Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling van 11 september 2023.
Rechtbank Limburg
In deze internationale arbeidszaak is de werknemer, [eiser], werkzaam voor de Duitse vennootschap Protel Hotelssoftware GmbH. De arbeidsovereenkomst, waarop Duits recht van toepassing is, werd door de werkgever opgezegd. De werknemer is het niet eens met deze opzegging en heeft in Duitsland een procedure aangespannen. Tegelijkertijd vordert hij in Nederland in kort geding betaling van achterstallig salaris en het salaris tot het moment van rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De centrale vraag is of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om deze vorderingen te behandelen.
De kantonrechter in Roermond heeft vastgesteld dat er reeds een bodemprocedure in Duitsland aanhangig is, waarin de werknemer de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst aanvecht. De Duitse rechter heeft zich bevoegd verklaard om deze zaak te behandelen. De kantonrechter in Nederland moet daarom beoordelen of zij bevoegd is om voorlopige maatregelen te nemen. Dit wordt getoetst aan de hand van de Europese Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid.
De kantonrechter concludeert dat, aangezien de bodemprocedure in Duitsland al aanhangig is, zij zich onbevoegd moet verklaren om van de vorderingen van de werknemer kennis te nemen. De rechter wijst erop dat de bevoegdheid om voorlopige maatregelen te nemen alleen kan worden ontleend aan artikel 35 van de Verordening, maar dat niet aan de voorwaarden voor het treffen van dergelijke maatregelen is voldaan. De kantonrechter besluit zich in internationale zin onbevoegd te verklaren en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.