3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 27 juli 2021 ontving de wijkagent [naam] van de wijk [naam] een anonieme brief, waarin – kort gezegd – geschreven stond dat zich op de zolder van een woning aan de [adres 2] mogelijk een laboratorium voor (synthetische) drugs zou bevinden. Bij de gemeentelijke basisadministratie stond [naam] (de verdachte) op het adres ingeschreven. Blijkens het politiesysteem had de verdachte een antecedent op het gebied van de Opiumwet. Gezien de gevaarzetting werd besloten om de betreffende woning op 27 juli 2021 met een machtiging te betreden. De woning werd vervolgens doorzocht. Daarbij zijn (onder meer) de volgende voorwerpen aangetroffen: vijf flessen aceton, meerdere (drugs)persen, drugslogo’s, 6,7 gram hennep, twee plakken witte substantie (823 gram en 1023 gram, positief getest op cocaïne), zes zakken procaïne, zes weegschalen, een contant geldbedrag van in totaal € 17.350,-, een busje pepperspray, een stroomstootwapen, twee plastic doosjes met een witte substantie (483 gram, positief getest op amfetamine, en 103 gram), een jammer en 55 gram hasjiesj.
De rechtmatigheid van het binnentreden van de woning
Omtrent het door de raadsman gevoerde rechtmatigheidsverweer overweegt de rechtbank als volgt.
Opsporingsambtenaren hebben, voor zover dat redelijkerwijs voor de invulling van hun taak nodig is, op grond van artikel 9 van de Opiumwet toegang tot de plaatsen waar een overtreding van die wet wordt gepleegd of waar redelijkerwijze vermoed kan worden dat zodanige overtreding plaatsvindt. Een anonieme brief kan een zodanig redelijk vermoeden opleveren, mits de verstrekte informatie voldoende concreet en specifiek is. Daarnaast kan nader onderzoek worden gedaan om meer aanwijzingen te verkrijgen die het vermoeden kunnen ondersteunen.
In de anonieme brief werd melding gemaakt van een vermoeden van een drugslab op de zolder van de woning aan de [adres 2] . De melder schrijft dat er regelmatig verschillende auto’s op het genoemde adres verschijnen, soms uit Monschau en Aken, soms een [merk auto] uit Nederland. Ook komt er regelmatig een [merk auto] met kenteken [nummer] . De bewoner heet [naam verdachte] en heeft zelf een [merk auto] . Verder staat er in de brief dat er op 29 juni 2021 transparante jerrycans van verschillende inhoud werden uitgeladen uit de [merk auto] en in de genoemde woning werden gebracht, dat op zolder op rare tijden het licht brandt en dit soms ook overdag zichtbaar is. De melder vermoedt daarom dat er op de zolder een laboratorium is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de informatie in de anonieme brief voldoende concreet en specifiek. De anonieme melder noemt niet alleen het adres en de voornaam van de bewoner, maar noemt ook specifieke omstandigheden op basis waarvan de melder vermoedt dat er op zolder een laboratorium is. De verbalisanten hebben bovendien voorafgaand aan het binnentreden de informatie op punten geverifieerd en bevonden dat op het adres inderdaad een ‘ [naam verdachte] ’ stond ingeschreven, die een antecedent had op het gebied van de Opiumwet.
De voldoende concrete en specifieke anonieme brief, in combinatie met de verificatie, kon naar het oordeel van de rechtbank als basis dienen voor een redelijk vermoeden in de zin van artikel 9 van de Opiumwet. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman
De door de verdachte bekende feiten 1 en 3
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut.
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen;
- het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut.
Het overige tenlastegelegde
Feit 2
Bewijsmiddelen
In
het proces-verbaal van bevindingenvan 28 juli 2021, is onder meer het volgende gerelateerd:
Op dinsdag 27 juli 2021 doorzochten wij, verbalisanten, een woning gelegen aan de
[adres 2] .
In de slaapkamer achterzijde links werd aangetroffen en inbeslaggenomen: geld in hoofdkussen, links op bed, 245 x € 50, 21 x € 100, 5 x € 200 en 2 x € 500 biljetten, in totaal
€ 16.350. In de woonkamer werd aangetroffen en inbeslaggenomen: in een plant/pot naast de bank 4 x € 200 en 2 x € 100 biljetten, in totaal € 1.000.
De verdachteheeft op de terechtzitting van 28 augustus 2023 het volgende verklaard, voor zover hier van belang:
“Een paar jaar voordat de politie kwam, zijn die mensen mijn woning gaan gebruiken. Zij maakten blokken cocaïne op mijn zolder. Ik heb wel eens iets weggebracht en ik heb ook spullen schoongemaakt. De zwart iPhone was mijn telefoon en ik heb daarmee ook berichten verstuurd. Ik ontvang geen loon en geen uitkering.”
In
het proces-verbaal van bevindingenvan 29 september 2021, is onder meer het volgende gerelateerd:
Chatberichten tussen [naam] en [verdachte 1] .
In een whatsappbericht van 12 september 2019 werd door [naam] het volgende gevraagd: ‘Hoeveel heb je nu daar dan’. Waarop [verdachte 1] antwoordde: ‘4 kg. Morgen kan ik 1 kg maken. Puur hé’.
Chatberichten tussen [naam] (+ [telefoonnummer] ) en [verdachte 1] .
In een whatsappbericht van 22 oktober 2019 werd door [naam] het volgende gevraagd: ‘Kan je voor vnv 300 maken ff ipv 200, haal ik t rond 6 op’. Waarop [verdachte 1] antwoordde: ‘Doe 21 uur ben net binnen niet normaal druk’. In een whatsappbericht van 24 oktober 2019 werd door [naam] het volgende gevraagd: ‘Zou je me aub, even sturen kunnen hoeveel er nog ligt van die nieuwe wat we gekocht hadden. Alvast bedankt’. Waarop [verdachte 1] antwoordde: Als je zo papieren brengt kan je zelf effe kijken ben er even niet’.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van eenvoudig witwassen vast moet komen te staan dat de verdachte een voorwerp voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf van de verdachte. Niet is vereist dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. De criminele herkomst van een voorwerp kan worden aangenomen, indien er een gerechtvaardigd vermoeden is van eenvoudig witwassen. Als dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van deze voorwerpen en/of geldbedragen die niet zó onwaarschijnlijk is dat zij zonder meer terzijde kan worden geschoven. Het moet gaan om een concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring. Ontbreekt een dergelijke verklaring, dan kan eenvoudig witwassen in beginsel bewezen worden verklaard.
De verdachte heeft een contant geldbedrag van € 17.350,- in huis gehad dat deels bestond uit in het gewone betalingsverkeer ongebruikelijk grote coupures. Hij heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij het versnijden van cocaïne op zijn zolder, en dat dit al een paar jaar gaande was. De berichten op de telefoon van de verdachte wijzen erop dat de verdachte zich ook heeft beziggehouden met de verkoop van de verdovende middelen. Daarnaast is gebleken dat de verdachte de afgelopen jaren geen (legaal) inkomen heeft genoten waarmee het aangetroffen contante bedrag in zijn woning kan worden verantwoord. Deze omstandigheden tezamen rechtvaardigen een vermoeden van eenvoudig witwassen.
De verklaring van de verdachte dat hij niet wist van het geld in zijn woning en dat het niet van hem was, is gelet op de plekken waar het is aangetroffen, hoogst onwaarschijnlijk. De verdachte was de enige bewoner van de woning, de activiteiten rondom de verdovende middelen beperkten zich tot de zolder, en ook volgens zijn eigen verklaring sliep er niemand anders in zijn bed. Dat het geld van iemand anders zou zijn, is onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het tenlastegelegde geldbedrag onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf.
De rechtbank acht daarmee eenvoudig witwassen wettig en overtuigend bewezen.
03.151989.22
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de jammer;
- het rapport van bevindingen technisch onderzoek van de jammer;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het busje pepperspray;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek van het busje pepperspray;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het stroomstootwapen;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het onderzoek van het stroomstootwapen;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd op de terechtzitting van 28 augustus 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het aantreffen van de hennep en de hasjiesj;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (hennep);
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (hasjiesj).