ECLI:NL:RBLIM:2023:5413

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
03/141465-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwaarlozing van dieren en het opleggen van straffen in het kader van de Wet Dieren

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met haar zoon verantwoordelijk werd gehouden voor de verwaarlozing van een groot aantal dieren. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 10 jaar. De zaak betreft de periode van 16 februari 2021 tot en met 8 september 2021, waarin de verdachte als houder van 79 honden, kippen, struisvogels, emoes, nandoes, papegaaien, fazanten, duiven, paarden en ezels de nodige zorg aan deze dieren heeft onthouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar zoon niet alleen verantwoordelijk waren voor de verzorging van de dieren, maar ook dat de omstandigheden waaronder de dieren werden gehouden ernstig tekortschoten. Tijdens inspecties zijn er ernstige misstanden geconstateerd, zoals het ontbreken van schoon drinkwater, onhygiënische huisvesting en onvoldoende veterinaire zorg. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een lagere taakstraf had geëist, afgewezen en een hogere straf opgelegd, omdat de eis onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten. De verdachte moet ook identificerende gegevens van de honden aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming verstrekken en mag gedurende de proeftijd geen andere dieren houden dan een roedel van maximaal vijf honden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/141465-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1949,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. N. Wouters, advocaat kantoorhoudende te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 augustus 2023. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun stand-punten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte]
(parketnummer 03/141464-22).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging – na wijziging – is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte, al dan niet samen met een ander, als houder van dieren, op verschillende tijdstippen in de periode van 16 februari 2021 tot en met 8 september 2021 de nodige zorg aan die dieren heeft onthouden (feit 1), waaronder het niet voorzien van noodzakelijke (medische) zorg aan een hond met een open bijtwond (feit 2).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Voorts is zij van oordeel dat er geen sprake is van vormverzuimen met betrekking tot het binnentreden op de [adresgegevens verdachte] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten omdat het binnentreden in de woning aan de [adresgegevens verdachte] op 16 februari 2021 en 8 september 2021 onrechtmatig was, welke vormverzuimen moeten leiden tot bewijs-uitsluiting, met vrijspraak tot dwingend gevolg. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De machtiging tot binnentreden van 16 februari 2021 had niet mogen worden afgegeven, omdat er geen sprake was van een verdenking, en de doorzoeking op 8 september 2021 was onrechtmatig wegens het ontbreken van een machtiging tot binnentreden. Hierdoor is inbreuk gemaakt op de privacy van de verdachte. Het bewijs waarop de verdenking in deze zaak is gebaseerd, is de vrucht van dit onherstelbare vormverzuim. De consequentie die aan het verzuim verbonden moet worden, is bewijsuitsluiting. Dit zou dan met name moeten plaatsvinden omdat een belangrijk strafvorderlijk voorschrift is geschonden én toepassing van bewijsuitsluiting door de verdediging noodzakelijk wordt geacht als middel om vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst te voorkomen.
De raadsvrouw heeft subsidiair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van bewijs van houderschap van de dieren. De dieren waren eigendom van haar zoon, [medeverdachte] , en verdachte heeft slechts enkele keren ondersteunende werkzaamheden verricht voor haar zoon. Dit is onvoldoende om haar als houder van de dieren aan te merken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Ten aanzien van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
De rechtbank verwerpt de verweren ten aanzien van de onrechtmatigheid van het betreden van de woning en het erf aan de [adresgegevens verdachte] en overweegt hiertoe als volgt.
Op 16 februari 2021 heeft een hulpofficier van justitie toestemming gegeven om de betreffende woning zonder toestemming van de bewoner te betreden teneinde toezicht uit te oefenen op grond van artikel 8.2 Wet dieren. Een strafrechtelijke verdenking is voor de uitoefening van dergelijke toezichthoudende bevoegdheden niet vereist, zodat het binnen-treden en de schouw rechtmatig waren.
Op 8 september 2021 is, blijkens een proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2022, eveneens een machtiging tot binnentreden afgegeven in het kader van een hercontrole ten aanzien van dierenwelzijn. Deze machtiging is getoond aan [medeverdachte] , de zoon van verdachte. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van bedoeld proces-verbaal, waaruit bovendien blijkt dat [medeverdachte] (nadat hem deze machtiging was getoond) toestemming heeft gegeven om de woning te betreden. [2] Aldus was ook deze schouw rechtmatig en is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv geen sprake.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht beide ten laste gelegde feiten bewezen op grond van de onderstaande bewijsmiddelen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]relateerden –zakelijk weergegeven– het volgende: [3]

Op 16 februari 2021, omstreeks 11.00 uur, bevonden wij ons op het adres [adresgegevens verdachte] . Aldaar is woonachtig [verdachte] . Wij zagen dat er rondom het perceel verschillende diersoorten gehouden werden. Onderweg naar de woning zag ik, [verbalisant 1] , [medeverdachte] welke naar de poort liep. Daar ik van een vorige controle wist dat er in een soort bijkeuken bij deze eerdere controle onder slechte omstandigheden honden gehouden werden begaf ik mij naar deze ruimte. Ik zag een ruimte waar enkele kleine hokken stonden waarin zich hondjes bevonden. Ik zag dat deze verblijven licht vervuild waren en dat de dieren die erin zaten geen water hadden. Vervolgens begaf ik mij in de schuur. Ik rook dat in dit gedeelde een onaangename geur van ontlasting en urine hing. In deze gang zag ik een hond lopen welke een grote open wond op zijn rug had. Ik hoorde van [medeverdachte] en [verdachte] dat het een bijtwond betrof. Alle ruimtes waren vervuild. Overal lagen al dan niet bruikbare spullen en afval. Grenzend aan de binnenplaats bevond zich een verblijf met enkele honden met pups en een zwangere teef met open doorligwonden. Verder werden buiten het gebouw ook nog honden gevonden. In een losstaand gebouw was een gedeelte ingericht als hondenverblijf. De verblijven waren ernstig vervuild. De honden hadden een vervuilde vacht, met name de honden met een langharige vacht. Met toestemming van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland werden in totaal 79 honden meegevoerd en opgeslagen. Bij het invangen van deze honden bleek dat bijna alle dieren zeer angstig waren. Alle dieren stonken naar urine en ontlasting. Tijdens het invangen van honden en pups bemerkte ik, [verbalisant 2] , dat in meerdere verblijven de bovenste laag bodembedekking er schoon uitzag, maar dat tijdens het invangen de onderste laag bodembedekking naar boven kwam. Ik zag dat deze onderlaag, zaagsel dan wel krantenknipsels, doordrenkt was met urine en ik rook dat er tijdens het invangen een zeer sterke ammoniaklucht omhoogkwam. In deze was sprake van het onthouden van de nodige zorg ten aanzien van alle dieren en in het bijzonder van de dieren die werden meegenomen. Dat was de mening van de dierenarts van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), [naam dierenarts 1].”
Een geschrift, zijnde een veterinaire verklaring van drs. [naam dierenarts 1] van 18 februari 2021, dierenarts bij de NVWA, inhoudende– kort weergegeven –: [4]

Op 16 februari 2021 werden door mij beoordeeld: ca. 110 honden, 4 paarden, 1 ezel.
Gegevens omtrent de houder van dieren: [medeverdachte] , [adresgegevens verdachte] .
In een ren werden 3 teckels gehuisvest. Ik zag één hok in het verblijf staan dat als nachthok/ schuilplaats diende. De bodembedekking van dit verblijf was niet verhard en vervuild met ontlasting.
1 hond liep los op het erf. Ik zag dat deze hond een open wond van ca. 5x3 cm op de rug
had. Volgens de houder was deze hond door een ander gebeten. Later sprak ik de praktiserende dierenarts die op het bedrijf aanwezig was. Deze zei dat de wond toen (de rechtbank begrijpt: circa 1 week eerder) minder ernstig uitzag dan nu en dat de wond medisch verzorgd en gehecht moest worden.
In een overkapte kennel met één schuilhok waren 3 honden (klein ras) gehuisvest. Ondanks de overkapping was de bodem van dit verblijf nat. Ik zag dat de pootjes van deze honden nat waren. De vachten van deze honden waren onverzorgd en vervilt.
Ik zag een overkapte kennel waarin 1 grote hond en 1 kleine hond werden gehouden. Het verblijf was te klein voor de honden. In deze kennel was 1 schuilhok aanwezig. De grote
hond paste niet in dit hok, het was te klein. Ik zag dat de bodem van dit hok sterk vervuild was met een mengsel van instrooi, uitwerpselen en urine van de honden. De bodem was nat. Ik zag dat in de schuilhut ingestrooid was met stro. Ik zag dat dit instrooi nat en vervuild was met uitwerpselen en urine/water. Deze honden hadden geen toegang tot drinkwater.
Ik zag 4 verblijven naast elkaar met ieder verblijf 1 schuilhok. In elk verblijf werden 3 honden gehouden (middelgrote tot grote ras zoals witte herder). Deze 3 honden moesten gezamenlijk in een hok schuilen. De nachthokken waren te klein voor 3 honden.
In het weiland liepen 3 paarden. Ik zag dat één van deze paarden te lange hoeven had. Ik zag dat de bodembedekking van de overkapping vervuild was met een mengsel van oude en verse mest en strooisel. Er lagen voorwerpen in het weiland met uitstekende delen waaraan de dieren zich konden verwonden.
Toen ik de schuur binnenliep nam ik een sterke ammoniaklucht waar. Mijn ogen begonnen te prikken van irritatie. Deze schuur was niet verwarmd, het was koud. In deze schuur waren 5 kennels met in totaal 11 honden. Ik zag dat de bodembedekking van deze 5 kennels nat en
vervuild was met uitwerpselen. Toen ik de schuur binnenliep, begon de moeder van de dier-houder direct met het schoonvegen van de bodem. Ik zag dat de honden natte, vervuilde en onverzorgde vachten hadden. Ik zag enkele honden rillen van de kou. In de kennels waren plastic mandjes die als slaapgelegenheid dienden. In een kennel zag ik dat het mandje omgedraaid was zodat de honden (2 stuks) geen mandje ter beschikking hadden. Ik zag dat in één kennel met 2 kooikerhonden het drinkwater vervuild was.
In een oude runderstal waren 3 verblijven waarin 5 honden waren gehuisvest. Toen ik binnen stond, voelde ik de kou optrekken. De hele ruimte was vochtig, ik zag dat de betonnen vloer van de verblijven nat was. Elk verblijf had 1 plastic maandje met stro erin als slaap-gelegenheid. Ik zag dat het stro in deze maandjes nat was. Ik zag dat in een verblijf een gat in de vloer zat. De honden konden in dit gat stappen en zich verwonden. In een verblijf was een ijzeren hek bij de waterbak met scherpe en uitstekende punten. De honden konden zich hieraan verwonden.
In de schuur bij het woonhuis waren 7 verblijven ingericht met in totaal 25 honden, moeder-dieren en pups, gehuisvest. Ik voelde dat het koud was in deze schuur, de verwarming stond uit. Toen ik binnenliep nam ik een sterke ammoniaklucht waar. Toen ik binnenkwam stond de ventilatie aan, maar de luchtkwaliteit was niettemin slecht. De plastic mandjes stonden zonder verhoging op de vloer, waardoor er geen bescherming was tegen optrekkende kou. Verblijf 1: hierin waren 7 pups en het moederdier gehuisvest. Ik zag dat er 1 plastic mandje op de grond stond. Ik zag dat het drinkwater bevuild was. Ik zag dat een wand beschadigd was, zodat er scherpe randen aanwezig waren waaraan de honden zich konden verwonden. Verblijf 2: hierin waren 2 pups gehuisvest. De pups hadden geen water ter beschikking, de waterbak was leeg. Aan een muur zat een ijzerframe voor voeder/drinkbakjes. Ik zag dat dit ijzeren frame kapot was, waardoor er scherpe punten uitstaken. Ook zag ik een schroef uitsteken net boven de grond aan deze muur. De pups konden zich aan deze uitstekende delen verwonden. Verblijf 3: hierin werd 1 witte herder gehouden. Toen deze hond meegevoerd werd zag ik dat deze hond uitgebreide huidaandoeningen had aan de nek en poten. De plekken waren kaal en ontstoken. Ook een oor was aangegrepen. Verblijf 4: hierin werd 1 hond met 7-8 pasgeboren pups gehouden. Het moederdier had geen toegang tot drinkwater, de drinkbak was leeg. De plastic mand stond direct op de vloer, zonder verhoging. Verblijf 5: hierin werd 1 hond gehouden. Deze hond had geen beschikking over een mandje. Het drinkwater was vervuild. Verblijf 6: hierin werd 1 hond gehouden die nog moest bevallen. Er stond een plastic mand op de kale vloer. Deze hond had geen toegang tot drinkwater.
Toen ik de aanbouw van het woonhuis binnenliep, nam ik een ammoniaklucht waar. In deze ruimte waren 6 verblijven gecreëerd: Verblijf 1: dit was een plastic kist waarin 1 kleine hond
gehouden werd. De teef moest gaan bevallen. Het verblijf was smerig. Deze hond had geen mandje of andere slaapgelegenheid. Deze hond had geen bescherming tegen optrekkende kou. Verblijf 2: hierin werden 3 pups gehouden. Er stond 1 plastic mand op de grond als slaapgelegenheid. De pups werden niet beschermd tegen optrekkende kou. De pups hadden geen toegang tot drinkwater. Verblijf 3: hierin werden 3 honden gehouden. De bodem-bedekking was van kaal beton met papiersnippers als strooisel. Er was 1 plastic mand zonder verhoging als slaapgelegenheid aanwezig voor de 3 honden. Deze honden hadden geen bescherming tegen optrekkende kou. Verblijf 4: hierin werd 1 hond met 6 pups gehuisvest. Ook deze vloer was van beton met papiersnippers als instrooi. Deze honden
hadden 1 mand die zonder verhoging op de grond stond als slaapgelegenheid. Deze mand gaf geen bescherming tegen optrekkende kou. Het drinkwater was vervuild. Verblijf 5: Hierin werd 1 teef gehouden die nog moest bevallen. De hond had geen beschikking over drinkwater. Verblijf 6: hierin was 1 moederdier met 7 pups gehuisvest. Deze dieren hadden geen toegang tot drinkwater.
In de bijkeuken stond een stellage met benches. Bij aanvang van de controle zag de politie-agent dat de honden in de benches zaten. De benches waren te klein om honden over een langere tijdsperiode te huisvesten. De honden hadden geen toegang tot drinkwater. In deze kamer stonden diverse spullen, b.v. emmers, kratten, emmers met schoenen, een bezem e.a. op de grond. De honden hadden hier vrije toegang toe en konden zich aan diverse voor-werpen bezeren als ze b.v. aan ongeschikte materialen zouden bijten. De vloer was vervuild met o.a. uitwerpselen van de honden.
In de woning trof ik 1 moederdier met 3 pups aan. Een pup heb ik in de kleerkast in de bovenetage gevonden, terwijl de teef en de andere honden beneden waren. De pup was
helemaal alleen.
De honden maakten een onverzorgde indruk, de vachten waren dof, vervilt, vervuild en bij sommige dieren nat. 1 hond met een open wond op de rug aangetroffen en later 1 hond met een uitgebreide huidinfectie (kaal op nek en poten) aangetroffen, die niet behandeld was.
Ik heb veel dieren aangetroffen, die geen toegang tot drinkwater hadden of geen schoon drinkwater hadden. De water- en voerbakken waren vervuild. De dierenverblijven waren niet schoon, er lag veel ontlasting in de verblijven. De verblijven binnen waren niet of
onvoldoende ingestrooid, dit vooral bij de pups en moederdieren. De algehele hygiënische omstandigheden waren onder maat. De onverharde verblijven waren niet goed te reinigen en
ontsmetten. De honden hadden geen of onvoldoende bescherming tegen slechte weers-omstandigheden. Het klimaat in de binnen verblijven was slecht: te koud, vooral voor de pups, te weinig ventilatie (sterke ammoniaklucht) en soms vochtig zoals in de oude stal. Ook trof ik onveilige verblijven aan met voorwerpen met scherpe randen en uitstekende delen, gaten in de vloer e.a., zodat de honden zich konden verwonden.
De hond met de wond op de rug is ca. 1 week geleden gebeten. De witte herder met de huid-infectie is gezien de omvang van de aandoeningen al langere tijd ziek, meerdere weken tot maanden.
De aangetroffen toestand is ontstaan door een dierenhouder die niet over voldoende verantwoordelijkheid en vakbekwaamheid beschikt om zijn dieren optimaal te verzorgen. De dierhouder lijkt de bestaande problemen:
• onhygiënische en onveilige huisvesting,
• het niet toegankelijk maken van water voor al zijn dieren
• het niet voorzien in een geschikte huisvesting voor al zijn dieren
• het niet adequaat verlenen van zorg aan hulpbehoevende dieren
• de dieren onvoldoende ruimte te geven voor hun ethologische en fysiologische behoeften
niet aan te kunnen.”
Inspecteurs [naam inspecteur 1] , [naam inspecteur 2] , [naam dierenarts 1] en [naam inspecteur 3]rapporteren – zakelijk weergegeven – als volgt: [5]

Op 11 maart 2021 omstreeks 10.45 uur bevonden wij ons op bedrijf van overtreder [medeverdachte] , gevestigd aan de [adresgegevens verdachte] . Daar spraken wij [naam 1] en [verdachte] , de moeder van [medeverdachte] . [naam 1] deelde mij mede: “De hele hondenhandel is meer [medeverdachte] zijn ding. De moeder van [medeverdachte] werkt ook mee met het verzorgen van de dieren.”
Nieuwe bevindingen
- Ik zag dat er in het weiland voor het woonhuis 3 struisvogels en 2 emoes werden gehouden. Ik zag dat deze dieren geen passende schuilgelegenheid hadden waardoor ze niet beschermd waren tegen negatieve weersinvloeden
- Ik zag dat 1 nandoe slecht liep. Volgens de dierhouder had dit dier een gebrek aan calcium.
- In een buitenverblijf werden 2 emoes en 2 nandoes gehouden. Ik zag dat deze vogels geen passende schuilplek hadden. Tevens zag ik dat in het verblijf veel rommel lag waaraan de vogels zich konden verwonden.
- In een volière werden 4 papegaaien gehuisvest. Ik zag dat de papegaaien geen vorstvrij binnenverblijf ter beschikking hadden, waardoor ze niet tegen slechte weersomstandigheden konden schuilen.
- Ik zag 1 lori die in een kooi gehouden werd. Ik zag dat er geen binnenhok voor deze vogel aanwezig was, waarin de vogel kon schuilen.
- In een volière werden 3 fazanten en 2 duiven gehouden. Ik zag dat er geen beschutting/ schuilgelegenheid aanwezig was.”
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3]relateren – zakelijk weergegeven – als volgt: [6]

Op 24 augustus 2021 kwam via het telefoonnummer 144 een melding van een persoon die
bij [medeverdachte] een puppy gekocht had. Het betrof een melding omtrent de verkoop van een puppy met gezondheidsproblemen. Het van [medeverdachte] gekochte hondje bleek een darmparasiet te hebben. Het betrof hier Giardia. Deze parasiet kan dodelijk zijn bij jonge honden en deze honden moeten derhalve veterinaire zorg krijgen. Op 8 september 2021 vond opnieuw een controle plaats. In de meeste verblijven was de bodem niet goed schoon. Her en der lagen uitwerpselen en of urine. Dit werd wel verwijderd en daarbij werd water gebruikt echter de vloeren bleven heel lang nat. De zich daarin bevindende honden hadden derhalve een deels natte en vervuilde vacht. Tevens had een aantal van deze honden doorweekte voetzolen. In een aantal verblijven zagen wij zeer dunne ontlasting liggen. Van deze ontlasting werden door [naam 2] en [naam 3] monsters genomen. Deze monsters werden met een daarvoor bestemde testset ter plaatse onderzocht op Giardia. Daarbij bleek dat de test aangaf dat de dieren met deze darmparasiet waren besmet.
Bij het invangen van de honden bleek dat ze heel erg bang waren en zich geen halsband om lieten doen. Verder zagen wij dat bij een aantal honden de nagels te lang waren, de tanden aanslag van tandsteen hadden, oren van binnen vervuild waren en de vacht onvoldoende verzorgd was. De vacht begon bij een aantal dieren te vervilten. Door dierenarts [naam dierenarts 2] werden de honden en hun verblijven onderzocht. De dierenarts verklaarde dat aan de honden de nodige zorg was onthouden gelet op de gehele situatie. Er werden 55 honden meegevoerd. Verder zagen wij ten tijde van de controles dat [verdachte] zich eveneens bezighield met de verzorging van de honden. Wij zagen dat zij actief was bij de verzorging van de honden. Zij droeg werkkleding en begaf zich in de rennen om aldaar ontlasting te verwijderen.”
Dierenarts [naam dierenarts 2]rapporteert – zakelijk weergegeven – het volgende: [7]

Op 8 september 2021 heb ik op vraag van de LID de honden van [medeverdachte] onderzocht en beoordeeld. Hierbij is ook gekeken naar de omstandigheden waarin de dieren gehouden worden.
Huisvesting
De omgeving waarin de honden gehouden werden was sterk vervuild: de verschillende rennen waarin de honden zaten waren bevuild met urine en ontlasting/diarree. De pups waren hierdoor vochtig en vervuild.
Gezondheid
Alle honden hebben een lichamelijk onderzoek gehad. Hierbij viel op dat vrijwel alle honden diarree hadden, zowel de pups als de moederdieren. Er is ter plekke een giardiatest gedaan op een mengmonster van ontlasting en deze was positief. Daarnaast hadden de meeste honden een vervuilde en vervilte vacht.
Conclusie
Door het grote aantal honden met diarree en de vervuilde omgeving is er sprake van een hoge infectiedruk m.b.t. giardia. De omgeving waarin de dieren verblijven is lastig te reinigen, daar giardia enkel te bestrijden is met stoom en specifieke reinigingsmiddelen.”
Bewijsoverweging
Feit 1
Verwaarlozing
Uit de voornoemde bewijsmiddelen, waaronder twee verklaringen van dierenartsen, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat op verschillende tijdstippen aan 79 honden, diverse vogelsoorten, 55 honden, paarden en ezels de nodige verzorging is onthouden. Deze dieren waren verstoken van (schoon) water en/of een veilige en hygiënische/geventileerde huis-vesting en/of voldoende bewegingsruimte. Zo waren veel verblijven vervuild met urine en ontlasting, waren veel verblijven onvoldoende ingericht op weersomstandigheden, waren hokken te klein, hadden honden een natte, vervuilde en vervilte vacht en of voetzolen, hadden honden tandaanslag en vieze oren en konden dieren zich in de verblijven verwonden. Verder werden kippen met kalkpoten aangetroffen, een zwangere teef met doorligwonden, een hond met huidinfectie, die, gelet op de omvang van de infectie, al weken of maanden ziek was en honden met diarree, zowel de pups als de moederdieren. Aan de dieren is naar het oordeel van de rechtbank ook de nodige veterinaire zorg onthouden. Hierbij speelt een rol dat uit de verklaring van dierenarts [naam dierenarts 2] volgt dat door het grote aantal honden met diarree en de vervuilde omgeving sprake was van een hoge infectiedruk met betrekking tot giardia en dat de omgeving lastig te reinigen was. Dat er – zoals verdachte heeft aangevoerd – verschillende hopen ontlasting bij elkaar zouden zijn gegooid en daarvan één monster zou zijn genomen in plaats van verschillende monsters van verschillende hopen ontlasting, doet aan de hoge infectiedruk (en daarbij de constatering dat veel honden diarree hadden) niet af. Daarnaast volgt de rechtbank de enkele stelling van verdachte dat de verzorging en huis-vesting voldeed en haar zoon [medeverdachte] , ten tijde van de controles, nog aan zijn dagelijkse verzorgingsronde moest beginnen, waardoor sommige dieren nog geen vers water hadden, niet. Allereerst volgt uit de bewijsmiddelen onomstotelijk dat de huisvesting
nietvoldeed. Bovendien heeft de verdachte, los van de (retorische) vragen of dieren niet permanent over schoon drinkwater zouden moeten kunnen beschikken en of het starten met een verzorgings-ronde om 11.00 uur in de gegeven omstandigheden niet aan de late kant is, in dit kader op zitting ook verklaard dat het beschikken over water in sommige verblijven ook niet mogelijk was vanwege de vrieskou. De vrieskou ontslaat verdachte echter niet van de verplichting om de dieren over schoon drinkwater te laten beschikken. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende komen vast te staan dat in ieder geval ten aanzien van de honden in die verblijven de nodige verzorging is onthouden door hen geen toereikende hoeveelheid drinkwater te geven.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat de verdachte hiervoor samen met haar zoon verantwoordelijk is te houden. De verdachte heeft op zitting verklaard dat de fokkerij (en de dieren) van haar zoon was c.q. waren. [medeverdachte] is dan ook in ieder geval als houder van de dieren te beschouwen. Uit het dossier volgt voorts dat de hondenfokkerij was gevestigd op het perceel aan de [adresgegevens verdachte] , zijnde het woonadres van verdachte, waar eveneens de overige dieren verbleven. Uit het dossier blijkt verder dat zich ook honden bevonden in de woning van verdachte en dat [medeverdachte] samen met verdachte de dieren verzorgde. Dit laatste volgt uit de bevindingen tijdens de controles: diverse malen is geconstateerd dat verdachte actief was bij de verzorging van de honden; zij droeg werkkleding en begaf zich in de rennen om aldaar ontlasting te verwijderen. Deze bevindingen vinden steun in het rapport van inspecteurs [naam inspecteur 1] , [naam inspecteur 2] , [naam dierenarts 1] en [naam inspecteur 3] waarin verslag wordt gedaan van een gesprek met [naam 1] , die verklaarde dat verdachte meehielp bij het verzorgen van de dieren. Nu zowel verdachte als [medeverdachte] een wezenlijke rol hadden in de verzorging van de dieren is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen en moet ook verdachte als houder van de dieren worden aangemerkt.
Feit 2De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook dit feit in vereniging heeft gepleegd. Uit de verklaringen van de dierenartsen volgt dat één hond een open bijtwond van ca. 5x3 cm op de rug had en dat deze wond medisch verzorgd en gehecht moest worden. Deze hond was een week eerder door een dierenarts gezien en de wond zag er toen minder ernstig uit. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank aan deze hond de noodzakelijke medische zorg onthouden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
t.a.v. feit 1:
op tijdstippen in de periode van 16 februari 2021 tot en met 8 september 2021 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander, als houder van dieren, te weten 79 honden, kippen, 3 struisvogels, 4 emoes, 3 nandoes, 4 papegaaien, 1 lori, 3 fazanten, 2 duiven, 55 honden, paarden en ezels, de nodige verzorging aan deze dieren heeft onthouden, immers hebben zij en haar mededader die dieren:
- niet laten beschikken over een toereikende hoeveelheid drinkwater, en/of
- niet laten beschikken over voldoende bewegingsruimte, en/of
- niet laten beschikken over een veilige leefomgeving, en/of
- niet de noodzakelijke veterinaire zorg geboden, en/of
- niet laten beschikken over voldoende hygiënische en/of geventileerde huisvesting;
t.a.v. feit 2:
op 16 februari 2021 in gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een ander, als houder van een dier, te weten een hond, de nodige verzorging aan dat dier heeft onthouden, door de hond niet te voorzien en te blijven voorzien van (tijdige en juiste) noodzakelijke (medische) zorg in verband met een open bijtwond.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het/de volgende strafbare feit/en op:
t.a.v. feit 1:
medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 2:
medeplegen van zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 5 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten volgens de officier van justitie verschillende voorwaarden worden verbonden, te weten – kort gezegd – dat de verdachte gedurende de proeftijd geen honden zal houden behoudens de roedel van 5 honden die zij nu heeft, met deze honden niet zal fokken en dat de verdachte de identificerende gegevens van de honden zal verstrekken aan de Landelijke Inspectiedienst Dieren ten behoeve van toekomstige inspecties.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan – verzocht te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de kwetsbare psychische situatie en de leeftijd van de verdachte is een taakstraf niet aangewezen. Ook is verzocht rekening te houden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Verder wenst de verdediging dat verdachte in ieder geval maximaal 10 honden kan houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met haar zoon schuldig gemaakt aan verwaarlozing van dieren. Bij drie inspecties in en rondom de woning waar de verdachte de dieren hield, zijn ernstige misstanden geconstateerd. Uit de stukken komt een zeer zorgelijke situatie naar voren. Veel dieren hadden geen droge en schone schuilplaats en moesten in hun eigen urine en ontlasting staan en liggen. Veel dieren hadden geen toegang tot (schoon) drinkwater. Een groot deel van de honden had te weinig bewegings- en uitlaatmogelijkheden en er hing een indringende ammoniaklucht in bijna iedere ruimte. Adequate huisvesting en verzorging is vanuit welzijnsoogpunt van groot belang voor ieder dier. Dat dit grote gevolgen had voor veel dieren was duidelijk te zien aan hun lichamelijke conditie. Veel honden hadden een slecht gebit, een vervilte vacht, vieze oren, lange nagels en vervuilde ogen. Ook veel andere dieren waren in een slechte toestand; een groot aantal kippen had kalkpoten, een nandoe liep slecht wegens calciumgebrek en paarden en ezels hadden te lange hoeven. Daarnaast had één hond een ernstige bijtwond op zijn rug die gehecht diende te worden.
Het houden van dieren is niet vrijblijvend. Wie dieren houdt, draagt daarvoor ook de verantwoordelijkheid. De verdachte heeft de dieren de benodigde zorg onthouden en is in diverse opzichten (zeer) ernstig tekortgeschoten in de verzorging van de van haar afhankelijke dieren. Zorgelijk is ook dat de verdachte hardleers blijkt te zijn: hoewel bij haar en de mededader in verband met de gebrekkige verzorging in februari 2021 79 honden in bewaring waren genomen, bleek het in september 2021 om dezelfde reden noodzakelijk 55 honden mee te voeren. Bovendien is het de rechtbank ter terechtzitting gebleken dat de verdachte geen enkel inzicht heeft in haar handelen. Verdachte blijft halsstarrig volhouden dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Landelijke Inspectiedienst Dieren er nu eenmaal een andere zienswijze op nahouden dan zijzelf. Zelfs nadat verdachte meermaals op zitting is geconfronteerd met de misstanden en de (zeer) slechte toestand van de dieren, blijft zij volhouden dat zij niets verkeerd heeft gedaan en dat de dieren gezond waren en de verzorging en de huisvesting voldeed. De rechtbank maakt zich ernstige zorgen over de bereidheid en geschiktheid van de verdachte om zich aan de regels te houden die voor het houden en fokken van dieren gelden. Te meer nu, nadat de verdachte bij de reclassering heeft verklaard nooit meer honden te houden, op het adres waar de verdachte en haar zoon [medeverdachte] thans samen woonachtig zijn, weer 5 honden verblijven.
De rechtbank oordeelt dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het gebrek aan inzicht bij de verdachte, een gevangenisstraf het uitganspunt dient te zijn. Omdat de strafbare feiten alweer enige tijd geleden zijn gepleegd, de verdachte een blanco strafblad heeft en de rechtbank het ter bescherming van het dierenwelzijn van groot belang acht dat de verdachte gedurende lange tijd geen grote hoeveelheid dieren mag houden, zal de rechtbank volstaan met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de hierna te noemen voorwaarden worden verbonden om toekomstige controles op het dierenwelzijn gedurende langere tijd mogelijk te maken en om het risico te beperken dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat de gezondheid en het welzijn van dieren ernstig benadeelt. De officier van justitie heeft gevorderd een proeftijd op te leggen voor de duur van 5 jaren. De rechtbank is van oordeel dat deze periode te kort is. Gelet op het gebrek aan inzicht bij de verdachte acht de rechtbank de (maximale) proeftijd van 10 jaren passend en geboden.
De onvoorwaardelijke werkstraf dient er mede toe aan de verdachte duidelijk te maken dat haar handelen laakbaar en strafbaar is geweest. Een volledig voorwaardelijke straf zoals door de verdachte is verzocht, is derhalve niet aan de orde. De rechtbank is voorts niet gebleken dat de verdachte geen taakstraf kan uitvoeren. De duur van de werkstraf zal hoger zijn dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank van oordeel is dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Gelet op dit alles acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 10 jaren passend en geboden, zodat deze straf aan de verdachte wordt opgelegd.
Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank zoals vermeld bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank acht die voorwaarden noodzakelijk op grond van de inhoud van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting. Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet in staat moet worden geacht voor meer dieren te zorgen (ook geen andere diersoorten) dan de vijf honden die zij op dit moment houdt. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een houdverbod voor dieren opleggen met uitzondering van een roedel van vijf honden. Nu de verdachte blijkens haar verklaring ter zitting op hetzelfde adres woont als [medeverdachte] , geldt het hiervoor genoemde maximumaantal honden van vijf voor het huishouden van de verdachte en [medeverdachte] – zolang zij op hetzelfde adres wonen – sámen. Aan de verdachte wordt voorts de opdracht gegeven dat zij binnen één maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis identificerende gegevens van de vijf honden (naam, chipnummer, geboortedatum, paspoort, naam van de dierenarts en de gegeven inentingen) zal overleggen aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, dan wel -indien de verdachte niet over al die gegevens beschikt- deze dienst in de gelegenheid zal stellen deze vijf honden ter verkrijging van de nodige gegevens zelf te identificeren ten behoeve van toekomstige inspecties. Indien en voor zover er een andere hond in de plaats treedt van de eerste opgave van de aanwezige honden, zal de verdachte dit binnen een maand na ontvangst van de andere hond aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming kenbaar maken met eveneens overlegging van voornoemde identificerende gegevens van die hond. Aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming wordt de opdracht gegeven om toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden. Aan de verdachte wordt tevens bevolen dat zij gedurende de proeftijd zal meewerken aan de controles van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en/of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en/of de (dieren) politie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2.2 en 8.11 van de Wet dieren.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 10 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde zal geen dieren houden behoudens een roedel van maximaal 5 (vijf) honden;
de veroordeelde zal voorkomen dat deze vijf honden nakomelingen (nestjes) puppy’s zullen krijgen;
de veroordeelde zal binnen 1 (één) maand na het onherroepelijk worden van dit vonnis de identificerende gegevens (naam, chipnummer, geboortedatum, paspoort, naam van de dierenarts en de gegeven inentingen) van iedere hond in de dan aanwezige roedel (van maximaal 5) honden overleggen aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, dan wel -indien de veroordeelde niet over al die gegevens beschikt- deze dienst in de gelegenheid stellen deze vijf honden ter verkrijging van de nodige gegevens zelf te identificeren ten behoeve van toekomstige inspecties. Indien en voor zover een andere hond in de plaats treedt van de eerste opgave van de aanwezige honden, zal de veroordeelde dit binnen een maand na ontvangst van de andere hond aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming kenbaar maken met eveneens overlegging van voornoemde identificerende gegevens van die hond;
e veroordeelde zal meewerken aan controles van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en/of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en/of de politie om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden;
geeft opdracht aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming om toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden;
Taakstraf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. D.J.E. Hamers-Aerts en mr. C.J.M. Brands, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 september 2023.BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
zij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2021 t/m 8 september 2021 in de gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, als houder van een of meer dieren, te weten 79 honden en/of vogels, te weten: kippen, 3 struisvogels, 4 emoes, 3 nandoes, 4 papegaaien, 1 Lori, 3 fazanten en 2 duiven en/of 55 honden en/of paarden en/of ezels, in ieder geval meerdere diersoorten, de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader, die/dat dier(en):
- niet laten beschikken over een toereikende hoeveelheid voer, en/of
- niet laten beschikken over een toereikende hoeveelheid drinkwater, en/of
- niet laten beschikken over voldoende bewegingsruimte, en/of
- niet laten beschikken over een veilige leefomgeving, en/of
- niet de noodzakelijke veterinaire zorg geboden, en/of
- niet laten beschikken over voldoende hygiënische en/of geventileerde huisvesting;
T.a.v. feit 2:
zij op of omstreeks 16 februari 2021 in gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, als houder van een of meer dieren, te weten een hond de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, door de hond niet te voorzien en te blijven voorzien van (tijdige en/of juiste) noodzakelijke (medische) zorg in verband met een open bijtwond.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek met proces-verbaalnummer PL2300-2021173242, gesloten op 16 januari 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 222.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 24 februari 2021, pag. 123.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2021, pag. 6 tot en met 16.
4.Proces-verbaal van meevoeren en opslaan van 16 februari 2021, pag. 63 tot en met 76.
5.Rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 25 maart 2023.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 26 februari 2022, pag. 111 tot en met 115.
7.Een geschrift, te weten “Bevindingen huisdieren dhr. [medeverdachte] , [adresgegevens verdachte] (d.d. 08-09-2021)”, pag. 177 en 178.