ECLI:NL:RBLIM:2023:5625

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
ROE 23 / 1878
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor een Nederlands paspoort voor een kind geboren uit draagmoederschap

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, die hun aanvraag voor een Nederlands paspoort voor hun minderjarige zoon, geboren uit een draagmoederschapsconstructie in Georgië, niet in behandeling heeft genomen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij met hun zoon naar Nederland kunnen reizen. De voorzieningenrechter heeft op 22 september 2023 geoordeeld dat de minister op humanitaire gronden een laissez passer voor de zoon van verzoekers moet verstrekken, zodat hij Nederland kan inreizen en tijdelijk op het Nederlands grondgebied kan verblijven.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers de biologische ouders van de zoon zijn, maar dat de minister de aanvraag niet kon in behandeling nemen omdat er geen juridische erkenning van de draagmoederschapsconstructie in Nederland is. Verzoekers hebben inmiddels een procedure bij de familierechter gestart om het juridisch ouderschap vast te stellen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de minister gelijk heeft dat de aanvraag niet kan worden goedgekeurd zonder juridische erkenning, de belangen van verzoekers en hun zoon zwaarder wegen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de minister binnen twee weken na de uitspraak een laissez passer moet verstrekken.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de minister het griffierecht van € 184,- en proceskosten van € 1.674,- aan verzoekers moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is verzonden aan de betrokken partijen op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1878

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

en
[verzoeker], verzoeker,
allebei uit [plaats] , samen verzoekers,
(gemachtigde: mr. R.C. Lamphen),
en

de minister van Buitenlandse Zaken

(gemachtigden: [gemachtigden van verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter gevraagd het besluit van de minister van 8 augustus 2023 met onmiddellijke ingang te schorsen tot acht weken na de verzending van het besluit op bezwaar en de minister op te dragen binnen 48 uur na verzending van de uitspraak aan verzoekers een paspoort, althans een noodpaspoort, althans een laissez passer te verlenen ten behoeve van hun zoon [zoon verzoekers] , geboren in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op 29 juni 2023.
1.1
Met het besluit van 8 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekers voor een Nederlands paspoort voor [zoon verzoekers] niet in behandeling genomen. Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 september 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de minister deelgenomen. Verzoekers en de gemachtigde van verzoekers hebben via een beeldschermverbinding aan de zitting deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter gaat het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen in die zin dat de minister binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een laissez passer aan verzoekers verstrekt waarmee [zoon verzoekers] Nederland kan inreizen en tijdelijk op het Nederlands grondgebied mag verblijven. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom hij dat gaat doen.
3. Verzoekers hebben besloten om een kind te krijgen door middel van een draagmoederschapsconstructie en in [zoon verzoekers] een eiceldonor en een draagmoeder gevonden. [zoon verzoekers] is het kind dat uit de draagmoeder is geboren. Verzoeker is de biologische vader van Oliver. Een DNA-onderzoek heeft dat uitgewezen. Zowel verzoeker als verzoekster hebben de Nederlandse nationaliteit. Verzoekers zijn na de geboorte van [zoon verzoekers] naar [plaats] afgereisd. Zij hebben bij de Nederlandse ambassade in [geboorteplaats] een paspoort voor [zoon verzoekers] aangevraagd om hem mee naar Nederland te kunnen nemen.
4. De minister heeft de aanvraag van verzoekers niet in behandeling genomen, omdat [zoon verzoekers] niet de Nederlandse nationaliteit heeft. De minister stelt zich op het standpunt dat in Nederland geen wettelijke regeling met betrekking tot erkenning van een (buitenlandse) draagmoederschapsconstructie bestaat en dat daarom in elke concreet zaak door een Nederlandse rechter moet worden beslist of de wensouders de juridische ouders zijn van het uit de draagmoeder geboren kind. Omdat verzoekers geen uitspraak van een Nederlandse rechter hebben overgelegd waaruit blijkt dat zij de juridische ouders van [zoon verzoekers] zijn, kan de minister niet vaststellen dat verzoekers de juridische ouders van [zoon verzoekers] zijn en dus ook niet dat [zoon verzoekers] daardoor het Nederlanderschap heeft verkregen.
5. Verzoekers zijn inmiddels een procedure bij de familierechter gestart over het juridisch ouderschap. Als de familierechter oordeelt dat verzoekers de juridische ouders van [zoon verzoekers] zijn, verkrijgt [zoon verzoekers] op grond daarvan het Nederlanderschap en dus de Nederlandse nationaliteit.
6. De voorzieningenrechter is met de minister eens dat op grond van de stukken die verzoekers hebben overgelegd niet kan worden vastgesteld dat [zoon verzoekers] de Nederlandse nationaliteit heeft. De geboorteakte die als bewijs van identiteit en afstamming kan dienen, kan in dit geval in Nederland niet worden erkend, omdat de gegevens op de akte niet juist zijn. De andere stukken zijn geen brondocumenten die als bewijs van identiteit en afstamming kunnen dienen. Verzoekers zullen dus de procedure bij de familierechter moeten afwachten.
7. Alhoewel de voorzieningenrechter op de zitting heeft gezegd dat de procedure bij de familierechter mogelijk geen standaardprocedure zal zijn, omdat niet alleen sprake is van een draagmoederschapsconstructie maar ook nog van een eiceldonor, vindt de voorzieningenrechter niet onaannemelijk dat [zoon verzoekers] de Nederlandse nationaliteit gaat krijgen. Vaststaat namelijk al dat verzoeker de biologische vader van [zoon verzoekers] is, de draagmoeder waaruit [zoon verzoekers] is geboren en naar Nederlands recht de moeder van [zoon verzoekers] is, afstand doet van alle rechten met betrekking tot [zoon verzoekers] en ook verzoekster de Nederlandse nationaliteit heeft. Partijen verwachten ook dat de procedure bij de familierechter tot het Nederlanderschap van [zoon verzoekers] zal leiden. Gelet op de verwachting van partijen en omdat de uitkomst van de procedure bij de familierechter van groot belang is bij de heroverweging van de aanvraag om een Nederlands paspoort voor [zoon verzoekers] , gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de procedure bij de familierechter wordt afgewacht voordat op bezwaar wordt beslist. De (start van de) procedure bij de familierechter maakt de uitkomst van de bezwaarprocedure hoe dan ook onzeker. Als [zoon verzoekers] op grond van het juridisch ouderschap van verzoekers het Nederlanderschap en dus de Nederlandse nationaliteit verkrijgt zal de minister niet bij het bestreden besluit kunnen blijven en komt [zoon verzoekers] in aanmerking voor een Nederlands paspoort.
8. Als de uitkomst van de bezwaarprocedure onzeker is, beslist de voorzieningenrechter op grond van een belangenafweging of hij een voorlopige voorziening moet treffen. De voorzieningenrechter vindt de belangen van verzoekers en [zoon verzoekers] bij het treffen van een voorlopige voorziening het zwaarst wegen. Verzoekers kunnen niet heel veel langer in Georgië blijven en [zoon verzoekers] kan niet alleen in Georgië achterblijven. [zoon verzoekers] zal in dat geval onvermijdelijk in een weeshuis terechtkomen. De minister erkent dit en weerspreekt dit niet. Verzoekers moeten [zoon verzoekers] daarom in afwachting van de beslissing op bezwaar al mee naar Nederland kunnen nemen, zeker nu niet onaannemelijk is dat de uitkomst van de procedure bij de familierechter positief voor verzoekers en [zoon verzoekers] zal kunnen zijn en bij die uitkomst na heroverweging van het bestreden besluit een Nederlands paspoort voor [zoon verzoekers] in het vooruitzicht ligt. [zoon verzoekers] heeft ook recht op family life (met zijn biologische vader) en kan op dit moment, gelet op de verklaring van de draagmoeder (naar Nederlands recht de moeder van [zoon verzoekers] ), niet op een andere manier van dat recht gebruik maken dan met verzoekers mee naar Nederland te gaan.
9. De voorzieningenrechter kan de minister onder deze omstandigheden, gelet op artikel 3 van het IVRK en artikel 8 van het EVRM, opdragen verzoekers op humanitaire gronden een laissez passer voor [zoon verzoekers] te verstrekken en doet dat ook bij wijze van voorlopige voorziening. De minister verzet zich hiertegen niet. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoekers het nooddocument binnen de gevraagde 48-uurstermijn nodig hebben. De voorzieningenrechter is daarom in zoverre niet met het verzoek van verzoekers meegegaan. De voorzieningenrechter kan de minister niet opdragen een (nood)paspoort voor [zoon verzoekers] aan verzoekers verstrekken, zoals verzoekers hebben gevraagd, omdat aan de vereisten voor het kunnen verstrekken van een (nood)paspoort niet is voldaan. De voorzieningenrechter gaat het bestreden besluit ook niet schorsen, omdat verzoekers daar niets mee opschieten.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De minister moet verzoekers binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een laissez passer verstrekken waarmee [zoon verzoekers] Nederland kan inreizen en tijdelijk op het Nederlands grondgebied mag verblijven.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt hij dat de minister het griffierecht dat verzoekers voor de behandeling van het verzoek hebben moeten betalen, te weten een bedrag van € 184,-, aan verzoekers vergoedt. Hij veroordeelt de minister daarnaast tot betaling aan verzoekers van een vergoeding voor de door hen voor de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten, te weten een bedrag van € 1.674,-. De voorzieningenrechter kent verzoekers deze laatste vergoeding toe, omdat de gemachtigde van verzoekers het verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht telt hij 1 punt per proceshandeling met een waarde per punt van € 837,- en past hij wegingsfactor 1 toe.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- draagt de minister bij wijze van voorlopige voorziening op om binnen twee weken na
verzending van deze uitspraak een laissez passer aan verzoekers te verstrekken waarmee
[zoon verzoekers] Nederland kan inreizen en tijdelijk op het Nederlands grondgebied mag verblijven.;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan verzoekers vergoedt;
- veroordeelt de minister tot betaling aan verzoekers van € 1.674,- aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 september 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.