3.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde poging tot afpersing heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In de tenlastelegging is het voor een bewezenverklaring van (een poging tot) afpersing vereiste geweld en/of bedreiging met geweld als volgt omschreven:
een arm om aangeefster slaan;
een mes
in/tegen haar nek zetten;
zeggen dat verdachte 250 euro wil;
zeggen dat haar of haar kinderen iets wordt aangedaan als zij niet zou betalen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] de enige is die heeft verklaard dat de verdachte haar vastpakte, een arm om haar nek sloeg en het scherpe deel van een zakmes tegen haar nek drukte, waarbij hij dreigde haar en haar kinderen iets aan te zullen doen als zij niet binnen 30 minuten 250 euro aan hem zou betalen. Deze verklaring vindt echter onvoldoende steun in de rest van het dossier.
De dochter van aangeefster, [naam 3] [slachtoffer 1] , is door de politie gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat ze op 19 februari 2023 heeft gezien dat de verdachte een zakmes in zijn hand had en heeft gehoord dat hij tegen haar moeder zei dat ze 250 euro moest betalen. Op de vraag wat de verdachte met het mes deed, antwoordt ze dat hij daar niks mee deed. [naam 3] stond achter de deur en keek om de deur naar de buurman en haar moeder.
[naam 5] die op 19 februari 2023 ook aanwezig was, heeft verklaard weliswaar van aangeefster te hebben gehoord dat zij werd bedreigd met een mes, maar hij heeft zelf niets gezien of gehoord.
De rechtbank kan op basis hiervan slechts vaststellen dat de verdachte een mes in zijn hand heeft gehad en tegen aangeefster heeft gezegd dat hij 250 euro wilde hebben.
Naast de verklaring van aangeefster ontbreekt dus het vereiste steunbewijs voor:
een arm om aangeefster slaan;
een mes
in/tegen haar nek zetten;
zeggen dat haar of haar kinderen iets wordt aangedaan als zij niet zou betalen.
De conclusie is daarom dat er onvoldoende bewijs is voor geweld of de bedreiging met geweld zoals tenlastegelegd. De resterende verfeitelijking ‘zeggen dat verdachte 250 euro wil’, is immers geen (bedreiging met) geweld. Dat betekent dat vrijspraak dient te volgen voor feit 1.
Feit 2 en feit 4
Bewijsmiddelen
Op de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, wordt een screenshot aangetroffen van een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en ene [naam 9] . Een verbalisant herkende de profielfoto van [slachtoffer 1] en de zwart/wit foto van [slachtoffer 1] in haar onderkleding. De verbalisant zag dat de foto naar aangeefster was verstuurd.
[verbalisant] [verbalisanten 1]hebben – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op zondag 19 februari 2023 waren wij, [verbalisant] [verbalisanten 1] , op bezoek op de [adres 1] te Weert. Hier hadden wij een gesprek met aangeefster [slachtoffer 3] en haar dochter [naam 6] . Wij vroegen haar of wij screenshots konden maken van haar gesprekken met verdachte [verdachte ] , haar foto in onderkleding en haar bankafschriften. Wij hoorden haar zeggen dat dit geen probleem was. Wij zagen dat ze haar telefoon pakte. Wij zagen dat ze haar internetbankieren van Bunq opende. Wij zagen dat er een totaalbedrag van 307 euro was overgeschreven naar het rekeningnummer [rekeningnummer 6] . Wij zagen dat het allemaal kleine bedragen waren tussen de 7 en 40 euro, tussen de maanden december 2022 en 1 februari 2023. Ik, verbalisant [verbalisanten 1] , maakte screenshots van deze bedragen.
Wij zagen dat er screenshots waren gemaakt van gesprekken tussen een persoon genaamd [naam 4] en aangeefster zelf. Wij zagen dat er verschillende keren dezelfde foto te zien was, namelijk aangeefster in zwart/wit gekleed in haar onderkleding. De gesprekken tussen deze twee personen werden gevoerd in de Italiaanse taal.
De gesprekken tussen [slachtoffer 1] en [naam 4] zijn vertaald uit het Italiaans. De volgende
chatconversatiewerd aangetroffen:
[naam 4]
[foto]
Straks op Facebook
Bij [naam 7] en video [naam 8] 07:18
Wacht, dan neem ik snel het nummer van [naam 7] en op Facebook
Je kunt de foto’s en video kopen 01:44
[foto]
Je hebt 15 min om na te denken 19:09
Koop (?) de video en foto’s 19:10
[slachtoffer 1]
Doe wat je wilt. Ik ben niet bij hem 19:10
[naam 4]
Oké 19:10
15 min 19:10
Denk goed na 19:10
[foto]
250 € 19:11
Denk goed na 19:11
15 min
[foto]
[naam 7]
[rekeningnummer 4]
Totaal ontvangen
€ 232,00
7 jan. 2023
[naam 7]
Betaling ontvangen € 7,00
[naam 7]
Betaling ontvangen € 35,00
[naam 7]
Nog 3 min
[slachtoffer 1]
Je weet dat je alleen maar problemen maakt, want ik stuur ze allemaal naar de politie 19:22
Als je geld wilt, ga dan aan het werk 19:22
[naam 4]
Wat zeg je???
Tijd 19:24
[slachtoffer 1]
Ga werken voor geld, want is stuur je nog geen cent 19:25
[naam 4]
Prima.
De tijd is om 19:26
Denk goed na
Video voor [naam 8] Tunesië
En foto van jou, walgelijke vrouw 19:26
[slachtoffer 1]
Ik heb je de vorige keer gezegd dat ik je zelfs geen cent zal sturen
Alleen dat [ik] al je berichten naar de politie [stuur] 19:27
[naam 4]
Denk goed na.
Facebook. Ik stuur je ook aan alle vrienden 19:27 uur
Sodemieter op jij en de politie 19:27
Kuthoer 19:27
[foto] 19:28
Oké 19:28
Ik doe het 19:28
De
screenshots van de overboekingendie [slachtoffer 1] aan [naam 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6] heeft gemaakt, geven het volgende overzicht weer:
Totaal uitgegeven € 232,00
7 sty
(naar de rechtbank begrijpt is styczen pools voor januari)
€ - 7,00
€ - 35,00
€ - 40,00
31 gry (
naar de rechtbank begrijpt is grudzien pools voor december)
€ - 20,00
€ - 20,00
Totaal uitgegeven € 75,00
1 lut
(naar de rechtbank begrijpt is luty pools voor februari)
€ - 20,00
De
bevraging van de bankgegevensvan het rekeningnummer [rekeningnummer 6] geeft – zakelijk weergegeven – het volgende overzicht weer:
[rekeningnummer 6]
Rekeninghouder: [verdachte ]
Geboortedatum [geboortedatum]
Woonadres: [adres 3]
De verdachteheeft
ter terechtzittingverklaard dat hij met [slachtoffer 1] in het Italiaans communiceerde.
Bewijsoverweging
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte [slachtoffer 1] door bedreiging met openbaarmaking van een (erotisch getinte) foto heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat ene [naam 4] in het bezit was van een afbeelding van [slachtoffer 1] in lingerie. [naam 4] had deze afbeelding naar [slachtoffer 1] gestuurd. De rode draad uit het chatgesprek tussen [naam 4] en [slachtoffer 1] is dat als [slachtoffer 1] hem geen 250 euro betaalt, hij de afbeelding op Facebook zal zetten en naar vrienden zal sturen. Het oogmerk van [naam 4] was gericht op het verkrijgen van een geldbedrag. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat de berichtgeving van [naam 4] dwingend van aard is. Zo wordt bijvoorbeeld gesteld dat aangeefster de foto kan kopen en 15 minuten heeft om er over na te denken.
De rechtbank stelt verder vast dat het de verdachte is die aangeefster heeft afgedreigd en gedwongen heeft tot afgifte van een geldbedrag. Uit de overboekingen van [slachtoffer 1] volgt dat zij onder andere op 7 januari 2023 7 euro en 35 euro heeft overgemaakt naar het rekeningnummer van de verdachte. Uit de door [naam 4] gestuurde berichten volgt dat hij op 7 januari 2023 precies dezelfde bedragen overgemaakt heeft gekregen van [naam 7]
(de rechtbank leest [slachtoffer 1] ). De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het Italiaans met [slachtoffer 1] communiceerde en dat er weliswaar één andere persoon toegang had tot zijn bankrekening, maar dat die de Italiaanse taal niet beheerst. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte [naam 4] uit het chatgesprek is.
Periode afdreiging en dwang
Op grond van de chatgesprekken tussen [slachtoffer 1] en de verdachte is niet vast te stellen dat de verdachte [slachtoffer 1] in de periode zoals ten laste is gelegd onder 2 en 4 heeft afgedreigd en dwang op haar heeft uitgeoefend. Wél is op basis van de overboekingen van [slachtoffer 1] naar het rekeningnummer van de verdachte met zekerheid te bepalen dat dit in de periode van 31 december 2022 tot en met 1 februari 2023 is geweest, nu haar eerste overboekingen aan de verdachte dateren van 31 december 2022 en de laatste overboeking dateert van 1 februari 2023.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft afgedreigd en dwang op haar heeft uitgeoefend in de periode van 31 december 2022 tot en met 1 februari 2023.
Eendaadse samenloop
De rechtbank oordeelt dat de feiten onder 2 en 4 een samenhangend in dezelfde periode en plaats afspelend feitencomplex opleveren, waardoor de verdachte eigenlijk maar één strafrechtelijk relevant verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop van de feiten onder 2 en 4.
Op de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, wordt een screenshot aangetroffen van een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en ene [naam 9] . Een verbalisant herkende de profielfoto van [slachtoffer 1] en herkende de zwart/wit foto van [slachtoffer 1] in haar onderkleding.
De
verklaringvan de
verdachteafgelegd bij de politie waarin hij onder meer het volgende verklaarde:
Ik heb de foto van [naam 7] in lingerie alleen naar mijn vriendin, [getuige] , gestuurd.
[verbalisant]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 18 februari 2023 omstreeks 23:15 uur sprak ik kort met getuige [getuige] geboren 12-05-1991 wonende [adres 2] . Zij toonde op haar mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer] een foto van [naam 7] [slachtoffer 1] gekleed in lingerie. [slachtoffer 1] stond op deze foto voor een spiegel in een pikant lingeriesetje. Ik herkende [naam 7] op deze foto.
Getuige [getuige]heeft – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
Op een gegeven moment zaten we samen in mijn woning en kreeg [verdachte ] een sexy foto van [naam 7] met alleen een bh en slipje. Ik zag dat want ik zat naast hem. [verdachte ] liet mij zien wat zij hem had gestuurd. Hij stuurde mij die foto door.
Bewijsoverweging
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte degene is geweest die de afbeelding van [slachtoffer 1] in lingerie naar [getuige] heeft gestuurd en als dat zo is, of dat valt te kwalificeren als het openbaar maken van die afbeelding en of die afbeelding überhaupt is te kwalificeren als een afbeelding van seksuele aard, waarvan de verdachte had moeten weten dat openbaarmaking voor [slachtoffer 1] nadelig kon zijn.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de afbeelding van aangeefster in lingerie heeft doorgestuurd naar [getuige] .
De raadsman van de verdachte stelt zich op het standpunt dat de afbeelding van [slachtoffer 1] in lingerie niet valt te kwalificeren als een afbeelding van seksuele aard, nu zij geen seksuele houding aanneemt en de afbeelding niet erotisch getint is. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de memorie van toelichting (
Kamerstukken II2018/19, 35080, p. 22) volgt dat een afbeelding van seksuele aard een afbeelding is die een zodanig intiem seksueel karakter heeft dat deze door ieder redelijk denkend mens als privé wordt beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank valt een foto van een persoon slechts gekleed in lingerie daaronder.
Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat [slachtoffer 1] zelf de afbeelding openbaar heeft gemaakt en dat de verdachte deze alleen heeft gedeeld met [getuige] . Dat zou volgens de raadsman niet te kwalificeren zijn als openbaar maken. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Uit de memorie van toelichting (
Kamerstukken II2018/19, 35080, p. 23) blijkt dat onder openbaarmaking het aan één of meer personen bekend maken valt. Dit houdt in dat de dader zich wendt tot het publiek of iemand in het publiek. De rechtbank stelt vast dat ook door het sturen van de afbeelding naar zijn levenspartner [getuige] de verdachte zich tot iemand in het publiek heeft gewend en daarmee de afbeelding openbaar heeft gemaakt.
De raadsman heeft zich, indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte de afbeelding openbaar heeft gemaakt, op het standpunt gesteld dat niet blijkt dat de openbaarmaking voor [slachtoffer 1] nadelig kon zijn dan wel niet is vast te stellen waaruit dat nadeel dan zou kunnen bestaan. De rechtbank verwerpt dit verweer eveneens nu de aanwezigheid van een concreet nadelig gevolg geen vereiste is. De wettekst spreekt over ‘nadelig kan zijn’ en maakt met deze formulering duidelijk dat aan de afgebeelde persoon geen schade hoeft te zijn berokkend; en niet nader omschreven (en dus tamelijk abstract) gevaar voor schade is voldoende. Dat dit gevaar bestond en de verdachte daarvan wist, concludeert de rechtbank op basis van de afpersing die hij met dezelfde foto heeft bewerkstelligd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte een afbeelding van seksuele aard heeft geopenbaard, terwijl hij wist dat openbaarmaking nadelig voor [slachtoffer 1] kon zijn.
Periode openbaarmaking afbeelding seksuele aard
Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] blijkt dat [getuige] de afbeelding op 18 februari 2023 op haar telefoon had staan. Mede gelet op de overwegingen hierboven aangaande feit 2 en 4, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de afbeelding in de periode van 31 december 2022 tot en met 18 februari 2023 openbaar heeft gemaakt.
Feit 5
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting van 25 augustus 2023 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, gelet op:
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2023, doorgenummerde dossierpagina’s 15 en 16;
de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2023.