ECLI:NL:RBLIM:2023:5664

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
10606751 CV EXPL 23-3226
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale arbeidszaak met betrekking tot rechtsmacht en voorlopige maatregelen in kort geding

In deze internationale arbeidszaak is de werknemer, [eiser], werkzaam voor de Duitse vennootschap Protel Hotelssoftware GmbH. De arbeidsovereenkomst, waarop Duits recht van toepassing is, werd door de werkgever opgezegd. De werknemer is het niet eens met deze opzegging en heeft in Duitsland een procedure aangespannen. Tegelijkertijd vordert hij in Nederland in kort geding betaling van achterstallig salaris en het salaris tot het moment van rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De centrale vraag is of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om deze vorderingen te behandelen.

De kantonrechter in Roermond heeft vastgesteld dat er reeds een bodemprocedure in Duitsland aanhangig is, waarin de werknemer de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst aanvecht. De Duitse rechter heeft zich bevoegd verklaard om deze zaak te behandelen. De kantonrechter in Nederland moet daarom beoordelen of zij bevoegd is om voorlopige maatregelen te nemen. Dit wordt getoetst aan de hand van de Europese Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid.

De kantonrechter concludeert dat, aangezien de bodemprocedure in Duitsland al aanhangig is, zij zich onbevoegd moet verklaren om van de vorderingen van de werknemer kennis te nemen. De rechter wijst erop dat de bevoegdheid om voorlopige maatregelen te nemen alleen kan worden ontleend aan artikel 35 van de Verordening, maar dat niet aan de voorwaarden voor het treffen van dergelijke maatregelen is voldaan. De kantonrechter besluit zich in internationale zin onbevoegd te verklaren en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 10606751 \ CV EXPL 23-3226
Vonnis in kort geding van 25 september 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaatsnaam] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.M.M. Menting,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
PROTEL HOTELSOFTWARE GMBH,
statutair gevestigd te Dortmund (Duitsland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Protel,
gemachtigde: mr. M.A. van Haelst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de aanvullende productie 8 van [eiser]
- de aanvullende productie 3 van Protel
- de mondelinge behandeling van 11 september 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1968, is met ingang van 16 april 2018 op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Protel in de functie van [functienaam] . Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 7.166,68 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst hebben partijen blijkens §16 van die overeenkomst Duits recht van toepassing verklaard.
2.2.
[eiser] heeft zich op 28 november 2022 ziek gemeld bij Protel.
2.3.
Protel heeft de arbeidsovereenkomst met [eiser] bij schrijven van 31 januari 2023 opgezegd tegen 30 april 2023. Protel betaalt vanaf 1 mei 2023 geen salaris meer aan [eiser] .
2.4.
[eiser] heeft bij het Arbeitsgericht Dortmund een ‘Klageschrift’ ingediend omdat hij het niet eens is met de door Protel gedane opzegging. Op 30 juni 2023 heeft een eerste mondelinge behandeling in die procedure plaatsgevonden. Bij tussenvonnis van 16 augustus 2023 heeft de Duitse rechter onder andere de voortzetting van de mondelinge behandeling bepaald op 22 november 2023.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - Protel te veroordelen om aan [eiser] te voldoen:
het loon van € 14.333,36 bruto over de maanden mei en juni 2023 en voorts vanaf 1 juli 2023 een bedrag van € 7.166,68 bruto per maand tot het tijdstip waarop de dienstbetrekking op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd,
de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de ingehouden salarisbetalingen in de periode mei-juni 2023,
de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen,
en om Protel te veroordelen aan hem een deugdelijke bruto/netto-specificatie te verstrekken,
met veroordeling van Protel in de kosten van deze procedure.
3.2.
Protel voert verweer. Protel concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu Protel in Duitsland gevestigd is, heeft de zaak internationaalprivaatrechtelijke aspecten. De kantonrechter zal daarom eerst op basis van de bepalingen uit de Verordening (eu) nr. 1215/2012 van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: de Verordening) moeten beoordelen of zij in internationale zin bevoegd is van de vorderingen van [eiser] kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat op het moment van aanbrengen van het onderhavige kort geding tussen partijen reeds een bodemprocedure in Duitsland aanhangig was waarin [eiser] opkomt tegen de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Uit de omstandigheid dat de Duitse rechter inmiddels een tussenvonnis heeft gewezen en daarin een bewijsopdracht heeft gegeven en een voortzetting van de mondelinge behandeling heeft bevolen, leidt de kantonrechter af dat de Duitse rechter zich in internationale zin bevoegd acht om van deze bodemzaak kennis te nemen.
4.3.
De rechter bij wie een bodemprocedure aanhangig is gemaakt en die zijn bevoegdheid inzake een individuele arbeidsovereenkomst ontleent aan artikel 20 tot en met 23 of artikel 26 van de Verordening heeft een in beginsel onbeperkte bevoegdheid om voorlopige of bewarende maatregelen te nemen. De rechter die zijn bevoegdheid in een toekomstige bodemprocedure aan een van deze bepalingen kan ontlenen ook zónder dat al een bodemgeschil bij dit gerecht is ingeleid, is in beginsel eveneens steeds bevoegd voorlopige en bewarende maatregelen te treffen zonder dat deze bevoegdheid afhankelijk is van het vervuld zijn van nadere voorwaarden. Dit ligt anders in het geval de rechter niet bevoegd is om van de bodemprocedure kennis te nemen. De kantonrechter moet daarom beoordelen of zij in dit geval bevoegd zou zijn om van een in Nederland aanhangig gemaakte bodemprocedure kennis te nemen.
4.4.
In het geval in Nederland een bodemprocedure aanhangig zou worden gemaakt waarin [eiser] opkomt tegen zijn ontslag, gaat het net als in de Duitse zaak om dezelfde partijen en vorderingen die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, namelijk de arbeidsovereenkomst tussen partijen en de vraag of daaraan door opzegging van Protel een rechtsgeldig einde is gekomen. De zaak is het eerst aangebracht bij de Duitse rechter en vast staat dat de Duitse rechter zich bevoegd acht om van de zaak kennis te nemen. Dit betekent dat de kantonrechter in Nederland zich onbevoegd zou moeten verklaren om van het verzoek of de verzoeken van [eiser] kennis te nemen. In artikel 29 lid 1 van de Verordening is namelijk het volgende bepaald:
“Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, onverminderd artikel 31, lid 2, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.”In lid 3 van hetzelfde artikel staat vervolgens:
“Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.”
4.5.
De omstandigheid dat in dit geval de Nederlandse rechter niet bevoegd zou zijn om kennis te nemen van verzoeken in een bodemprocedure waarin de rechtsgeldigheid van het ontslag van [eiser] door Protel ter discussie staat, brengt mee dat de Nederlandse rechter de bevoegdheid om voorlopige of bewarende maatregelen te nemen uitsluitend aan artikel 35 van de Verordening kan ontlenen. In dit artikel is bepaald dat in de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende maatregelen bij de gerechten van die staat kunnen worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen. Om op de voet van artikel 35 van de Verordening voorlopige of bewarende maatregelen te kunnen nemen, moet echter aan enkele voorwaarden zijn voldaan.
4.6.
Uit rechtspraak van het Europees Hof van Justitie (Van Uden/Deco-Line, 17 november 1998, NJ 1999/339), gewezen voor de inwerkingtreding van de Verordening, volgt dat er, onder andere, een reële band moet zijn tussen het voorwerp van de gevraagde maatregel en de op de territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de lidstaat van de aangezochte rechter. Daarbij is ook geoordeeld dat in het geval van een incasso kort geding geldt dat de gevorderde maatregel, om als voorlopige maatregel in de zin van artikel 24 van het Executieverdrag te worden gekwalificeerd, betrekking moet hebben op vermogensbestanddelen die zich in de territoriale bevoegdheidssfeer van de aangezochte rechter bevinden. In nummer 33 van de considerans van de Verordening is vermeld dat wanneer voorlopige en bewarende maatregelen zijn gelast door een gerecht van een lidstaat dat niet bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen, de gevolgen van die maatregelen krachtens deze verordening moeten worden beperkt tot het grondgebied van die lidstaat. Hieruit leidt de kantonrechter af dat is beoogd te benadrukken dat die rechtspraak ook op de huidige Verordening onverkort van toepassing is. Aangezien in dit geval sprake is van een incasso kort geding, is het dus de vraag of Protel over vermogensbestanddelen in Nederland beschikt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Protel deze vraag ontkennend beantwoord. [eiser] heeft in dat kader verklaard dat hij uitgaat van de juistheid van de verklaring van Protel, althans dat hij geen concreet aanknopingspunt heeft om te veronderstellen dat Protel wél vermogensbestanddelen in Nederland heeft. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat een van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om op de voet van artikel 35 van de Verordening voorlopige of bewarende maatregelen te kunnen treffen niet is vervuld, zodat zij niet bevoegd is om van de onderhavige zaak kennis te nemen. Dit betekent dat de kantonrechter zich in internationale zin onbevoegd zal verklaren.
4.7.
Hoofdregel is dat [eiser] , als de in het ongelijk gestelde partij, dient te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure die door Protel zijn gemaakt. In artikel 7:629a lid 6 BW is echter bepaald dat de werknemer ter zake een vordering als bedoeld in het eerste lid (een vordering tot doorbetaling van loon bij ziekte op de voet van artikel 7:629 BW), slechts in de proceskosten van de werkgever wordt veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter in deze zaak niet gebleken, zodat de kantonrechter aanleiding ziet de proceskosten te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart zich in internationale zin onbevoegd om van de onderhavige zaak kennis te nemen,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.H.J. Lafghani en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2023.
type: em