ECLI:NL:RBLIM:2023:5392

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
03.202504.21; 03.151989.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel en witwassen met aanzienlijke hoeveelheden chemicaliën en verdovende middelen

Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die grote hoeveelheden chemicaliën en verdovende middelen in zijn woning had. De verdachte, geboren te [geboortegegevens] en thans gedetineerd, werd bijgestaan door mr. J.H.L. Antonides. Tijdens de inhoudelijke behandeling op 28 augustus 2023 werd vastgesteld dat de verdachte 1846 gram cocaïne, 586 gram amfetamine, en een aanzienlijk bedrag van € 17.350,- in contanten had, dat afkomstig was uit eigen misdrijf. Daarnaast werden er diverse wapens en een jammer aangetroffen in zijn woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en zich schuldig maakte aan eenvoudig witwassen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de politie onrechtmatig de woning had betreden, en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank legde ook verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen op, waaronder het contante geld en de drugs.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.202504.21; 03.151989.22 (ttz.gev.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in [adresgegevens PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.L. Antonides, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 28 augustus 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [naam] met het parketnummer 03.253754.22.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging – in de zaak met parketnummer 03.202504.21 nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering – is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03.202504.21
Feit 1:1846 gram cocaïne en 586 gram amfetamine heeft bereid, bewerkt, verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 2:een contant geldbedrag van € 17.350,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Feit 3: diverse voorwerpen, chemicaliën en stoffen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding of bevordering van de productie van cocaïne;
03.151989.22
Feit 1: opzettelijk zonder vergunning een zogenoemde jammer aanwezig heeft gehad;
Feit 2: een busje pepperspray voorhanden heeft gehad;
Feit 3: een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
Feit 4: opzettelijk 55 gram hasjiesj en 6,7 gram hennep aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 03.202504.21 tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat onder feit 1 bewezen kan worden dat de verdachte 1846 gram cocaïne en 586 gram amfetamine aanwezig heeft gehad, dat onder feit 2 bewezen kan worden dat de verdachte wist dat het geldbedrag dat hij voorhanden had onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf en dat onder feit 3 bewezen kan worden dat de verdachte wist dat de voorwerpen en chemicaliën die hij voorhanden had, bestemd waren voor de productie van cocaïne.
De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 03.151989.22 tenlastegelegde feiten op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het aantreffen van de voorwerpen in de woning van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van de onder beide parketnummers tenlastegelegde feiten en heeft daartoe primair aangevoerd dat de verbalisanten onrechtmatig zijn binnengetreden in de woning van de verdachte, nu er ten tijde van het binnentreden geen redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet bestond. De anonieme brief die de politie heeft ontvangen, bevat informatie die onvoldoende concreet of specifiek is. Daarnaast heeft de politie onvoldoende nader onderzoek ingesteld ter verificatie van de informatie ten aanzien van de overtreding van de Opiumwet. De raadsman concludeert dat het onrechtmatig binnentreden van de woning een (onherstelbaar) vormverzuim is als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het levert een schending van het recht op privacy op en de verdachte heeft moeten dulden dat de politieambtenaren onbevoegdelijk het door hem gehuurde pand zijn binnengegaan. Gelet op het belang van het geschonden voorschrift, dient het bewijs dat hierdoor is verkregen, te worden uitgesloten als ‘
fruits of the poisonous tree’. Daarmee resteert er onvoldoende bewijs en dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel en heeft openheid van zaken gegeven voor zover hij dat kon (en mocht). De raadsman merkt over feit 1 van parketnummer 03.202504.21 op dat enkel het bakje met 483 gram amfetamine door het NFI onderzocht is. Daarnaast merkt de raadsman over feit 2 van parketnummer 03.202504.21 op dat het aangetroffen contant geld niet aan de verdachte toebehoorde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 27 juli 2021 ontving de wijkagent [naam] van de wijk [naam] een anonieme brief, waarin – kort gezegd – geschreven stond dat zich op de zolder van een woning aan de [adres 2] mogelijk een laboratorium voor (synthetische) drugs zou bevinden. Bij de gemeentelijke basisadministratie stond [naam] (de verdachte) op het adres ingeschreven. Blijkens het politiesysteem had de verdachte een antecedent op het gebied van de Opiumwet. Gezien de gevaarzetting werd besloten om de betreffende woning op 27 juli 2021 met een machtiging te betreden. De woning werd vervolgens doorzocht. Daarbij zijn (onder meer) de volgende voorwerpen aangetroffen: vijf flessen aceton, meerdere (drugs)persen, drugslogo’s, 6,7 gram hennep, twee plakken witte substantie (823 gram en 1023 gram, positief getest op cocaïne), zes zakken procaïne, zes weegschalen, een contant geldbedrag van in totaal € 17.350,-, een busje pepperspray, een stroomstootwapen, twee plastic doosjes met een witte substantie (483 gram, positief getest op amfetamine, en 103 gram), een jammer en 55 gram hasjiesj.
De rechtmatigheid van het binnentreden van de woning
Omtrent het door de raadsman gevoerde rechtmatigheidsverweer overweegt de rechtbank als volgt.
Opsporingsambtenaren hebben, voor zover dat redelijkerwijs voor de invulling van hun taak nodig is, op grond van artikel 9 van de Opiumwet toegang tot de plaatsen waar een overtreding van die wet wordt gepleegd of waar redelijkerwijze vermoed kan worden dat zodanige overtreding plaatsvindt. Een anonieme brief kan een zodanig redelijk vermoeden opleveren, mits de verstrekte informatie voldoende concreet en specifiek is. Daarnaast kan nader onderzoek worden gedaan om meer aanwijzingen te verkrijgen die het vermoeden kunnen ondersteunen.
In de anonieme brief werd melding gemaakt van een vermoeden van een drugslab op de zolder van de woning aan de [adres 2] . De melder schrijft dat er regelmatig verschillende auto’s op het genoemde adres verschijnen, soms uit Monschau en Aken, soms een [merk auto] uit Nederland. Ook komt er regelmatig een [merk auto] met kenteken [nummer] . De bewoner heet [naam verdachte] en heeft zelf een [merk auto] . Verder staat er in de brief dat er op 29 juni 2021 transparante jerrycans van verschillende inhoud werden uitgeladen uit de [merk auto] en in de genoemde woning werden gebracht, dat op zolder op rare tijden het licht brandt en dit soms ook overdag zichtbaar is. De melder vermoedt daarom dat er op de zolder een laboratorium is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de informatie in de anonieme brief voldoende concreet en specifiek. De anonieme melder noemt niet alleen het adres en de voornaam van de bewoner, maar noemt ook specifieke omstandigheden op basis waarvan de melder vermoedt dat er op zolder een laboratorium is. De verbalisanten hebben bovendien voorafgaand aan het binnentreden de informatie op punten geverifieerd en bevonden dat op het adres inderdaad een ‘ [naam verdachte] ’ stond ingeschreven, die een antecedent had op het gebied van de Opiumwet.
De voldoende concrete en specifieke anonieme brief, in combinatie met de verificatie, kon naar het oordeel van de rechtbank als basis dienen voor een redelijk vermoeden in de zin van artikel 9 van de Opiumwet. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman
03.202504.21
De door de verdachte bekende feiten 1 en 3
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
Feit 1
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut. [3]
Feit 3
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut. [5]
Het overige tenlastegelegde
Feit 2
Bewijsmiddelen
In
het proces-verbaal van bevindingenvan 28 juli 2021, is onder meer het volgende gerelateerd [6] :
Op dinsdag 27 juli 2021 doorzochten wij, verbalisanten, een woning gelegen aan de
[adres 2] .
In de slaapkamer achterzijde links werd aangetroffen en inbeslaggenomen: geld in hoofdkussen, links op bed, 245 x € 50, 21 x € 100, 5 x € 200 en 2 x € 500 biljetten, in totaal
€ 16.350. In de woonkamer werd aangetroffen en inbeslaggenomen: in een plant/pot naast de bank 4 x € 200 en 2 x € 100 biljetten, in totaal € 1.000.
De verdachteheeft op de terechtzitting van 28 augustus 2023 het volgende verklaard, voor zover hier van belang:
“Een paar jaar voordat de politie kwam, zijn die mensen mijn woning gaan gebruiken. Zij maakten blokken cocaïne op mijn zolder. Ik heb wel eens iets weggebracht en ik heb ook spullen schoongemaakt. De zwart iPhone was mijn telefoon en ik heb daarmee ook berichten verstuurd. Ik ontvang geen loon en geen uitkering.”
In
het proces-verbaal van bevindingenvan 29 september 2021, is onder meer het volgende gerelateerd [7] :
Chatberichten tussen [naam] en [verdachte 1] .
In een whatsappbericht van 12 september 2019 werd door [naam] het volgende gevraagd: ‘Hoeveel heb je nu daar dan’. Waarop [verdachte 1] antwoordde: ‘4 kg. Morgen kan ik 1 kg maken. Puur hé’.
Chatberichten tussen [naam] (+ [telefoonnummer] ) en [verdachte 1] .
In een whatsappbericht van 22 oktober 2019 werd door [naam] het volgende gevraagd: ‘Kan je voor vnv 300 maken ff ipv 200, haal ik t rond 6 op’. Waarop [verdachte 1] antwoordde: ‘Doe 21 uur ben net binnen niet normaal druk’. In een whatsappbericht van 24 oktober 2019 werd door [naam] het volgende gevraagd: ‘Zou je me aub, even sturen kunnen hoeveel er nog ligt van die nieuwe wat we gekocht hadden. Alvast bedankt’. Waarop [verdachte 1] antwoordde: Als je zo papieren brengt kan je zelf effe kijken ben er even niet’.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van eenvoudig witwassen vast moet komen te staan dat de verdachte een voorwerp voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf van de verdachte. Niet is vereist dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. De criminele herkomst van een voorwerp kan worden aangenomen, indien er een gerechtvaardigd vermoeden is van eenvoudig witwassen. Als dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van deze voorwerpen en/of geldbedragen die niet zó onwaarschijnlijk is dat zij zonder meer terzijde kan worden geschoven. Het moet gaan om een concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring. Ontbreekt een dergelijke verklaring, dan kan eenvoudig witwassen in beginsel bewezen worden verklaard.
De verdachte heeft een contant geldbedrag van € 17.350,- in huis gehad dat deels bestond uit in het gewone betalingsverkeer ongebruikelijk grote coupures. Hij heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij het versnijden van cocaïne op zijn zolder, en dat dit al een paar jaar gaande was. De berichten op de telefoon van de verdachte wijzen erop dat de verdachte zich ook heeft beziggehouden met de verkoop van de verdovende middelen. Daarnaast is gebleken dat de verdachte de afgelopen jaren geen (legaal) inkomen heeft genoten waarmee het aangetroffen contante bedrag in zijn woning kan worden verantwoord. Deze omstandigheden tezamen rechtvaardigen een vermoeden van eenvoudig witwassen.
De verklaring van de verdachte dat hij niet wist van het geld in zijn woning en dat het niet van hem was, is gelet op de plekken waar het is aangetroffen, hoogst onwaarschijnlijk. De verdachte was de enige bewoner van de woning, de activiteiten rondom de verdovende middelen beperkten zich tot de zolder, en ook volgens zijn eigen verklaring sliep er niemand anders in zijn bed. Dat het geld van iemand anders zou zijn, is onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het tenlastegelegde geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf.
De rechtbank acht daarmee eenvoudig witwassen wettig en overtuigend bewezen.
03.151989.22
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
Feit 1
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de jammer;
- het rapport van bevindingen technisch onderzoek van de jammer; [9]
Feit 2
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het busje pepperspray;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek van het busje pepperspray; [11]
Feit 3
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het stroomstootwapen;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek van het stroomstootwapen; [13]
Feit 4
  • de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de hennep en de hasjiesj;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (hennep); [15]
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (hasjiesj). [16]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03.202504.21
Feit 1
op 27 juli 2021 in de gemeente Landgraaf opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1846 gram cocaïne en 586 gram amfetamine, zijnde cocaïne en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
op 27 juli 2021 in de gemeente Landgraaf een contant geldbedrag van ongeveer 17.350 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Feit 3
op 27 juli 2021 in de gemeente Landgraaf om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en vervaardigen van cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
- een grote hoeveelheid jerrycans, flessen en andere soorten verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en grondstoffen voorhanden te hebben, waaronder methanol, aceton en 5688 gram procaïne en
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en) voorhanden te hebben, waaronder (drugs)persen, persmallen, perslogo's, sealzakken, meerdere maatbekers, een magnetron, meerdere zeven, meerdere weegschalen, een pan en een inductiekookplaat.
03.151989.22
Feit 1
op 27 juli 2021 te Landgraaf opzettelijk een jammer (merk Wolvesfleet zonder type-aanduiding) geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat radioapparaat geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
Feit 2
op 27 juli 2021 te Landgraaf een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad;
Feit 3
op 27 juli 2021 te Landgraaf een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad;
Feit 4
op 27 juli 2021 te Landgraaf opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 55 gram hasjiesj en 6,7 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03.202504.21
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2
eenvoudig witwassen;
Feit 3
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
03.151989.22
Feit 1
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º of onderdeel 7º;
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º of onderdeel 7º;
Feit 4
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 4 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een geldboete van € 10.000,-. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis acht geslagen op de Richtlijn voor strafvordering voorbereiding/bevordering synthetische drugs (artikel 10a Opiumwet). De officier van justitie brengt de verdachte daarbij onder in de categorie ‘belangrijke uitvoerder’, waarbij de richtlijn een gevangenisstraf van 36 maanden en een geldboete van € 10.000,- is. De officier van justitie stelt zich daarnaast op het standpunt dat voor het aanwezig hebben van ongeveer 2500 gram harddrugs een gevangenisstraf van 12 maanden passend is. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan nog vijf andere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van twee soorten wapens. Deze feiten kunnen echter volgens de officier van justitie wat de strafmaat betreft opgaan in het grote geheel van het tenlastegelegde feit 1 en 3 onder parketnummer 03.202504.21. De officier van justitie acht een geldboete passend, omdat de verdachte met het misdrijf financieel gewin heeft beoogd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een bewezenverklaring te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Daarnaast zou aan de verdachte de maximale taakstraf kunnen worden opgelegd en een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf met (eventueel) een lange proeftijd. De raadsman brengt naar voren dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, dat hij al veel gevolgen van zijn handelen en het gebruik van drugs heeft ondervonden en dat hij zijn (klein)kinderen heel erg gemist heeft. Bovendien heeft, gelet op zijn medische situatie, een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen toegevoegde waarde. Integendeel: deze zou zijn revalidatie doorkruisen. De raadsman acht een geldboete in dit geval niet passend, omdat de verdachte al schulden heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. In de woning van de verdachte werden grote hoeveelheden chemicaliën, waaronder methanol, aceton en 5688 gram procaïne, en meerdere onderdelen van een productieopstelling voor drugs aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat zijn woning door anderen gebruikt werd om ‘cocaïneblokken’ te maken, en dat een deel van de aangetroffen amfetamine (586 gram) voor eigen gebruik was. Daarnaast werd in de woning van de verdachte een jammer, een busje pepperspray, een stroomstootwapen, 55 gram hasjiesj en 6,7 gram hennep aangetroffen. In de woning van de verdachte werd tevens in totaal € 17.350,- in verschillende coupures aangetroffen. De verdachte heeft dit geldbedrag voorhanden gehad, terwijl dit afkomstig was uit enig eigen misdrijf en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Harddrugs bevatten stoffen die sterk verslavend en schadelijk voor de gezondheid zijn en hiervan zijn meerdere kilo’s bij de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dit zelf aan den lijve ondervonden te hebben: zijn gezondheid heeft onder langdurig drugsgebruik te lijden gehad. Daarnaast gaat achter de drugshandel een illegale wereld schuil, die draait op een eigen economie die de legale economie ondermijnt en waarin geweld niet wordt geschuwd. De verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van dit criminele drugscircuit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en zich slechts door eigen financieel gewin laten leiden. Hij leefde immers van het drugsgeld. Deze strafbare gedragingen dienen te worden bestreden. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor een rol binnen het criminele drugscircuit forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding, anderzijds heeft het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tot doel de verdachte en anderen ervan te weerhouden zich met drugscriminaliteit in te laten. De rechtbank neemt het de verdachte extra kwalijk dat hij de chemicaliën in huis had midden in een woonwijk, waardoor ernstig gevaar voor de omwonenden is ontstaan.
Gelet op de ernst van de feiten past slechts de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidstoestand.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 2 jaren met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
De rechtbank acht een taakstraf, zoals bepleit door de raadsman – niet passend, omdat deze onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank ziet geen reden om naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog een geldboete op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Verbeurdverklaring
De inbeslaggenomen voorwerpen onder parketnummer 03.202504.21, te weten: € 15.850,-, € 1.000,- en € 500,- zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu feit 2 met betrekking tot deze voorwerpen is begaan.
Ontrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen voorwerpen onder parketnummer 03.202504.21, te weten: 483 gram amfetamine, 103 gram amfetamine, 823 gram verdovende middelen, 1023 gram verdovende middelen, 339 gram verdovende middelen, 2 stuks gele schildvormige pillen, 17 stuks roze driehoekpillen, 1 roze pil, witkleurige brokjes en wit poeder in zakje zijn vatbaar voor ontrekking aan het verkeer, nu met betrekking tot deze voorwerpen feit 1 en feit 3 is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Het inbeslaggenomen voorwerp onder parketnummer 03.202504.21, te weten een immitatie Rolex horloge, kan worden teruggegeven aan de verdachte nu geen strafvorderlijk belang zich hiertegen verzet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, 2, 3, 10, 10a, 11 van de Opiumwet, 10.15 van de Telecommunicatiewet en 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
  • EUR 15.850;
  • EUR 1.000;
  • EUR 500;
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • amfetamine (483 gram);
  • amfetamine (103 gram);
  • verdovende middelen (823 gram);
  • verdovende middelen (1023 gram);
  • verdovende middelen (339 gram);
  • 2 stuks verdovende middelen (gele schildvormige pil);
  • 17 stuks verdovende middelen (roze driehoek);
  • 1 stuk verdovende middelen (roze pil);
  • 1 stuk verdovende middelen (witkleurige brokjes);
  • 2 stuks verdovende middelen (wit poeder in zakje);
- gelast de teruggave aan de verdachte van het volgende inbeslaggenomen voorwerp:
1 stuk horloge (namaak Rolex).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P.W.E. Bekkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 11 september 2023.
Buiten staat
Mr. Witteman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
03.202504.21
Feit 1
hij op of omstreeks 27 juli 2021 in de gemeente Landgraaf
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1846 gram cocaïne en/of 586 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op of omstreeks 27 juli 2021, in de gemeente Landgraaf,
althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van ongeveer 17350 euro, althans een geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Feit 3
hij op of omstreeks 27 juli 2021 in de gemeente Landgraaf
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
het opzettelijk
binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van
cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had
om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of flessen en/of kannen en/of (andere soorten) verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen voorhanden te hebben, waaronder methanol en/of acceton en/of 5688 gram, althans een hoeveelheid procaïne en/of
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en) voorhanden te hebben, waaronder (drugs)pers(en) en/of persmal(len) en/of perslogo('s) en/of sealzakken en/of één of meerdere maatbeker(s) en/of een magnetron en/of één of meerdere zeef/zeven en/of een of meerdere weegschaal/weegschalen en/of pan(nen) en/of een inductiekookplaat;
03.151989.22
Feit 1
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Landgraaf,
al dan niet opzettelijk,
een of meer radioapparaten, te weten een jammer
(merk Wolvesfleet zonder type aanduiding),
heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt,
terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die
radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet;
Feit 2
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Landgraaf
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te
weten een busje pepperspray,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige,
verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
Feit 3
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Landgraaf
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen,
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad;
Feit 4
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Landgraaf
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 55 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van
een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen
van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj en/of 6,7 gram hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Districtsrecherche Parkstad-Limburg, proces-verbaalnummer [nummer] , gesloten d.d. 9 december 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 387.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2021, p. 74.
3.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2021, p. 108.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2021, p. 73-75.
5.Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2021, p. 107-108.
6.Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking rechter-commissaris) d.d. 28 juli 2021, p. 55-56.
7.Het proces-verbaal van bevindingen (uitlezen Iphone 7) d.d. 29 september 2021, p. 147 en 199.
8.Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking rechter-commissaris) d.d. 28 juli 2021, p. 56.
9.Het rapport van bevindingen technisch onderzoek d.d. 17 augustus 2021, p. 219.
10.Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking rechter-commissaris) d.d. 28 juli 2021, p. 55.
11.Het proces-verbaal van bevindingen (aangetroffen wapens) d.d. 30 juli 2020, p. 110-111.
12.Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking rechter-commissaris) d.d. 28 juli 2021, p. 55.
13.Het proces-verbaal van bevindingen (aangetroffen wapens) d.d. 30 juli 2020, p. 112-113.
14.Het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking rechter-commissaris) d.d. 28 juli 2021, p. 55-56.
15.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 28 juli 2021, p. 103.
16.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 28 juli 2021, p. 104.