ECLI:NL:RBLIM:2023:5420

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
C/03/321374 HARK 23-144
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 7 september 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door de advocaat van de verzoekster, die zich niet kon verenigen met de beslissing van de rechter om geen gemachtigde, die geen advocaat was, het woord te laten voeren tijdens een kort geding op 17 augustus 2023. De advocaat stelde dat deze beslissing in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat dit duidde op vooringenomenheid en partijdigheid van de rechter. De rechter verdedigde zijn beslissing door te stellen dat het procesrecht dit niet toestaat en dat er geen sprake was van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Ze concludeerde dat de beslissing van de rechter een procesbeslissing was en dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond vormt voor wraking. De wrakingskamer merkte op dat de advocaat aanvankelijk niet ter zitting was verschenen en dat de rechter de verzoekster de keuze had gegeven tussen aanhouding of onmiddellijke inhoudelijke behandeling. De wrakingskamer vond geen aanleiding om het verzoek tot wraking te honoreren, aangezien er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek werd dan ook ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rekestnummer: C/03/321374 / HA RK 23-144
Beslissing van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. M.M. van der Marel te Eindhoven,
dat strekt tot wraking van mr. Kluin, rechter in deze rechtbank, hierna: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting in kort geding van 17 augustus 2023 met wrakingsgronden;
  • de reactie van de rechter van 17 augustus 2023;
  • het uitstelverzoek van 24 augustus 2023 en de afwijzende reactie daarop van de wrakingskamer;
  • de brief van 28 augustus 2023 namens verzoekster, waarin het verzoek om uitstel gehandhaafd wordt en bij geen verplaatsing - onder protest - gevraagd wordt om de zaak schriftelijk af te doen;
  • de brief van 29 augustus 2023 namens verzoekster, inhoudende het herhaalde verzoek het wrakingsverzoek door te verwijzen naar de rechtbank Oost-Brabant;
  • de mondelinge behandeling van 30 augustus 2023, waarbij aan de zijde van verzoekster niemand is verschenen; evenmin verschenen is de rechter.

2.Het verzoek en het standpunt van de rechter

2.1.
Ter zitting in kort geding van 17 augustus 2023 heeft de advocaat de rechter gewraakt. Grond daarvoor was dat de rechter niet heeft toegestaan dat een gemachtigde het woord zou voeren namens eiseres. Dat is in strijd met artikel 6 EVRM. Dit zou het beleid zijn volgens de rechter. Daaruit vloeit vooringenomenheid en partijdigheid voort. De advocaat heeft voorts verzocht een wrakingskamer buiten de rechtbank Limburg samen te stellen, omdat de handelwijze van de rechter kennelijk op beleid van deze rechtbank berust.
2.2.
De rechter heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van voor-ingenomenheid of partijdigheid. Weliswaar heeft hij niet toegestaan dat een gemachtigde, niet zijnde advocaat, het woord zou voeren namens eiseres, maar de reden daarvoor was dat het procesrecht - in zaken als deze - dit niet toestaat.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Allereerst ziet de wrakingskamer in de kennelijke mededeling van de rechter dat zijn beslissing conform beleid van de rechtbank zou zijn, geen aanleiding de behandeling van het wrakingsverzoek te verwijzen naar een andere rechtbank. Waarom de wrakings-kamer van deze rechtbank het verzoek niet in behandeling zou kunnen of moeten nemen, is ook verder namens verzoekster niet of onvoldoende onderbouwd.
3.3
De wrakingskamer heeft eerder afwijzend gereageerd op een verzoek tot aanhouding van de behandeling. De wrakingskamer ziet geen reden thans anders te oordelen, waarbij zij opmerkt dat de advocaat – zij het onder protest – akkoord is gegaan met (schriftelijke) afdoening.
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat:
- de advocaat van eiseres in de kort gedingprocedure aanvankelijk niet ter zitting was verschenen;
- de rechter niet heeft toegestaan dat een jurist verbonden aan het kantoor van de advocaat namens eiseres het woord zou voeren;
- de rechter eiseres de keuze heeft gegeven tussen aanhouding of – in afwachting van de komst van de advocaat – meteen starten met de inhoudelijke behandeling;
- eiseres heeft - na schorsing - gekozen voor het starten met de inhoudelijke behandeling met de aankondiging dat de advocaat, mr. Van der Marel, vanuit Eindhoven onderweg is naar de rechtbank;
- de advocaat, na arriveren, de gelegenheid heeft gekregen om in tweede termijn te reageren, met de uitdrukkelijke mededeling dat niet door hem mag worden gepleit als ware het een eerste termijn, omdat die aan de zijde van eiseres reeds was geweest, en
- de advocaat de rechter vervolgens heeft gewraakt.
3.5.
De beslissing van de rechter om, naar zijn oordeel, in lijn met het procesrecht niet toe te staan dat een gemachtigde, niet zijnde advocaat, namens eiseres het woord zou voeren, is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in dit geval geen sprake, te meer nu in casu het beginsel van verplichte procesvertegenwoordiging geldt, en uit het proces-verbaal van de zitting in kort geding volgt dat de rechter eiseres heeft gewezen op de mogelijkheid van aanhouding van de behandeling. Dat het kennelijke beleid van de rechtbank in dezen, dat – in de woorden van de advocaat - ‘geen, althans onvoldoende, ruimte laat voor het leveren van maatwerk’, blijk geeft van vooringenomenheid, vermag de wrakingskamer evenmin in te zien.
3.6.
Het verzoek is dan ook ongegrond.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het wrakingsverzoek af.
Deze beslissing is op 7 september 2023 gegeven door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. M.M. Beije, bijgestaan door mr. N. Ouarani, griffier.
De griffier is niet in de gelegenheid mede te ondertekenen.