In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 25 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) beoordeeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2020, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is, omdat eiser niet kan aantonen dat hij recht heeft op de Tozo, gezien zijn eerdere Bbz-uitkering en de financiële situatie van zijn bedrijf.
Eiser, die sinds 2018 een uitkering op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz) ontving, had zijn bedrijfsactiviteiten gewijzigd van grafisch ontwerper naar een online rijsthandel. Het college heeft echter vastgesteld dat deze nieuwe onderneming niet levensvatbaar was, wat leidde tot de afwijzing van de Tozo-aanvraag. De rechtbank concludeert dat eiser niet kan aantonen dat zijn bedrijf financieel is geraakt door de coronacrisis, en dat hij niet tot de doelgroep van de Tozo behoort. Bovendien heeft het college terecht de eerder verstrekte voorschotten van € 9.031,50 teruggevorderd, omdat er geen recht op inkomensondersteuning bestond.
De rechtbank wijst erop dat de Tozo niet bedoeld is om het verlies aan uitkering op grond van het Bbz te compenseren. Eiser heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn claims ondersteunen, en de rechtbank concludeert dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een causaal verband is tussen zijn inkomstenderving en de coronacrisis. De uitspraak eindigt met de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of een proceskostenvergoeding.