Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
2.De feiten
hij op of omstreeks 31 december 2019 te Heerlen [eiser] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal (met kracht) te slaan en/of te duwen en/of vast te grijpen tengevolge waarvan die [eiser] ten val is gekomen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel ten gevolge heeft gehad;”
14 december 2021 door een orthopedisch chirurg ter vaststelling van het letsel dan wel de klachten van [eiser] .
3.Het geschil
€ 11.000,00 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 december 2019, of een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
4.De beoordeling
Wil je vechten dan” en maakte hij een beweging alsof hij [gedaagde] wilde slaan. [gedaagde] voelde zich bedreigd en kon door het vuurwerk geen kant op. Uit zelfverdediging heeft hij [eiser] in zijn gezicht geslagen. [eiser] sloeg terug. [gedaagde] wilde het slaan afweren door [eiser] op te tillen, maar dat is niet gelukt. Terwijl partijen elkaar vasthielden, bewoog [eiser] naar achteren waardoor [gedaagde] bovenop hem viel. Ze kwamen samen op de stoeprand terecht en raakten in een worsteling verwikkeld. [gedaagde] betwist dat zijn handelen tot de enkelbreuk heeft geleid. Dat verband volgt niet uit de strafrechtelijke veroordeling. Evenmin kan het causaal verband worden bewezen aan de hand van het rapport van de orthopedisch chirurg. Waarschijnlijk is het letsel ontstaan doordat omstanders, die hen probeerden te scheiden, per ongeluk op de enkel van [eiser] hebben getrapt. Het is volgens [gedaagde] ook mogelijk dat [eiser] is gevallen na afloop van het incident en toen zijn enkel heeft gebroken. Als de enkelbreuk al door handelen van [gedaagde] is ontstaan, geldt dat [eiser] de vechtpartij zelf schuld is. Daarom moet een eventuele schadevergoedingsplicht worden verminderd tot nihil. [gedaagde] verwijst ter onderbouwing van zijn standpunten naar getuigenverklaringen in het strafdossier.
31 december 2019 deels van elkaar afwijken. Beide partijen zien zich in hun respectieve lezing van het gebeurde gesteund door de verklaringen van getuigen in het strafdossier. De verklaringen waar partijen naar verwijzen, lopen uiteen over wie vuurwerk heeft gegooid en in welke richting. Hoewel tussen partijen vaststaat dat [eiser] op [gedaagde] kwam aflopen voordat [gedaagde] sloeg, is het de vraag of [eiser] daarbij een dreigend armgebaar heeft gemaakt en wat hij heeft gezegd tegen [gedaagde] voor hij werd geslagen. Onzeker is ook of [gedaagde] , zoals hij stelt, door het vuurwerk geen kant op kon. Aan de hand van de in het geding gebrachte getuigenverklaringen, die geen van alle beëdigde getuigenverklaringen betreffen die in de onderhavige procedure zijn afgelegd, kan de rechtbank voorshands niet concluderen dat [gedaagde] een geslaagd beroep op noodweer toekomt.
31 december 2019. De rechtbank ziet daarvoor aanleiding omdat de feiten en omstandigheden waarop [gedaagde] zich in het kader van dit verweer beroept, overeenkomen met de feiten en omstandigheden die hij aan zijn beroep op noodweer ten grondslag legt.
5.De beslissing
woensdag 27 september 2023voor uitlating door [eiser] en [gedaagde] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
januari 2024 tot en met mei 2024dan direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
13 september 2023.