ECLI:NL:RBLIM:2023:5698

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
C/03/305578 HA ZA 22-247
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis na verwijzing ex artikel 438 Rv inzake betalingsbevel tussen SMETS FOOD TRADING B.V. en RO.GR.AN S.R.L.

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen SMETS FOOD TRADING B.V. en RO.GR.AN S.R.L. Het betreft een vonnis na verwijzing ex artikel 438 Rv, waarin de rechtbank oordeelt over de executie van een Italiaans betalingsbevel. De eisende partij, SMETS FOOD TRADING B.V., heeft Rogran in kort geding gedagvaard, waarna de voorzieningenrechter de zaak naar de rechtbank heeft verwezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Italiaanse betalingsbevel op juiste wijze is betekend, ondanks de weigering van de schuldenaar om de stukken in ontvangst te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de executie van het betalingsbevel niet in strijd is met de Europese regelgeving en dat er geen sprake is van misbruik van recht, behalve voor zover het bedrag dat Rogran probeert te incasseren de hoofdsom en kosten overschrijdt. De rechtbank heeft Rogran verboden om het betalingsbevel te executeren voor bedragen die boven een bepaald maximum uitkomen, en heeft Rogran veroordeeld in de proceskosten van SMETS. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/305578 / HA ZA 22-247
Vonnis na verwijzing ex artikel 438 Rv van 20 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
SMETS FOOD TRADING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Geleen,
eisende partij,
advocaat: mr. A.L. Stegeman te Heerlen,
tegen
de vennootschap naar Italiaans recht
RO.GR.AN S.R.L.,
gevestigd en kantoorhoudende te Parabita (Lecce) (Italië),
gedaagde partij,
advocaat: mr. R. de Falco te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Smets en Rogran genoemd worden.

1.De verdere procedure

1.1.
Smets had Rogran in kort geding gedagvaard (zaaknummer C/03/303978 / KG ZA 22-126). De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 24 mei 2022 in die zaak (blijkens het dictum) artikel 438 lid 3 Rv (bedoeld zal zijn artikel 438 lid 4 Rv) toegepast en de zaak naar de rechtbank verwezen. Tegen het vonnis in kort geding van 24 mei 2022 is geen hoger beroep ingesteld.
1.2.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de conclusie na verwijzing tevens akte wijziging van eis met de producties 1 t/m 7
- de conclusie van antwoord na verwijzing met de producties 1 t/m 3
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 juni 2023
- de spreekaantekeningen van Smets
- de op de mondelinge behandeling gemaakte kopieën van de originele enveloppe en inhoud (stukken) als genoemd bij randnummer 50, laatste alinea, van de conclusie van antwoord na verwijzing.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De (aanvullende) feiten

2.1.
Het kort geding tussen partijen was ingeleid door een dagvaarding (hierna: dagvaarding), die als productie 2 bij conclusie na verwijzing was gevoegd en waarnaar in dit vonnis na verwijzing wordt verwezen.
2.2.
Smets, gevestigd in Nederland, en Rogran, gevestigd in Italië, kochten en verkochten over en weer groente en fruit van en aan elkaar. Betaling vond plaats hetzij door overmaking van gelden van de ene naar de andere partij, hetzij door verrekening van vorderingen over en weer. In 2019 ontstond onenigheid tussen partijen. Daarna is de handelsrelatie tussen partijen beëindigd.
2.3.
De onderneming van Smets was vanaf 17 april 2013 tot ongeveer 1 juli 2022 gevestigd aan de Vouersweg 95 te (6161 AG) Geleen. Het bedrijfspand bestond uit een kantoor en een loods, elk met een eigen toegangsdeur. Beide deuren werden - indien aanwezig - opengedaan door de directeur, dan wel een van de medewerkers, van Smets. Per 1 juni 2022 is Smets verhuisd naar een ander pand.
2.4.
Op 4 december 2019 heeft Smets een bedrag van € 1.583,37 voldaan op de bankrekening van Rogran met de omschrijving “
338/2019 401/2019 commission invoices until INV190 3584 1741.63eu” (bankafschrift, productie 6, bladzijde 2 bij dagvaarding). Eveneens op 4 december 2019 heeft Smets een e-mail naar Rogran gestuurd, met – voor zover in deze zaak van belang – de volgende inhoud:

We want to inform you that we paid € 1583.37 for your invoice 338/2019 and 401/2019/We settled this invoice with your outstanding Smets Food Trading invoice for the total amount of € 1741,63.
2.5.
Op 18 maart 2020 heeft Rogran bij de rechtbank van Lecce (Tribunale Ordinario die Lecce), Italië, een verzoek ingediend om betaling te krijgen van een aantal facturen die volgens Rogran niet door Smets zijn betaald. De facturen dateren van 5 april 2019 tot en met 5 augustus 2019 en bedragen in totaal € 17.831,50. Het verzoek is (vertaald, productie 4 bij dagvaarding) als volgt geformuleerd:

de betaling ten gunste van het bedrag van € 17.831,50 plus rente eist – tegen een tarief van 12% boven de huidige voornaamste rentetarief van de Europese Centrale Bank – met de respectievelijke vervaldag van elke factuur naar de werkelijke voldoening, naast de kosten en vergoedingen van deze procedure op grond van ministerieel besluit nr. 55/2014”.
2.6.
Op 17 juni 2020 heeft de Italiaanse rechtbank een “decreto ingiuntivo telematico” afgegeven (productie 2 bij dagvaarding). In de vertaling van dit Italiaanse elektronisch betalingsbevel (productie 3 bij dagvaarding, hierna: Italiaans betalingsbevel) is onder andere te lezen dat Smets, binnen veertig dagen na kennisgeving van het Italiaans betalingsbevel, aan Rogran moet betalen:

1. de som van € 17.831,50;
2. rente volgens de vordering;
3. de kosten van deze betalingsbevelprocedure, geliquideerd in € 145,50 voor on kosten en in € 600,00 voor honoraria, meer dan 15 % voor de vergoeding van forfaitaire en bijkomende gerechtskosten.
2.7.
Op 19 juni 2020 heeft Smets een bedrag van € 14.306,50 aan Rogran voldaan (bankafschrift, productie 6, bladzijde 3 bij dagvaarding).
2.8.
Op 28 januari 2021 is door de rechtbank te Lecce inzake het Italiaans betalingsbevel een certificaat ex artikel 53 Brussel I bis-Vo afgegeven (productie 5 in kort geding, pagina 1-4 Rogran). In de vertaling daarvan (productie 5 in kort geding, pagina 5-8 Rogran) zijn de volgende door Smets te betalen bedragen vermeld:

4.6.1.4. Hoofdsom: € 17.831,50=
(…)
4.6.1.5.1. Rente:
(…)
4.6.1.5.1.2.2. percentage 12% BOVEN DE T.U.R. (REFERENTIE-INTERESTVOET) BCE
4.6.1.5.1.2.3. Rente verschuldigd vanaf 5.5.2019 (…)(…)
4.7.3.3.1. Gerechtskosten: € 145,50=
4.7.3.3.2. Honoraria van advocaten: € 1.265,00= + € 50,60= C.A.P. (pensioenfonds advocaten)
4.7.3.3.3. Kosten van betekening en kennisgeving van stukken: € 28,50=[rechtbank: in het origineel staat een bedrag van € 28,05]
4.7.3.3.4. Andere: KOSTEN VERTALING € 1.093,12
4.7.3.4. Overige (graag specificeren): KOSTN REGISTRATIE € 408,75
2.9.
Op 26 februari 2021 heeft de deurwaarder Smets in opdracht van Rogran bevel gedaan om binnen twee dagen aan Rogran te voldoen (productie 1 bij dagvaarding):

Hoofdsom € 17.831,50
Rente tot heden € 3.875,05
Overige kosten € 1.501,87
Kosten betekening € 28,05
Honoraria van advocaten € 1.315,60
Gerechtskosten € 145,50
BTW over belaste kosten €0,00
Totaal te vorderen € 24.697,57
Af: In mindering voldaan €0,00
Saldo van de vordering € 24.697,57
kosten van deze betekening € 99,92
totaal € 24.797,49 inclusief kosten van deze betekening, welk bedrag nog dient te worden verhoogd met de nog te vervallen rente conform titel (…)”.
2.10.
Nadat Rogran de incasso van de vordering op Smets aan de deurwaarder heeft opgedragen, heeft de deurwaarder bij brief van 5 maart 2021 (productie 5b, dagvaarding) Smets aangemaand tot betaling van de “
restant vordering” ad € 10.706,73, namelijk:

Hoofdsom:
Factuur d.d. 5-5-2019:€ 17.831,50
Totaal hoofdsom € 17.831,50
Rente en kosten:
Rente tot heden € 3.875,05
overige kosten € 1.501,87
kosten betekening € 28,05
honoraria van advocaten € 1.315,60
Gerechtskosten
2-3-2021: Informatie Kamer voor Koophandel € 4,61
2-3-2021: Informatie Kamer voor Koophandel € 4,61
26-2-2021: Betekening vonnis € 82,58
23-2-2021: Informatie Kamer voor Koophandel € 4,61
23-2-2021: Gemachtigde salaris € 199,00
BTW over belaste kosten€ 20,25
Totaal rente en kosten€ 7.181,73
Totaal te vorderen € 25.013,23
Af: In mindering voldaan
Datum Ontvangen door Bedrag
5-3-2021 Client€ 14.306,50
Totaal voldaan€ 14.306,50
Restant Vordering € 10.706,73
Laatstgemeld bedrag dient, onverminderd de nog te vervallen rente conform overeenkomst, binnen VIJF DAGEN NA HEDEN te zijn bijgeschreven (…)
2.11.
Op 13 maart 2021 heeft Smets betalingsbewijzen (bankafschriften) naar de deurwaarder gezonden (productie 6 dagvaarding) van de betaling ad € 1.583,37 op 4 december 2019 en ad € 14.306,50 op 19 juni 2020. De deurwaarder heeft bij e-mail van 17 maart 2021 (productie 8 dagvaarding) het volgende aan Smets geschreven:

De door u opgegeven betaling is reeds verwerkt in ons systeem, waarvan u eerder bijgaand sommatie van ons heeft ontvangen.Uit de aan u betekende stukken (uitspraak van de rechter + het gegevenscertificaat) blijkt dat u een hoofdsom verschuldigd was van € 17.831,50.Derhalve staat thans inclusief gemaakte kosten € 10.706,73 open.
Bij e-mail van 19 maart 2021 (productie 10 dagvaarding) bevestigt de deurwaarder dat Smets het bedrag van € 14.306,50 op 19 juni 2020 had voldaan en voegt daaraan toe: “
Thans staat € 10.706,73”. Een berekening was niet bijgevoegd.
2.12.
In een e-mail van 19 maart 2021 (productie 12 dagvaarding) heeft de deurwaarder onder meer het volgende aan Smets geschreven:

Ik zou niet weten wie destijds met de dagvaarding gewegerd heeft. (…) Verder wil ik opmerken dat toen ik bij u op het adres was om het vonnis met daar bijbehorende stukken te betekenen mij ook is verteld dat u elders anders zit en dat hij de huurder is het pand. Deze meneer (verklaarde uw huurder te zijn) wilde ook geen stukken van mij aannemen. Vervolgens heb ik de stukken in gesloten envelop betekend.
2.13.
Bij e-mail van 17 januari 2022 deelt de deurwaarder (zonder berekening) aan (de advocaat van) Smets mede dat het restantbedrag € 9.088,82 bedraagt (productie 13 dagvaarding). De deurwaarder heeft bij e-mail van 19 januari 2022 (productie 14 dagvaarding) de advocaat van Smets de navolgende specificatie van de (restant) vordering doe toekomen:

Hoofdsom € 17.831,50
Proceskosten € 309,96
Betekening € 99,92
Executiekosten € 2.862,26
Rente tot heden€ 3.875,05+
€ 24.978,69
Reeds voldaan€ 15.889,87-
Totaal € 9.088,82
2.14.
Smets heeft bij brief van 31 januari 2022 (productie 15, dagvaarding) – kort
gezegd – betwist dat er nog een vordering bestaat. Bij brief van 24 maart 2022 heeft de deurwaarder medegedeeld de executie niet te zullen staken (productie 16 dagvaarding). Op 7 april 2022 is op verzoek van Rogran executoriaal derdenbeslag ten laste van Smets gelegd (productie 3, derde blad en verder, conclusie na verwijzing).

3.Het geschil

3.1.
Smets vordert – samengevat, na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1.voor recht verklaart dat Rogran niets van Smets te vorderen heeft;
2.Rogran verbiedt om het door de rechtbank van Lecce (Italië) tegen Smets afgegeven betalingsbevel van 17 juni 2020 onder kenmerk 1272/2020 te executeren en/of de executie daarvan voort te zetten, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de executie plaatsvindt, met een maximum van € 25.000,00;
3.Rogran veroordeelt in de kosten vermeerderd met de wettelijke rente.
Smets stelt ter onderbouwing van de vermeerdering van eis (ad. 1) dat – met inachtneming van rechtsoverweging 4.10. van het kortgedingvonnis – vaststaat dat essentiële procedurele gebreken kleven aan het Italiaanse betalingsbevel. Executie daarvan is onrechtmatig, aldus Smets. Smets persisteert bij de eerder door haar gestelde feiten, gronden en vorderingen en stelt – ook op grond daarvan – dat Rogran niets meer van haar te vorderen heeft.
3.2.
Rogran volhardt in haar verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Smets in de proceskosten.
3.3.
Op de (nadere) stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De verdere beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat – anders dan Smets al dan niet subsidiair betoogt – geen sprake is van een Europese Executoriale titel als bedoeld in Verordening (EG) Nr. 805/2004 (hierna: EET-Vo). De titel die Rogran ten uitvoer wil leggen (het Italiaans betalingsbevel), betreft een betalingsbevel naar Italiaans recht dat door de Italiaanse rechter is afgegeven en is voorzien van een certificaat ex artikel 53 EU-verordening nr. 1215/2012 (hierna: Brussel I bis-Vo). Al hetgeen Smets over de vereisten bij de EET-Vo heeft aangevoerd, mist dus feitelijke grondslag.
4.2.
Op grond van artikel 36 jo. 52 van Brussel I bis-Vo worden beslissingen die in een verdragsluitende Staat (zoals Italië) zijn gegeven, in overige verdragsluitende Staten (zoals Nederland) - in beginsel - erkend zonder vorm van proces. Het Italiaans betalingsbevel is door de rechtbank van Lecce (Tribunale Ordinario die Lecce), Italië, gegeven en is, doordat bij die gerechtelijk instantie niet verzet is aangetekend door middel van een dagvaarding die binnen de termijn van dag 50 na de kennisgeving door een verdedigingsadvocaat aan het ministerie moet worden betekend, “definitief afdwingbaar gesteld”. Nadat het uitgevaardigde betalingsbevel definitief afdwingbaar is, vormt het – voor zover relevant – ook een executieve titel voor de kosten in verband met de gerechtelijke procedure, onder voorbehoud van de afgifte van de in artikel 53 van de EU-verordening nr. 1215/2012 (Brussel I bis-Vo) bedoelde certificaat, aldus het Italiaans betalingsbevel. Het certificaat is afgegeven en het Italiaans betalingsbevel vormt dus een titel die geëxecuteerd kan worden. De rechtbank mag niet toetsen of het Italiaans betalingsbevel juist (tot stand) is (gekomen), tenzij zich een uitzonderingsgrond voordoet.
4.3.
De weigeringsgronden voor erkenning van een buitenlandse beslissing zijn opgenomen in artikel 45 Brussel I bis-Vo. Als een weigeringsgrond van toepassing is, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging van zo’n beslissing weigeren (artikel 46 Brussel I bis-Vo). Smets heeft (subsidiair) een beroep gedaan op artikel 45 lid 1 sub b Brussel I bis-Vo, waarin – kort gezegd – is bepaald dat het geding inleidende stuk op de juiste wijze betekend moet zijn. Dat mag de rechtbank toetsen. Die toets leidt niet tot weigering van de erkenning van het Italiaanse betalingsbevel, vanwege het volgende.
4.3.1.
Artikel 2 lid 1 van de (in deze zaak geldende) EG-betekeningsverordening 1393/2007 bepaalt dat elke lidstaat de deurwaarders, autoriteiten of andere personen aanwijst die bevoegd zijn gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken te verzenden ter betekening of kennisgeving in een andere lidstaat. Ingevolge artikel 14 van de EG-betekeningsverordening 1393/2007 kan de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan in een ander lidstaat verblijvende (rechts)personen rechtstreeks door postdiensten doen verrichten bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging of op gelijkwaardige wijze.
4.3.2.
Smets stelt - kort gezegd - dat zij niet (tijdig) van het betalingsbevel, dat bij verstek is gewezen, kennis heeft kunnen nemen, doordat het betalingsbevel niet op de juiste wijze door de deurwaarder is betekend. Smets is daardoor de mogelijkheid onthouden, dan wel onvoldoende gelegenheid geboden, om tijdig een passend rechtsmiddel aan te wenden, aldus Smets. Die stelling van Smets moet, met inachtneming van het gemotiveerde verweer van Rogran, op grond van het navolgende worden verworpen.
4.3.3.
Rogran heeft aangevoerd dat uit de verklaring van de Italiaanse deurwaarder omtrent de betekening per post met de titel ‘Ontvangstbevestiging’ blijkt dat aan Smets een gewaarmerkt afschrift van het betalingsbevel is gezonden, met vertaling en met de vereiste kennisgeving van het recht om te weigeren. De op de mondelinge behandeling door Rogran getoonde sticker van de Italiaanse postbezorgende dienst en resultaatlijst laten zien dat de aan (het adres van) Smets gezonden aangetekende stukken op 22 september 2020 te Italië retour zijn ontvangen. Door de rechtbank te Lecce is inzake het Italiaans betalingsbevel op 28 januari 2021 een certificaat ex artikel 53 Brussel I bis-Vo afgegeven.
4.3.4.
Rogran heeft op de mondelinge behandeling van 27 juni 2023 eveneens met originele stukken aangetoond dat die aangetekende stukken door de postbode aan het bedrijfsadres van Smets zijn aangeboden. Op de tijdens de mondelinge behandeling getoonde originele enveloppe is immers, onder de sticker van PostNL, de postcode 6161 AG te lezen. Smets heeft op de mondelinge behandeling bevestigd dat dit de postcode van het vorige bedrijfsadres van Smets betreft, waar Smets destijds nog gevestigd was. De postbode is dus met de aangetekende stukken bij het bedrijfsadres van Smets geweest en heeft die stukken aldaar aangeboden aan iemand die de toegangsdeur van de loods dan wel het kantoor heeft geopend. Naar de eigen stelling van Smets kan dat alleen haar directeur of een andere medewerker van Smets zijn geweest. De stukken zijn vervolgens, zo is te lezen op de PostNL sticker, geweigerd. De enkele blote stelling van Smets dat noch haar directeur noch een van haar medewerkers de stukken zou hebben geweigerd omdat er een andersluidende instructie is, is onvoldoende onderbouwd, zeker in het licht van de onbetwiste stelling van Rogran dat ook de betekening van “het vonnis” geweigerd werd bij het bedrijfsadres van Smets (zie hiervoor onder 2.12). Smets was toen nog niet verhuisd (zie hiervoor onder 2.3).
4.3.5.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat bovenstaande stukken door de Italiaanse deurwaarder rechtsgeldig zijn betekend, namelijk doordat die deurwaarder die stukken via aangetekende post aan het juiste adres van Smets heeft gezonden en die stukken ook bij het bedrijf van Smets door de postdienst zijn aangeboden, doch door Smets – om haar moverende redenen – zijn geweigerd. Die weigering komt voor rekening en risico van Smets.
4.3.6.
In de enveloppe zat, zoals op de mondelinge behandeling door de rechter is vastgesteld, in ieder geval, de onder 4.3.3. genoemde verklaring van de Italiaanse gerechtsdeurwaarder, het originele verzoekschrift met de vertaling ervan, het “decreto ingiuntivo” met de vertaling ervan en de kennisgeving van het recht om te weigeren (verzet) met de vertaling ervan.
4.3.7.
Smets is gelet hierop zelf debet aan het feit dat zij niet binnen de in het betalingsbevel genoemde termijn, na kennisgeving (tijdig) verzet heeft aangetekend tegen het betalingsbevel.
4.4.
Overigens had ingevolge artikel 650 van het Italiaanse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ook na verloop van die termijn nog verzet kunnen worden ingesteld, binnen tien dagen na de eerste daad van tenuitvoerlegging. De omstandigheid dat ook die termijn onbenut is verlopen komt eveneens voor risico van Smets. Als de betekende stukken al niet zijn ontvangen op 11 september 2020, dan was immers de eerste daad van tenuitvoerlegging de betekening via de Nederlandse deurwaarder op 26 februari 2021. Dat Smets, zoals zij heeft toegelicht, niet op de hoogte was van die (extra) verzet mogelijkheid kan niet aan Rogran worden tegengeworpen. Smets had na 26 februari 2021 actie moeten nemen, teneinde meer duidelijkheid te krijgen over de inhoud en strekking van het betalingsbevel dat al op 11 september 2020 aan Smets was aangeboden en waarvan Smets, door de weigering ervan, geen kennis had genomen.
4.5.
Executie van het betalingsbevel van 27 juni 2020 is derhalve niet in strijd met (Europese) regelgeving als bepaald in artikel 45 lid 1 van de EU-verordening nr. 1215/2012.
Hiervoor is geoordeeld dat Smets geen beroep kan doen op een weigeringsgrond als genoemd in artikel 45 Brussel I bis-Vo. De rechtbank oordeelt daarom niet over de bevoegdheid van de Italiaanse rechter die het Italiaans betalingsbevel heeft uitgevaardigd, noch over de materiële juistheid van het Italiaans betalingsbevel. Wel zal de rechtbank toetsen aan artikel 438 Rv. Naast de weigeringsgronden van artikel 45 Brussel I bis-Vo gelden in iedere lidstaat immers de nationaalrechtelijke gronden voor weigering of schorsing van de tenuitvoerlegging (artikel 47 lid 1 Brussel I bis-Vo). In Nederland zijn dit de gronden die in een executiegeschil op de voet van artikel 438 lid 1 Rv kunnen worden aangevoerd. De rechtbank zal de door Smets in dit kader aangevoerde grond misbruik van bevoegdheid hierna beoordelen.
De executie van het betalingsbevel en de te incasseren bedragen
4.6.
Het Italiaans betalingsbevel vermeldde een hoofdsom van € 17.831,50. Voordat het Italiaans betalingsbevel werd verzocht, had Smets al een bedrag van € 1.583,37 door overmaking op de bankrekening van Rogran betaald. Nadat het betalingsbevel was afgegeven maar het certificaat nog niet, betaalde Smets een bedrag van € 14.306,50 op de bankrekening van Rogran.
4.6.1.
Het Italiaans betalingsbevel werd pas executeerbaar door afgifte van het certificaat. Met het certificaat in de hand, kan Rogran desalniettemin een hoofdsom van € 17.831,50 executeren, terwijl zij had moeten weten dat de hoofdsom in werkelijkheid, zelfs als de betalingen eerst in mindering zouden strekken op de kosten, vervolgens op de rente en daarna pas op de hoofdsom, veel lager was.
4.6.2.
Bij inachtneming van de onbetwiste betaaldata zou de rente per 26 februari 2021 evenredig lager zijn geweest. Door desondanks bij herhaling betaling van de volledige hoofdsom te vorderen, maakt Rogran misbruik van bevoegdheid.
4.6.3.
Evident is dat de rente waarvan de deurwaarder namens Rogran betaling vordert, onjuist is. Want na 26 februari 2021 is de rente niet veranderd, ook niet toen de deurwaarder erkende dat Smets het overgrote deel van de hoofdsom wel al (lang) had betaald. Vast staat wel dát Smets rente verschuldigd is. Daarom zou het te ver gaan om Rogran het recht op het vorderen van rente uit hoofde van het Italiaanse betalingsbevel te verbieden. De rechtbank zal deze evidente omissie voor rekening van Rogran laten komen, in die zin dat de rechtbank hierna met de bekende gegevens zal berekenen welk bedrag Smets eventueel nog verschuldigd is. Daarbij gaat de rechtbank uit van de onweersproken stelling van Rogran dat betalingen eerst op de kosten, dan op de verschenen rente en tot slot pas op de hoofdsom in mindering moeten worden gebracht.
4.6.4.
De rente bedroeg volgens het betekende betalingsbevel van de deurwaarder op 26 februari 2021 “tot heden” € 3.875,05 bij een beweerdelijk openstaande hoofdsom van € 17.831,50. Kennelijk heeft de deurwaarder gemiddeld 11,4% rente per jaar berekend. Een specificatie is echter niet in het geding gebracht, zodat de rechtbank dit percentage op basis van de wel bekende uitgangspunten van de deurwaarder heeft berekend.
4.6.5.
De verrekening waar Smets zich op beroept, kan de rechtbank niet bij de berekening betrekken, omdat dit verweer aan de orde had dienen te komen bij het instellen van een rechtsmiddel tegen het Italiaanse betalingsbevel en de rechtbank dat bevel inhoudelijk niet kan toetsen.
Openstaand
4.7.
Het openstaande bedrag berekent de rechtbank als volgt.
4.7.1.
Smets is veroordeeld om rente te betalen vanaf 5 mei 2019 tot voldoening.
Op 4 december 2019 heeft Smets een bedrag van € 1.583,37 voldaan.
Op dat moment waren er nog geen kosten.
De rente bedroeg op dat moment € 1.186,26.
Door de betaling resteerde per 5 december 2019 dus een hoofdsom van
€ 17.831,50 +
€ 1.186,26 +
€ 1.583,37-
€ 17.434,39.
4.7.2.
Op 19 juni 2020 heeft Smets een bedrag van € 14.306,50 betaald.
De verschenen rente per die datum bedroeg € 1.075,63.
De kosten die volgens het Italiaanse betalingsbevel verschuldigd zijn, bedragen € 145,50 + € 600,00.
De resterende hoofdsom per 20 juni 2020 bedraagt dus
€ 17.434,39 +
€ 145,50 +
€ 600,00 +
€ 1.075,63 +
€ 14.306,50-
€ 4.949,02.
Een absoluut verbod om het Italiaanse betalingsbevel te executeren of de executie voort te zetten, kan daarom niet gegeven worden.
4.8.
Daarna zijn volgens het certificaat nog aanvullende kosten opgekomen die voor rekening van Smets komen. Executie die die kosten betreft kan de rechtbank niet als misbruik van recht aanmerken, omdat de gegrondheid van die kosten in de Italiaanse verzet- of beroepsprocedure aan de orde dienen te komen.
4.9.
Geen misbruik van recht vormt dus de executie die betrekking heeft op een hoofdsom van € 4.949,02 per 20 juni 2020, de rente over de openstaande hoofdsom per 20 juni 2020 en de in het certificaat genoemde kosten.
Kosten
4.10.
Zoals hiervoor onder 4.8 is overwogen, moet van de juistheid van de inhoud van het certificaat worden uitgegaan. Rogran respectievelijk de deurwaarder had dan ook (nader) dienen uit te leggen waarin het verschil van de door de rechtbank te Lecce in het certificaat bepaalde, door Smets te betalen kosten, en de door de deurwaarder laatstelijk op 19 januari 2022 gespecificeerde kosten is gelegen. Almede nader dienen toe te lichten op grond waarvan (welke wettelijke grondslag) Smets die (extra) kosten verschuldigd zou zijn. Dit temeer nu de berekeningen in de eerdere incassobrieven van 26 februari 2021 en 5 maart 2021 deels onjuist waren. Die omstandigheid dient in het licht van het vorenoverwogene voor rekening en risico van Rogran te komen. Nu ook op de mondelinge behandeling een onderbouwing van het totaal te executeren bedrag wederom niet is gegeven heeft Smets in ieder geval voldoende gesteld dat hij die extra kosten niet verschuldigd is en is dit onvoldoende door Rogran weersproken, behoudens de kosten van betekening van het betalingsbevel, welke kosten pas na afgifte van het certificaat zijn gemaakt en voor rekening van Smets komen, nu immers toen nog een (beperkt) bedrag aan hoofdsom openstond.
4.10.1.
Het eerste betalingsbevel van de deurwaarder komt wat betreft de kosten overeen met de in het certificaat genoemde kosten, al zijn de posten honoraria advocaten en pensioen en de posten vertaling en registratie samengeteld. De in de daarna gevolgde aanmaning en specificatie opgesomde kosten kunnen niet gegrond zijn op het Italiaanse betalingsbevel. De betekeningskosten ad € 99,92 zijn op de specificatie niet opgenomen. Wel is een post “gemachtigde salaris” ad € 199,00 opgenomen. Voor die post ontbreekt een grondslag, die ook in deze procedure niet is aangevoerd. Waarom op 2 maart 2021 twee maal kosten voor het bevragen van de Kamer van Koophandel zijn gemaakt, is evenzeer onduidelijk gebleven.
4.10.2.
Na de aanmaning is nog een specificatie gevolgd, waarin behoudens hoofdsom en rente weer andere posten en bedragen worden genoemd die niet te herleiden of samen te tellen zijn tot eerdere opgaves.
4.11.
De slotsom van het voorgaande is dat Rogran met onduidelijke en onjuiste berekeningen een op zichzelf geldige titel wil executeren. Dat is misbruik van recht voor zover de executie het bedrag van € 4.949,02 per 20 juni 2020 in hoofdsom, de rente over de hoofdsom per 20 juni 2020 en een bedrag van in totaal ( € 2.991,47 (kosten in het certificaat) + € 99,92 betekening betalingsbevel + 1x € 4,61 (Kamer van Koophandel) = ) € 3.096,00 overstijgt. In zoverre zal het gevorderde verbod (vordering sub 2) worden toegewezen.
4.12.
De stelling van Smets, inhoudende dat Rogran niets meer van haar te vorderen heeft is, gelet op het bovenstaande, onjuist. De onder
1.in de gewijzigde eis van Smets gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden afgewezen.
Dwangsom
4.13.
Smets heeft een dwangsom gevorderd bij het toe te wijzen verbod. Zowel de hoogte als het maximum van de dwangsom zijn niet weersproken. De rechtbank zal de dwangsom toewijzen zoals verzocht.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.14.
De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal als niet weersproken worden toegewezen.
Proceskosten
4.15.
Rogran dient ook in deze bodemprocedure als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te worden beschouwd. Rogran zal daarom in de proceskosten van Smets worden veroordeeld. Die proceskosten aan de zijde van Smets worden tot op heden als volgt vastgesteld: € 1.196,00 (2 punten × tarief II € 598,00) aan salaris advocaat, te vermeerderen – zoals gevorderd en niet weersproken – met de wettelijke rente vanaf de derde dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verbiedt de vennootschap naar Italiaans recht RoGran s.r.l. om het door de rechtbank van Lecce (Italië) tegen Smets afgegeven betalingsbevel van 17 juni 2020 onder kenmerk 1272/2020 te executeren en/of de executie daarvan voort te zetten, voor zover de executie het bedrag van € 4.949,02 per 20 juni 2020 in hoofdsom, de rente over de hoofdsom per 20 juni 2020 en kosten ten bedrage van € 3.096,00 per heden overstijgt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de executie plaatsvindt, met een maximum van € 25.000,00,
5.2.
veroordeelt Rogran in de proceskosten, aan de zijde van Smets tot dit vonnis vastgesteld op € 1.196,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de derde dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever en in het openbaar uitgesproken.
CM