3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de verdachte van beide tenlastegelegde feiten vrijspreken en zal hieronder uitleggen hoe zij hiertoe is gekomen.
Overval
Op 26 oktober 2019 omstreeks 00:25 uur kreeg de politie een melding om te gaan naar een woning aan de [adres 2] in Landgraaf. Melder had aangegeven naar de woning te zijn gegaan in verband met geluidsoverlast. Toen de deur open ging zag hij overal hennep in de woning en werd geprobeerd melder de woning in te trekken. Toen hij zich los kon trekken werd hij opnieuw vastgegrepen en kreeg hij klappen. Toen de politie ter plekke ging, troffen zij in de betreffende woning vier personen aan. Deze verklaarden dat er een gewapende overval had plaatsgevonden waarbij hennepplanten, geld en telefoons waren meegenomen. De vier personen in de woning werden aangehouden.
Busje
Een getuige , die zich aan de achterkant van de woning bevond, verklaarde rond 00.34 uur gezien te hebben dat een bus met het kenteken [kenteken] met hoge snelheid was weggereden. De bus rook naar hennep. Deze bus, die bij navraag in [geboorteplaats] bleek te zijn gehuurd door de verdachte, werd diezelfde dag om 02:53 uur gezien op de A15 ter hoogte van Hardinxveld-Giessenburg, rijdend in de richting van Rotterdam. Aan de bus werd een stopteken gegeven en in deze bus bevonden zich op dat moment de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Verbalisanten relateren dat zij een sterke henneplucht roken in de bus. De verdachte en [medeverdachte 1] werden aangehouden. De reistijd tussen Hardinxveld-Giessenburg en Landgraaf bedroeg rond dat tijdstip 1 uur en 38 minuten. In het busje werden twee telefoons aangetroffen die terug te herleiden zijn naar [medeverdachte 2] , die door twee aangevers werd aangewezen als een van de overvallers. Uit de mastgegevens van één van deze telefoons is op te maken dat die telefoon zich ten tijde van de overval op de plaats delict bevond, waarna de telefoon zich richting het noorden bewoog.
Herkenning door getuige [getuige]
Een van de in de woning aanwezige en aangehouden personen betrof [getuige] . Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen waarin is beschreven dat [getuige] , toen hij de ochtend van 26 oktober 2019 na zijn verdachtenverhoor door één van de verbalisanten terug naar zijn cel werd geleid, vanuit de gang de arrestanten-intakeruimte inkeek waarin zich op dat moment de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] bevonden, en daarbij plotseling en voor de verbalisant geheel onverwacht, spontaan zei: “Dat zijn die twee die er ook bij waren. En die met dat witte T-shirt aan had samen met die andere de leiding.”
De persoon met het witte T-shirt betrof [medeverdachte 1] .
Diezelfde middag is van [getuige] een aangifte opgenomen. Toen hem gevraagd werd een beschrijving te geven van de overvallers, zei hij onder meer: “Er was 1 blanke jongen bij. Licht blond haar, vrij fors postuur. Ik zag hem daarstraks nog hier zitten, toen ik langs liep met een collega van jou. Hij had een wit T-shit aan.” Toen hem daarop een foto werd getoond van [medeverdachte 1] , bevestigde hij: “Ja, die, die bedoel ik ook. Hoe kom ik nu aan blond haar”.
Tot slot werd aan [getuige] , zonder hem vooraf te vragen een beschrijving te geven, een foto getoond, van de verdachte. Over de persoon op die foto verklaarde [getuige] : “dit is de persoon die bovenaan de trap stond”.
Aan [getuige] werd ook gevraagd een beschrijving te geven van de man die hij kende als [naam 1] ’, waarover hij had verklaard. Vervolgens werd aan hem een foto getoond van [naam 2] . [getuige] verklaarde daarop dat dit [naam 1] ’ was. Uit onderzoek werd echter duidelijk dat [naam 2] op dat moment gedetineerd was en niet in de woning aanwezig had kunnen zijn.
Ter terechtzitting is [getuige] als getuige gehoord. Hier heeft hij op vragen van de verdediging verklaard dat hij zich herinnert dat hij in de gang van het politiebureau voorafgaand aan zijn verhoor één van de overvallers tegenkwam, die door een politieagent in tegenovergestelde richting werd begeleid. Het betrof degene die hem onder schot had gehouden. Toen zij elkaar hadden gekruist, was er over en weer wat gescholden. Op de vraag van de rechtbank of hij erbij blijft dat hij op het politiebureau één van de overvallers is tegengekomen en niet twee, zoals de politie relateert, verklaarde [getuige] dat dit best zou kunnen, maar dat hij het niet meer weet.
De vraag is of de herkenningen van getuige [getuige] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en aldus als uitgangspunt kunnen dienen bij de beoordeling van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt.
Tijdens het politieverhoor werden aan [getuige] drie foto’s getoond. [getuige] herkende op één van die foto’s met zekerheid een persoon die niet op de plaats delict aanwezig kan zijn geweest, te weten [naam 2] . Hij zat op het moment van de overval namelijk in detentie. Vervolgens gaf hij -desgevraagd- eerst een omschrijving van de tweede man die bij het strafbare feit betrokken zou zijn geweest en die hij kort daarvoor nog in de gang had gezien, om meteen daarna [medeverdachte 1] -die evident niet aan voornoemd signalement voldeed- op de aan hem getoonde foto te herkennen. Tijdens de terechtzitting twijfelde [getuige] over het aantal personen die hij destijds in het politiebureau was tegengekomen en op welke manier dat was gebeurd. Hij verklaarde uitdrukkelijk dat dit gebeurd was in een gang waar hij en een van de personen elkaar passeerden. Toen hem werd voorgehouden dat de verbalisanten gerelateerd hadden dat hij twee personen had herkend die in een intakeruimte op een bank zaten, gaf hij aan dat dit wellicht ook mogelijk was.
Gelet op de hiervoor beschreven inconsistenties en onjuistheden die bij de door [getuige] gedane herkenningen zijn geconstateerd, acht de rechtbank deze herkenningen onbetrouwbaar en zal zij deze niet bij de verdere beoordeling van de aan de verdachte tenlastegelegde feiten betrekken.
Telefoongegevens
De verdachte had bij zijn aanhouding een mobiele telefoon bij zich, een Samsung Galaxy Ace, met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Uit de gegevens van deze telefoon en dit telefoonnummer is niet vast te stellen dat deze telefoon met dit nummer in de nacht van 25 op 26 oktober 2019 in de buurt van de plaats delict is geweest. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij gebruikmaakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Van dit nummer zijn geen historische gegevens verkregen. Ook op basis van deze telefoongegevens kan derhalve niet gesteld worden dat de verdachte in de bewuste nacht in de omgeving van de plaats delict is geweest.
Conclusie
Wat rest is de omstandigheid dat de verdachte een aantal uren na de overval in het busje wordt aangehouden, dat naar alle waarschijnlijkheid met de bij de overval buitgemaakte hennep van de plaats van de overval is weggereden. Dit rechtvaardigt echter niet de conclusie dat de verdachte ook op de plaats van de overval al de inzittende van het busje was. Gelet op de tijdspanne tussen het wegrijden van de bus nabij de plaats delict (omstreeks 00:30 uur) en het aantreffen van de bus in Hardinxveld-Giessenburg (omstreeks 2:53 uur) en de mastgegevens van de in het busje aan [medeverdachte 2] toe te schrijven telefoon, is er een periode van 45 minuten waarin er geen afstand is afgelegd. Wat zich in deze tijdspanne heeft afgespeeld, is niet vast te stellen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de strafbare betrokkenheid van de verdachte als dader of mededader bij de overval of het vervoer van de hennep zoals ten laste gelegd. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de feiten die de verdachte worden verweten, niet wettig en overtuigend bewezen zijn en zal hem daarvan vrijspreken.