ECLI:NL:RBLIM:2023:5367

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
ROE 22/2415
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van individueel vervoer op basis van NAH en overprikkeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 11 september 2023, wordt de zaak behandeld van eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf. De rechtbank heeft eerder een tussenuitspraak gedaan op 30 mei 2023, waarin verweerder de gelegenheid kreeg om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Eiseres had een Wmo-aanvraag ingediend voor individueel vervoer, omdat zij met niet-objectief vast te stellen overprikkeling kampt als gevolg van niet-aangeboren hersenletsel (NAH). Verweerder heeft echter geen deskundige kunnen vinden om het benodigde nader onderzoek uit te voeren, wat heeft geleid tot de conclusie dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen.

De rechtbank oordeelt dat de beperkingen van eiseres niet in geschil zijn, maar dat het onduidelijk is of het collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv) voldoende is om haar beperkingen te compenseren. De rechtbank stelt vast dat de GGD-adviezen onvoldoende inzicht bieden in de vraag of eiseres met het cvv adequaat kan worden vervoerd. De rechtbank concludeert dat eiseres, gezien haar NAH, niet voldoende gecompenseerd wordt met het cvv en dat zij recht heeft op individueel vervoer. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het bezwaar van eiseres gegrond wordt verklaard en de vervoersvoorziening cvv individueel wordt toegekend. Tevens moet verweerder het betaalde griffierecht vergoeden en de proceskosten van eiseres vergoeden tot een bedrag van € 2.092,50.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2415

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G.P. Voragen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Voor het procesverloop wordt verwezen naar de tussenuitspraak in deze zaak van
30 mei 2023 (de tussenuitspraak).
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak per brief van 7 juni 2023 laten weten gebruik te maken van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder de GGD verzocht om nader onderzoek uit te voeren, met inachtneming van de vragen die de rechtbank heeft gesteld in de tussenuitspraak.
Vervolgens heeft verweerder per brief van 14 juli 2023 laten weten dat de GGD het nader onderzoek toch niet gaat uitvoeren. In de reactie van de GGD staat onder meer aangegeven dat de GGD-arts niet samen met eiseres gebruik gaat maken van het cvv, dat dit geen meerwaarde heeft, omdat de overprikkeling van eiseres niet objectief vastgesteld kan worden. Naar aanleiding van deze reactie van de GGD heeft verweerder nog enkele andere deskundigen verzocht om nader onderzoek uit te voeren, maar deze hebben aangegeven de opdracht niet uit te voeren. Gelet daarop heeft verweerder in de brief van 14 juli 2022 laten weten dat zij niet aan de onderzoeksplicht kan voldoen en heeft verweerder de rechtbank verzocht om uitspraak te doen.
Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd bij brief van 29 augustus 2023 en laten weten dat nu het college niet kan voldoen aan haar onderzoeksplicht, dat met zich meebrengt dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Naar de mening van eiseres betekent dit dat het individuele vervoer dient te worden toegekend.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de diverse uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) waaruit dat blijkt. [1]
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en gebrekkig is gemotiveerd. Het bestreden besluit is namelijk gebaseerd op het GGD advies van 21 juni 2021 en dat advies is onvoldoende inzichtelijk en concludent onderbouwd. Dit advies geeft namelijk geen antwoord op de vraag of eiseres met het door verweerder toegekende collectief vraagafhankelijk vervoer (cvv) voldoende wordt gecompenseerd in haar beperkingen of dat eiseres gelet op haar beperkingen is aangewezen op cvv individueel. Op 11 mei 2023 heeft de GGD een aanvullend advies uitgebracht, maar ook dit aanvullend advies geeft nog steeds geen antwoord op de voornoemde vraag. Niet duidelijk is of eiseres feitelijk in staat is om naar het zwembad vervoerd te worden met het cvv, daarna een bezoek aan het zwembad te brengen, om vervolgens weer met het cvv naar huis te worden vervoerd. Ter zitting is de mogelijkheid besproken om de GGD-arts nader onderzoek te laten doen door met eiseres mee te reizen tijdens het cvv, zoals door de GGD-arts in zijn advies van 11 mei 2023 is voorgesteld. De rechtbank heeft verweerder in de tussenuitspraak de gelegenheid gegeven om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek te herstellen door nader onderzoek te laten doen naar de hiervoor vermelde vragen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt vast dat verweerder naar aanleiding van de tussenuitspraak gebruik heeft willen maken van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen, maar dat verweerder geen deskundige bereid heeft gevonden om nader onderzoek te laten uitvoeren (zie onder procesverloop).
4. De rechtbank stelt voorop dat de beperkingen van eiseres (NAH) niet in geschil zijn. In geschil is of dat eiseres met het cvv voldoende gecompenseerd wordt in haar beperkingen of dat zij gelet op haar beperkingen is aangewezen op cvv individueel.
5. Uit het aanvullend GGD-advies van 11 mei 2023 blijkt dat de vraag of dat eiseres gelet op haar beperkingen eerst met het cvv vervoerd kan worden naar het zwembad, daarna een bezoek aan het zwembad kan brengen, om vervolgens weer met het cvv naar huis te worden gebracht, feitelijk niet beantwoord kan worden. De GGD-arts geeft namelijk aan dat niet exact onderzocht kan worden wanneer iemand overprikkeld raakt, omdat als iemand een probleem heeft met de informatieverwerking door de hersenen, vooraf niet objectief bepaald kan worden welke mate van prikkelaanbod voor de betreffende persoon te veel is, noch kan voorspeld worden hoe de overprikkeling zich zal uiten. Hooguit kan aannemelijk geacht worden dat iemand met NAH externe prikkels niet adequaat kan verwerken en dat er bij een voor andere personen normaal aanbod van prikkels overprikkeling ontstaat.
6. De rechtbank stelt gelet op de in rechtsoverweging 5. weergegeven bevindingen vast dat het aannemelijk is dat eiseres als gevolg van NAH externe prikkels niet adequaat kan verwerken en dat er bij een voor andere personen normaal aanbod van prikkels overprikkeling ontstaat bij eiseres. Daarnaast stelt de rechtbank op basis van de GGD-adviezen vast dat zwemmen in een zwembad een prikkelrijke ervaring is en dat eiseres zelf heeft aangegeven dat er overprikkeling ontstaat tijdens het vervoer met het cvv. De rechtbank acht het voorgaande – onder de gegeven omstandigheden, waarin vaststaat dat de overprikkeling niet objectief kan worden vastgesteld – voldoende om te concluderen dat aannemelijk is dat eiseres overprikkeld raakt wanneer zij met het cvv van en naar het zwembad wordt vervoerd.
7. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres gelet op haar beperkingen als gevolg van NAH is aangewezen op cvv individueel. Eiseres is niet voldoende gecompenseerd in haar beperkingen met het cvv nu het aannemelijk is dat als gevolg van NAH overprikkeling ontstaat bij eiseres wanneer zij voor het vervoer van en naar het zwembad gebruik maakt van het cvv.
8. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat is gebleken dat de mate van overprikkeling niet objectief is vast te stellen en het uitvoeren van nader onderzoek naar overprikkeling daarom onmogelijk is gebleken. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder dient namelijk de omvang van de vervoersvoorziening cvv individueel vast te stellen.

Conclusie en gevolgen

9. Nu verweerder het gebrek niet heeft kunnen herstellen (ondanks de bereidheid daartoe), moet verweerder daarom een nieuw besluit nemen rekening houdend met deze uitspraak en derhalve inhoudend dat het bezwaar gegrond wordt verklaard en de vervoersvoorziening cvv individueel wordt toegekend. Verweerder moet daarbij ook een besluit nemen over een vergoeding voor de proceskosten in bezwaar. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt in beroep. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 837,- bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 2.092,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van
mr.N.H.C. Schroeten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 11 september 2023

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en