hij gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van de verleende kapvergunning. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2765

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 januari 2023

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.L. Stoop).
Als derde-partij (vergunninghouder) heeft aan het geding deelgenomen: de gemeente Sittard-Geleen
(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 21 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder vergunninghouder een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het kappen van bomen in de Kummenaedestraat 45 te Geleen in verband met vernieuwbouw van sportpark Glanerbrook.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023. Verzoeker is verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. [naam gemachtigde 2] . Namens vergunninghouder is verschenen zijn gemachtigde.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Inleiding.
1. In artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de rechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter concludeert dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoeker een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisende belang bij het onderhavige verzoek genoegzaam is aangetoond. Daartoe overweegt zij dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat het voornemen bestaat om het merendeel van de bomen nog deze maand te kappen.
Is verzoeker belanghebbende bij het primaire besluit ?
3. Voordat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil dient zij na te gaan of verzoeker kan worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb bij onderhavig besluit.
3.1.
Ingevolge artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4. Op grond van vaste jurisprudentie [1] is degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon- of leefsituatie van iemand zijn, kijkt de voorzieningenrechter naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en (eventuele) milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat. De voorzieningenrechter bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang.
5. De voorzieningenrechter heeft ter zitting vastgesteld dat de afstand tussen de woning van verzoeker en de dichtstbijzijnde groep te kappen bomen ongeveer 215 meter bedraagt. Voorts heeft de voorzieningenrechter ter zitting vastgesteld dat verzoeker vanuit zijn woning en tuin slechts een beperkt zich heeft op de te kappen bomen vanwege de aanwezigheid van een circa 4 meter hoog talud, dat zich tussen de te kappen bomen en de woning van verzoeker bevindt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze afstand te groot en het zicht te beperkt om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Over de stelling van verzoeker dat de gevolgen voor hem ook zijn gelegen in de aantasting van zijn leefomgeving (minder wandelgebied en minder goede luchtkwaliteit) overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Verzoeker heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kap van de 133 bomen in kwestie gevolgen van enige betekenis zal hebben voor de luchtkwaliteit bij zijn woning. Hierbij is, afgezien van de afstand tot de bomen, van belang dat aan de vergunning het voorschrift is verbonden dat 67 bomen dienen te worden herplant zodat slechts een relatief beperkt aantal bomen definitief zal verdwijnen. Het feit dat verzoeker veel wandelt ter plaatse van de te kappen bomen, is een situatie die alle omwonenden treft en leidt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, voor verzoeker niet tot een persoonlijk geraakt belang waarin hij zich onderscheidt van anderen.
6. Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ruimtelijke uitstraling van de kap van de bomen en de gevolgen daarvan op verzoekers woon- en leefklimaat te beperkt zijn om aan te nemen dat hij gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van de verleende kapvergunning (omgevingsvergunning). Dit betekent dat verzoeker niet als belanghebbende bij het primaire besluit kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
Conclusie
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
De griffier is verhinderd te ondertekenen voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 januari 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2022:1832.