ECLI:NL:RBLIM:2023:5521

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
C/03/307199 / HA ZA 22-305
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nietigverklaring van testament op grond van wilsonbekwaamheid

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, vordert eiseres de nietigverklaring van het testament van haar overleden vader, opgemaakt op 31 juli 2018. Eiseres stelt dat haar vader ten tijde van het opstellen van het testament wilsonbekwaam was door een geestelijke stoornis, meer specifiek vasculaire dementie, die pas in mei 2019 werd gediagnosticeerd. Eiseres onderbouwt haar vordering met diverse bewijsstukken, waaronder medische dossiers en verklaringen van betrokkenen, waaruit blijkt dat haar vader al eerder tekenen van geestelijke achteruitgang vertoonde. Gedaagde, de andere dochter van erflater, betwist de vordering en stelt dat erflater op het moment van het opmaken van het testament in staat was zijn wil te bepalen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende feiten heeft gesteld om haar vordering te onderbouwen, maar dat gedaagde deze stellingen gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank legt eiseres een bewijsopdracht op om aan te tonen dat erflater op het moment van het testament leed aan een geestelijke stoornis en dat deze stoornis invloed had op zijn wilsbekwaamheid. De zaak wordt aangehouden voor bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/307199 / HA ZA 22-305
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
geen advocaat meer gesteld hebbende,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. F.H. Kuiper te Heerlen.
Partijen zullen hierna “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juli 2022 met de producties 1 tot en met 24,
  • de conclusie van antwoord van 21 september 2022 met de producties 1 tot en met 16,
- het B8-formulier inzending stukken van [gedaagde] van 13 juni 2023 met de productie 17,
- het B8-formulier inzending stukken van [eiseres] van 15 juni 2023 met de producties 25 tot en met 29,
- het B8-formulier inzending stukken van [eiseres] van 20 juni 2023 met de productie 30,
- het B8-formulier inzending stukken van [gedaagde] van 26 juni 2023 met de productie 18,
- de spreekaantekeningen van de voormalige advocaten van eiseres te weten, mr. Wolfs en mr. Kroese, die zijn overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 29 juni 2023,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 juni 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] 2021 is de heer [erflater] (hierna: “erflater”) overleden. Erflater heeft voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 31 juli 2018. Deze akte is gepasseerd ten overstaan van [naam notaris 1] , destijds notaris te Maastricht. In dit testament heeft erflater zijn beide dochters gezamenlijk tot zijn erfgenamen benoemd, ieder voor een gelijk deel. Partijen zijn de gezamenlijke kinderen van erflater.
2.2.
Erflater heeft eerder bij testament van 7 maart 2016 over zijn nalatenschap beschikt. Die akte is gepasseerd ten overstaan van [naam notaris 2] , destijds notaris te Landgraaf. In dit testament had erflater [gedaagde] uitgesloten als erfgenaam met als reden dat zij al diverse bevoordelingen genoeg van hem had ontvangen. [eiseres] was in het betreffende testament tot enig erfgenaam benoemd.
2.3.
Op 14 december 2018 heeft [eiseres] de kantonrechter verzocht tot het instellen van bewind over de (toekomstige) goederen van erflater. De kantonrechter heeft dit verzoek bij beschikking van 3 april 2019 toegewezen.
2.4.
Op 30 april 2019 is erflater neuropsychologisch onderzocht. Uit het rapport van 20 mei 2019 van psycholoog [naam psycholoog] en GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] blijkt, onder meer, het volgende:
“Concluderend is sprake van een cognitieve stoornis op het gebied van geheugen, aandacht, oriëntatie in plaats, taalexpressie en rekenen. Het cognitief profiel is het best passend bij een dementie, meest waarschijnlijk veroorzaakt door vasculaire factoren (vasculair).”
2.5.
Partijen hebben de nalatenschap van erflater beiden beneficiair aanvaard. Op verzoek van [gedaagde] heeft de rechtbank een vereffenaar benoemd om de nalatenschap te vereffenen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de uiterste wilsbeschikking van 31 juli 2018 opgemaakt door erflater nietig is,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering – samengevat – het navolgende ten grondslag. Zij stelt dat het testament van 31 juli 2018 ex artikel 3:34 lid 2 BW nietig is, omdat erflater ten tijde van het passeren van dat testament wilsonbekwaam was vanwege een geestelijke stoornis. Om die reden moet teruggevallen worden op het testament van 7 maart 2016, aldus [eiseres] . De inhoud van het testament van 31 juli 2018 staat volgens haar haaks op de inhoud van het eerdere testament uit 2016. Naar mening van [eiseres] lag de wijziging van het testament niet in de lijn der verwachting. Zij voert hiertoe aan dat in mei 2019 bij erflater de diagnose vasculaire dementie werd gesteld. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat sprake was van een cognitieve stoornis bij erflater op het gebied van geheugen, aandacht, oriëntatie in plaats, taalexpressie en rekenen. Uit het neurologisch onderzoek bleek volgens [eiseres] verder dat erflater een verminderde prestatie op het gebied van geheugentaken had, waarbij hij zaken die recent of in het verleden zijn gebeurd niet meer kon herinneren. De ziekte had al veel eerder dan het moment van officiële vaststelling zijn negatieve weerslag op erflater en diens geestvermogens, aldus [eiseres] . Ze onderbouwt haar stelling verder met:
 het medisch dossier van de huisarts, waaruit volgens [eiseres] blijkt dat erflater in 2013 al
last begon te krijgen van toenemende vergeetachtigheid en moeite had met concentreren. Uit het medisch dossier blijkt volgens haar verder dat erflater in 2017 al vergeetachtig en steeds meer hulpbehoevend was.
 het zorgplan van Envida van 18 juli 2018, waarin is opgenomen dat erflater zijn
medicatie soms vergat in te nemen, hij een verminderd beoordelingsvermogen had, beperkt korte termijn geheugen en herhaald taalgebruik/gedrag.
 de transcriptie van een opname van het gesprek tussen oud-notaris [naam oud-notaris] ,
erflater en [eiseres] , waaruit volgens laatstgenoemde blijkt dat erflater slechts enkele maanden na het opmaken van het testament en het tekenen van de verkoopovereenkomst van de gronden niets begrijpt van wat hem verteld wordt, dat hij warrig en vergeetachtig is en dat hij aan geheugenverlies lijdt.
 het schetsen van de gang van zaken rondom de verkoop van de gronden, waarbij erflater
volgens [eiseres] onder druk is gezet door [gedaagde] en haar partner om de gronden te verkopen. Erflater zou zeer beïnvloedbaar zijn geweest naar mening van [eiseres] .
 een verklaring van de partner van erflater, [naam partner] , waaruit volgens [eiseres] volgt
hoe het ondertekenen van de verkoopovereenkomst van de gronden door erflater is verlopen. [eiseres] stelt dat op grond van die verklaring de conclusie kan worden getrokken dat de partner van [gedaagde] misbruik heeft gemaakt van de fragiele, spoedeisende medische situatie van erflater.
 op 3 april 2019 werden de (toekomstige) goederen van erflater wegens zijn lichamelijke
of geestelijke toestand onder bewind gesteld op verzoek van [eiseres] . Ze stelt dat zij ter bescherming van erflater het verzoekschrift tot aanstelling van een bewindvoerder heeft ingediend omdat erflater zeer ontvankelijk was voor beïnvloeding en misleiding van buiten af.
 een verklaring van de kleinzoon van erflater, [naam kleinzoon] , waaruit volgens [eiseres]
onder meer blijkt dat de lichamelijke en geestelijke toestand van erflater vanaf 2017 steeds meer achteruit ging.
Ten slotte heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling haar stelling nader
onderbouwd, onder meer aan de hand van randnummer 8 van de spreekaantekeningen.
Volgens [eiseres] is niet één bewijsstuk doorslaggevend, maar dienen alle overgelegde bewijsstukken in onderlinge samenhang te worden bezien. Uit de voornoemde stukken blijkt volgens haar dat erflater al vanaf eind 2017/begin 2018 leed aan een geestelijke stoornis. Ten tijde van het opmaken van het testament op 31 juli 2018 was er volgens [eiseres] geen sprake meer van een man die de daarbij betrokken belangen redelijk kon waarderen en de gevolgen van het opmaken van het testament nog kon overzien.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering en voert hiertoe – samengevat – het volgende aan. Volgens [gedaagde] blijkt nergens uit dat het testament niet rechtsgeldig zou zijn. Erflater was weliswaar op leeftijd en zijn fysieke gezondheid liet te wensen over, maar dat is volgens haar onvoldoende om de conclusie te trekken dat hij niet meer in staat was om op 31 juli 2018 bij testament zijn wil te bepalen. In dat verband voert [gedaagde] onder meer het volgende aan:
- de diagnose vasculaire dementie werd pas in mei 2019 gesteld. Dit wil niet zeggen dat erflater op 31 juli 2018 wilsonbekwaam was. Het verloop van vasculaire dementie is grillig en onvoorspelbaar en de ziekte kan vaak plotseling beginnen, aldus [gedaagde] .
- de onderbewindstelling van de goederen van erflater dateert van april 2019. Dat is bijna driekwart jaar na wijziging van het testament en zegt niets over de wilsbekwaamheid van erflater ten tijde van het opstellen van het tweede testament.
- de conclusie die [eiseres] trekt uit het gesprek met oud-notaris [naam oud-notaris] wordt door [gedaagde] betwist. Volgens [gedaagde] maakt de transcriptie duidelijk dat erflater niets van het gesprek wilde weten en zich daaraan probeerde te onttrekken. [eiseres] bleef volgens [gedaagde] stug doorvragen op zodanige wijze dat iedereen het spoor bijster zou raken.
- uit de door [gedaagde] overgelegde verklaring van oud-notaris [naam oud-notaris] , blijkt dat de oud-notaris in alle contacten met erflater nooit heeft getwijfeld aan de geestesgesteldheid van erflater. [naam oud-notaris] heeft erflater advies gegeven over zijn testamenten uit 2016 en 2018. Hij verklaart dat hij erflater heeft geadviseerd om het testament uit 2016 te wijzigen omdat een testamentaire bepaling inmiddels onuitvoerbaar was geworden door de verkoop van het perceel weiland. Tijdens dat gesprek vertelde erflater spontaan dat hij het geruzie tussen zijn dochters meer dan zat was, dat hij ze beiden tot erfgenamen ging benoemen en dat ze het dan maar onderling moesten uitvechten, aldus [naam oud-notaris] .
- zowel de inhoud van de verklaring van [naam partner] als dat deze afkomstig van van [naam partner] wordt betwist door [gedaagde] . [eiseres] trekt ten onrechte uit de voornoemde verklaring de conclusie dat de heer Borghans misbruik zou hebben gemaakt van de situatie van erflater.
- de verkoop van de gronden is anders verlopen dan door [eiseres] wordt geschetst. [gedaagde] heeft de achtergrond en omstandigheden bij conclusie van antwoord toegelicht. Volgens [gedaagde] was de verkoop een jarenlang proces waarbij zelfs een juridische procedure is gevoerd tegen de aanvankelijke kopers, die in gebreke bleven met afname van de gekochte grond. Destijds is ook de hulp van oud-notaris [naam oud-notaris] ingeroepen om te bemiddelen bij de ontbinding van de koopovereenkomst. In mei 2018 hebben partijen overeenstemming bereikt over de ontbinding van de koopovereenkomst, waarbij erflater en [gedaagde] en haar partner een vergoeding aan de andere partij moesten betalen. Hierna zijn erflater, [gedaagde] en haar partner op zoek gegaan naar een nieuwe koper van de gronden. De biedingen vielen helaas tegen, maar zowel erflater als [gedaagde] en haar partner wilden de gronden verkopen al was het maar om de kosten van de verloren juridische procedure en de betaalde vergoeding te dekken. In juni 2018 zijn de gronden uiteindelijk verkocht.
- in de door [gedaagde] overgelegde verklaring van de schoonbroer van erflater, [naam schoonbroer] , wordt de gang van zaken geschetst rondom de aankoop/verkoop van de gronden. Daarnaast geeft [naam schoonbroer] aan dat hij ervan overtuigd was dat erflater altijd wist wat hij deed, ondanks zijn ziekte.
- oud-notaris [naam notaris 1] speelde een belangrijke, zo niet doorslaggevende, rol bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater. [gedaagde] stelt dat oud-notaris [naam notaris 1] blijkbaar geen twijfel heeft gehad over de wilsbekwaamheid van erflater, omdat het testament op 31 juli 2018 is gepasseerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil in deze zaak spitst zich toe op de vraag of erflater ten tijde van het passeren van het testament van 31 juli 2018 al dan niet in staat was om zijn wil te bepalen ten aanzien van de personen die hij tot erfgenaam wilde benoemen.
4.2.
Voor een succesvol beroep op het bepaalde in artikel 3:34 BW is vereist dat [eiseres] stelt, en bij voldoende gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , bewijst dat erflater op het moment van het maken van de uiterste wilsbeschikking op 31 juli 2018 leed aan een geestelijke stoornis én dat deze stoornis toen een redelijke waardering van de bij het testament betrokken belangen belette ofwel dat de uiterste wilsbeschikking onder invloed van die stoornis is gemaakt.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat aan de vrijheid van erflater om een testament op te (laten) maken grote waarde moet worden toegekend. Dat betekent dat niet te snel achteraf mag worden aangenomen dat voldaan is aan de vereisten van artikel 3:34 BW. Daarbij komt dat de enkele aanwezigheid van een geestelijke stoornis nog niet betekent dat de wilsverklaring ook onder invloed van die stoornis is gedaan, omdat een geestelijke stoornis de waardering van de bij een uiterste wilsbeschikking betrokken belangen niet hoeft te beletten. Dit zal mede afhangen van de ernst van die stoornis en de eenvoud dan wel ingewikkeldheid van de desbetreffende wilsbeschikking.
4.4.
Volgens [eiseres] was erflater ten tijde van het opmaken van het testament van 31 juli 2018 niet (meer) in staat om zijn wil te bepalen. Zij heeft die stelling onderbouwd met het medisch dossier van de huisarts, het zorgplan van Envida, de gestelde diagnose vasculaire dementie, de onderbewindstelling, de transcriptie van het gesprek met oud-notaris [naam oud-notaris] , het schetsen van de gang van zaken rondom de verkoop van de gronden, een verklaring van [naam partner] , een verklaring van kleinzoon [naam kleinzoon] en de inhoud van randnummer 8 van de spreekaantekeningen die zijn voorgedragen tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] daarmee heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht.
4.5.
[gedaagde] heeft op haar beurt voldoende gemotiveerd betwist dat erflater ten tijde van het opmaken van het testament van 31 juli 2018 leed aan een geestelijke stoornis, waardoor hij niet meer in was om zijn wil te bepalen. Zij heeft immers gemotiveerd kanttekeningen geplaatst bij de conclusies die door [eiseres] worden getrokken uit de door [eiseres] overgelegde documenten. Bovendien heeft [gedaagde] zelf bewijsstukken in het geding gebracht, zoals de verklaring van oud-notaris [naam oud-notaris] , de verklaring van de schoonbroer van erflater, [naam schoonbroer] , die haar betwisting ondersteunen en zij heeft haar visie op de gang van zaken rondom de verkoop van de gronden geschetst. Tenslotte heeft [gedaagde] erop gewezen dat notaris [naam notaris 1] kennelijk van mening was dat erflater in staat was om zijn wil met betrekking tot de inhoud van het testament van 31 juli 2018 te bepalen, aangezien het testament op voornoemde datum is gepasseerd.
4.6.
Aangezien [eiseres] zich erop beroept dat het testament nietig is, rusten op haar de stelplicht en bewijslast van haar stelling dat erflater bij het maken van zijn uiterste wilsbeschikking leed aan een stoornis van zijn geestvermogens en dat er causaal verband bestaat tussen die stoornis en het maken van de uiterste wilsbeschikking. [eiseres] heeft naar oordeel van de rechtbank voldaan aan de op haar rustende stelplicht, maar [gedaagde] heeft deze stellingen op haar beurt voldoende gemotiveerd heeft betwist. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank op grond van de hoofdregel in artikel 150 Rv aan [eiseres] een bewijsopdracht opdragen van de door haar gestelde feiten.
4.7.
[eiseres] dient derhalve te bewijzen dat erflater op het moment van het maken van de uiterste wilsbeschikking op 31 juli 2018 aan een geestelijke stoornis leed, én het causaal verband dat als gevolg van die geestelijke stoornis de wil bij erflater ontbrak tot het maken van een uiterste wilsbeschikking.
4.8.
De zaak zal daartoe worden verwezen naar na te noemen rol voor akte aan de zijde van [eiseres] .
4.9.
In afwachting van bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat [eiseres] toe om door alle middelen rechtens te bewijzen de feiten en omstandigheden, waaruit blijkt dat erflater op 31 juli 2018 leed aan een geestelijke stoornis en dat als gevolg van die geestelijke stoornis de wil bij erflater ontbrak tot het maken van een uiterste wilsbeschikking,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 oktober 2023voor akte aan de zijde van [eiseres] , waarbij zij zich kan uitlaten over de wijze waarop zij het bewijs wenst te leveren,
5.3.
bepaalt dat als [eiseres] bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, zij deze stukken op de hiervoor vermelde rolzitting dient over te leggen,
5.4.
bepaalt dat [eiseres] , als zij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata over de maanden januari tot en met juni 2024 van haarzelf, haar advocaat en de getuigen en de wederpartij en diens advocaat, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld,
5.5.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. V.E.J. Noelmans in het gerechtsgebouw te Maastricht aan Sint Annadal 1 en dat beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is,
5.6.
bepaalt dat [eiseres] uiterlijk twee weken vóór het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moet toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2023.
DS