ECLI:NL:RBLIM:2023:5509

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
03.293257.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het meermaals medeplegen van cocaïnevervoer en witwassen met onvoorwaardelijke gevangenisstraf en geldboete

Op 18 september 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het meermaals medeplegen van het vervoeren van cocaïne en het witwassen van grote geldbedragen. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren en een geldboete van €100.000,-. De uitspraak is gedaan conform de procesafspraken die zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een redelijk ondergeschikte rol heeft gespeeld in de criminele activiteiten, die zich over een beperkte periode hebben afgespeeld en betreft oudere feiten. De verdachte is schuldig bevonden aan het vervoeren van in totaal 660 kilogram cocaïne en het witwassen van bedragen die oplopen tot meer dan 14 miljoen euro. De rechtbank heeft de strafmaat in overweging genomen, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte zijn meegewogen. De verdachte heeft geen bewijsverweren gevoerd en heeft ingestemd met de voorgestelde strafmaat, waardoor de rechtbank de zaak efficiënt en effectief heeft kunnen afdoen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 23, 24c, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.293257.22
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1994,
wonende te [adres 1]
gedetineerd in [adresgegevens PI]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 september 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Voorafgaand aan de terechtzitting heeft de rechtbank kennisgenomen van de tussen het openbaar ministerie en de verdachte gesloten overeenkomst inzake de door hen gemaakte afspraken over de afdoening van de onderhavige zaak.
Ter terechtzitting is tevens voornoemde overeenkomst besproken en heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de officier van justitie en de verdediging hieromtrent naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:al dan niet samen met een ander of anderen, 660 kilogram cocaïne heeft vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:al dan niet samen met een ander of anderen, een gewoonte heeft gemaakt van witwassen (van in totaal € 8.906.000,-), dan wel (schuld)witwassen;
Feit 3:al dan niet samen met een ander of anderen, een gewoonte heeft gemaakt van witassen (van in totaal € 14.100.000,-), dan wel (schuld)witwassen;
Feit 4:al dan niet samen met een ander of anderen, 173,5 kilogram cocaïne heeft afgeleverd/verstrekt/vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 5:al dan niet samen met een ander of anderen, 467 kilogram cocaïne heeft vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.Het afdoeningsvoorstel

Het openbaar ministerie en de verdediging zijn, kort weergegeven, overeengekomen dat:
het openbaar ministerie een bewezenverklaring eist voor alle tenlastegelegde feiten;
het openbaar ministerie hiervoor een gevangenisstraf van 5 jaren en een geldboete van € 100.000,-, subsidiair 356 dagen vervangende hechtenis, vordert;
het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals berekend in het onderzoek [naam] , zal worden ontnomen conform de onder bovenvermeld parketnummer opgemaakte schikking ex artikel 511c Wetboek van Strafvordering;
het beslag waarvan verdachte geen afstand heeft gedaan en waarover geen nadere afspraken zijn gemaakt zal worden geretourneerd, zodra de verdachte aan al zijn betalingsverplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst én de schikkingsovereenkomst ex artikel 511c Wetboek van Strafvordering heeft voldaan;
het openbaar ministerie de verdachte in het kader van het onderzoek [naam] niet voor andere feiten vervolgd zal (gaan) worden;
het openbaar ministerie zich niet zal verzetten tegen een voorwaardelijke invrijheidsstelling en detentiefasering, tenzij het gedrag van veroordeelde gedurende de detentie daartoe aanleiding geeft;
het openbaar ministerie zich niet zal verzetten tegen door DJI voorgenomen bijzonder verlof, tenzij het gedrag van veroordeelde gedurende detentie daartoe aanleiding geeft;
de officier van justitie zich niet zal verzetten tegen uitvoering van een terugkeergarantie naar België, tenzij het gedrag van veroordeelde gedurende detentie of andere op dit moment niet voorziene omstandigheden daartoe aanleiding geven;
de verdachte in het kader van deze overeenkomst geen onderzoekswensen indient;
de verdachte geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen op de zitting dan wel voorafgaande aan de zitting schriftelijk intrekt;
de verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
de verdachte akkoord gaat met de onder bovenvermeld parketnummer opgemaakte schikking ex artikel 511c Wetboek van Strafvordering;
door of namens de verdachte geen verzoek tot schorsing en/of opheffing van de voorlopige hechtenis zal worden ingediend;
de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
de verdachte een bedrag van € 50.000,- t.b.v. de betaling van de geldboete binnen twee weken na ondertekening van deze overeenkomt zal voldoen op bankrekeningnummer [nummer] onder vermelding van [omschrijving] ;
de verdachte het restant van de geldboete na de uitspraak van de rechtbank zal voldoen conform de door het CJIB gestelde betalingsvoorwaarden;
de verdachte verklaart dat hij deze overeenkomst vrijwillig is aangegaan en zich bewust is van de rechtsgevolgen daarvan.
De rechtbank constateert dat de verdachte in de overeenkomst afstand doet van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. Op basis van de verklaring die de verdachte ter zitting heeft afgelegd over de totstandkoming en de inhoud van de overeenkomst, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot een ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank concludeert dan ook dat is voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) stelt, zodat zij de afdoeningsovereenkomst bij de beoordeling van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in overweging zal nemen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig het afdoeningsvoorstel, gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, overeenkomstig het afdoeningsvoorstel, geen bewijsverweren gevoerd en zich verder ook niet over het bewijs uitgelaten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte de feiten zoals tenlastegelegd onder 1, 2, 3, 4 en 5 heeft begaan, zoals hieronder weergegeven onder kopje 4.4.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 10 november 2020 te Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 660 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
in de periode van 10 november 2020 tot en met 8 december 2020 in Nederland en/of te Lanaken (België) en/of elders in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, en zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader(s) (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, een contant geldbedrag, in totaal (ongeveer) 8.906.000,-- euro
(p. 150), verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) wist(en), dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
op een of meer tijdstippen in de periode van 17 november 2020 tot en met 15 februari 2021, te Amsterdam en/of Breda en/of Maastricht en/of Kerkrade en/of Huizen en/of (elders) in Nederland en/of te Lanaken (België) en/of elders in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, en zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, een geldbedrag, verworven of voorhanden gehad en overgedragen en/of ingebracht en/of omgezet en/of opdracht gegeven tot uitbetaling en/of uitbetaald (door) meermalen (telkens) (contante) geldbedragen betaalbaar te stellen en/of te ontvangen en/of in contanten over te dragen, door
- op of omstreeks 17 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 1.000.000,-- (p. 186/190), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 19 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 2.000.000,-- (p. 191/192), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 25 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (p. 195/199), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 25 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (p. 195/200), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 25 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 1.500.000,-- (p. 203/204), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 26 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (p. 104/207), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 29 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 350.000,-- (p. 208/209), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 7 december 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (p. 210/212), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 13 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 2.000.000,-- (p. 286/289), over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en
- op of omstreeks 15 februari 2021 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 5.300.000,-- (p. 309, p. 314 t/m 319) over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen,
terwijl hij verdachte en zijn mededader(s) ten aanzien van die geldbedrag(en) wist(en), dat deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
4.
op 19 december 2020 in België en/of in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 173,5 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
op 15 februari 2021 in België en/of in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 467 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feiten 2 en 3:
Medeplegen van gewoontewitwassen
en
medeplegen van witwassen.
Feit 4:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet.
Feit 5:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in overeenstemming met het afdoeningsvoorstel gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 5 jaren en een geldboete van € 100.000,-, subsidiair 365 dagen vervangende hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft overeenkomstig het afdoeningsvoorstel geen strafmaatverweer gevoerd
.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft (samen met anderen) zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van grote hoeveelheden cocaïne, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van overlast en criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) (gewoonte)witwassen van zeer grote hoeveelheden drugsgeld. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de overwegingen met betrekking tot de strafmaat uit het afdoeningsvoorstel. De voorgestelde strafmaat, zoals door de officier van justitie ter zitting is gevorderd, lijkt op het eerste oog, gelet op de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), aan de lage kant.
Aan de andere kant kan de rechtbank haar ogen niet sluiten voor een aantal factoren.
Zo wijst alles erop, mede gezien de hoogte van het ontnemingsbedrag, dat de rol van de verdachte in het geheel van redelijk ondergeschikte aard was. Verder heeft de rechtbank gelet op de beperkte periode in de tenlastelegging waarin de tenlastegelegde feiten zich hebben afgespeeld. Voorts dient te worden opgemerkt dat de tenlastegelegde feiten oudere feiten betreffen en de verdachte geen strafblad heeft. De voorgestelde strafmaat, zoals door de officier van justitie ter zitting is gevorderd, staat gelet op deze factoren in een redelijke verhouding tot de ernst van de zaak. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat het voorstel niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling, maar ook een effectieve afdoening van de zaak dient. De verdachte is akkoord gegaan met de gevorderde straf en zal dan ook (naar verwachting) geen hoger beroep instellen. Dit betekent dat de straf, nu de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd.
De rechtbank zal daarom overeenkomstig het voorstel beslissen en aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest en een geldboete van € 100.000,-, subsidiair 356 dagen vervangende hechtenis opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 365 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en
mr. J.S. Spijkerman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 september 2023.
Buiten staat
Mr. J.S. Spijkerman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 november 2020 te Rotterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 660 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2020 tot en met 8 december 2020 in Nederland en/of te Lanaken (België) en/of elders in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, en/of zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) (krachtens die gewoonte) meermalen, althans eenmaal, een of meer voorwerpen, te weten een contant geldbedrag, in totaal (ongeveer) 8.906.000,-- euro (p. 150), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 15 februari 2021, te Amsterdam en/of Breda en/of Maastricht en/of Kerkrade en/of Huizen en/of (elders) in Nederland en/of te Lanaken (België) en/of elders in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, en/of zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (telkens} (krachtens die gewoonte) meermalen, althans eenmaal, een voorwerp, te weten een geldbedrag, verworden en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of ingebracht en/of omgezet en/of opdracht gegeven tot uitbetaling en/of uitbetaald (door) meermalen (telkens) (contante) geldbedragen betaalbaar te stellen en/of te ontvangen en/of in contanten over te dragen, door
- op of omstreeks 17 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 1.000.000,-- (p. 186/190), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 19 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 2.000.000,-- (p. 191/192), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 25 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (p. 195/199), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 25 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (p. 195/Z00), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 25 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 1.500.000,-- (p. 203/204J, althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 26 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (p. 104/207J, althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 29 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 350.000,-- (p. 208/Z09), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 7 december 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 500.000,-- (p. 210/212), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 13 november 2020 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 2.000.000,-- (p. 286/289), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen en/of
- op of omstreeks 15 februari 2021 aan een onbekend gebleven pers(o)on(en) een geldbedrag van € 5.300.000,-- (p. 309, p. 314 t/m 319), althans een geldbedrag over te dragen dan wel door een of meer van zijn mededaders over te laten dragen,
terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) ten aanzien van die/dat geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 19 december 2020 in België en/of in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 173,5 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij op of omstreeks 15 februari 2021 in België en/of in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 467 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.