ECLI:NL:RBLIM:2023:5356

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
03/050093-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor afdreiging en openbaring van afbeelding van seksuele aard

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afdreiging en het openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard. De verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. F.A.J. van Rijthoven. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 augustus 2023, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. Het slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 1], voegde zich als benadeelde partij in het proces, vertegenwoordigd door [gemachtigde slachtoffer] van Slachtofferhulp Nederland.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder de poging tot afpersing van [slachtoffer 1] door haar te bedreigen met geweld en het openbaar maken van een erotische foto van haar. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot afpersing, maar achtte de afdreiging en het openbaar maken van de afbeelding wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte [slachtoffer 1] had gedwongen tot afgifte van geld door dreigende berichten te sturen, waarbij hij haar had bedreigd met openbaarmaking van de foto. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot afpersing, maar veroordeelde hem voor de andere feiten tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 69 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van bijzondere voorwaarden.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor materiële schade toegewezen, maar de vordering voor immateriële schade werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank legde ook een aantal bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met [slachtoffer 1] en deelname aan reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/050093-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 8 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte ] ,
geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedatum] 1987,
gedetineerd in [gevangenis] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.J. van Rijthoven, advocaat, kantoorhoudende te Oirschot.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 augustus 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de terechtzitting gehoord [gemachtigde slachtoffer] van Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen door haar met geweld en/of bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van 250 euro;
Feit 2: [slachtoffer 1] onder afdreiging van het openbaren van een (erotisch getinte) foto heeft gedwongen tot afgifte van geld;
Feit 3: een afbeelding van seksuele aard van [slachtoffer 1] openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat openbaarmaking nadelig voor haar kon zijn;
Feit 4: [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag door haar dreigende en/of dwingende berichten te sturen die onder meer inhielden dat hij een (erotisch getinte) foto zou openbaren;
Feit 5: de auto van [slachtoffer 1] heeft beschadigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Aan de bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot afpersing (feit 1) legt zij de aangifte van [slachtoffer 1] ten grondslag, die bevestiging vindt in de verklaring van [naam 3] , de dochter van [slachtoffer 1] .
De bewezenverklaring van de ten laste gelegde afdreiging (feit 2) en dwang (feit 4) baseert de officier van justitie op de aangifte van [slachtoffer 1] , de chatberichten tussen [slachtoffer 1] en de verdachte, en de overboekingen van geld door [slachtoffer 1] naar de bankrekening van de verdachte. De verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 1] geld aan hem heeft overgemaakt voor het halen van boodschappen, acht de officier van justitie ongeloofwaardig. Net als de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 1] dit zou doen omdat ze seks met de verdachte zou willen. Voor een bewezenverklaring van feit 3 wijst de officier van justitie er op dat de verdachte een foto van [slachtoffer 1] in lingerie heeft doorgestuurd naar zijn vriendin, [getuige] .
Voor de vernieling van de auto (feit 5) verwijst de officier van justitie naar de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van feit 5, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte. Van de feiten 1 tot en met 4 moet de verdachte worden vrijgesproken.
Voor het onder 1 ten laste gelegde feit ontbreekt het wettig bewijs. Zo heeft [slachtoffer 1] wisselend verklaard over het mes waarmee ze bedreigd zou zijn. In haar aangifte heeft ze verklaard dat de verdachte haar bedreigde met een bruinkleurig zakmes en bij de rechter-commissaris heeft ze verklaard het ‘mes’ niet te hebben gezien, alleen gevoeld. Ook over het voorwerp waarmee de verdachte op het slaapkamerraam van [naam 3] zou hebben gebonsd/getikt heeft [slachtoffer 1] wisselend verklaard. Daarbij wordt de aangifte van [slachtoffer 1] niet ondersteund door enig objectief bewijs. De verklaring van [naam 3] , de dochter van [slachtoffer 1] , lijkt te zijn ingegeven door hetgeen haar moeder haar heeft verteld. Dit blijkt niet alleen uit de rol van [naam 3] als tolk op meerdere momenten tussen haar moeder en de politie op 18 februari 2023, maar ook uit de discrepanties in haar eigen verklaring. Daardoor is niet vast te stellen wat ze zelf heeft gezien en gehoord. Zo heeft [naam 3] verklaard dat ze een mes heeft gezien en heeft gehoord dat de verdachte tegen haar moeder heeft gezegd dat ze 250 euro aan hem moest betalen. Eerst beschrijft ze een mes van ongeveer 30 centimeter lang en kort daarna geeft ze aan dat het een zakmes is en dus kleiner moet zijn. Verder spraken de verdachte en [slachtoffer 1] Italiaans tegen elkaar. Hier repte [naam 3] niet over. De vraag is ook of zij dit überhaupt heeft kunnen verstaan. Bovendien antwoordt [naam 3] desgevraagd dat de verdachte met het mes niets deed.
Ook voor de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten ontbreekt ondersteunend bewijs voor de aangifte van [slachtoffer 1] . Het procesdossier bevat screenshots van een kennelijk gesprek tussen ene [naam 4] en [slachtoffer 1] . De raadsman stelt dat [naam 4] niet de verdachte betreft. Evenmin is duidelijk op welke datum deze berichten zijn gestuurd en de inhoud van de berichten is niet dreigend of dwingend.
Voor een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit is onder meer vereist dat het gaat om een afbeelding van seksuele aard. De afbeelding in het procesdossier waarop [slachtoffer 1] kennelijk is afgebeeld, is dat niet. Zij neemt geen seksuele houding aan en ook het erotisch getinte blijkt niet uit deze afbeelding. Verder heeft de verdachte de afbeelding niet openbaar gemaakt. [slachtoffer 1] heeft de foto zelf naar de verdachte gestuurd. Dat hij de afbeelding vervolgens met [getuige] - zijn partner - heeft gedeeld is niet vreemd en valt niet als openbaar maken te beschouwen. Indien het wel als openbaar maken wordt beschouwd, is het vervolgens de vraag of dat voor [slachtoffer 1] nadelig kon zijn. Zij had de foto tenslotte zelf al naar meer mensen gestuurd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde poging tot afpersing heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In de tenlastelegging is het voor een bewezenverklaring van (een poging tot) afpersing vereiste geweld en/of bedreiging met geweld als volgt omschreven:
 een arm om aangeefster slaan;
 een mes
in/tegen haar nek zetten;
 zeggen dat verdachte 250 euro wil;
 zeggen dat haar of haar kinderen iets wordt aangedaan als zij niet zou betalen.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] de enige is die heeft verklaard dat de verdachte haar vastpakte, een arm om haar nek sloeg en het scherpe deel van een zakmes tegen haar nek drukte, waarbij hij dreigde haar en haar kinderen iets aan te zullen doen als zij niet binnen 30 minuten 250 euro aan hem zou betalen. Deze verklaring vindt echter onvoldoende steun in de rest van het dossier.
De dochter van aangeefster, [naam 3] [slachtoffer 1] , is door de politie gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat ze op 19 februari 2023 heeft gezien dat de verdachte een zakmes in zijn hand had en heeft gehoord dat hij tegen haar moeder zei dat ze 250 euro moest betalen. Op de vraag wat de verdachte met het mes deed, antwoordt ze dat hij daar niks mee deed. [naam 3] stond achter de deur en keek om de deur naar de buurman en haar moeder.
[naam 5] die op 19 februari 2023 ook aanwezig was, heeft verklaard weliswaar van aangeefster te hebben gehoord dat zij werd bedreigd met een mes, maar hij heeft zelf niets gezien of gehoord.
De rechtbank kan op basis hiervan slechts vaststellen dat de verdachte een mes in zijn hand heeft gehad en tegen aangeefster heeft gezegd dat hij 250 euro wilde hebben.
Naast de verklaring van aangeefster ontbreekt dus het vereiste steunbewijs voor:
 een arm om aangeefster slaan;
 een mes
in/tegen haar nek zetten;
 zeggen dat haar of haar kinderen iets wordt aangedaan als zij niet zou betalen.
De conclusie is daarom dat er onvoldoende bewijs is voor geweld of de bedreiging met geweld zoals tenlastegelegd. De resterende verfeitelijking ‘zeggen dat verdachte 250 euro wil’, is immers geen (bedreiging met) geweld. Dat betekent dat vrijspraak dient te volgen voor feit 1.
Feit 2 en feit 4
Bewijsmiddelen
Op de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, wordt een screenshot aangetroffen van een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en ene [naam 9] . Een verbalisant herkende de profielfoto van [slachtoffer 1] en de zwart/wit foto van [slachtoffer 1] in haar onderkleding. De verbalisant zag dat de foto naar aangeefster was verstuurd. [2]
[verbalisant] [verbalisanten 1]hebben – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op zondag 19 februari 2023 waren wij, [verbalisant] [verbalisanten 1] , op bezoek op de [adres 1] te Weert. Hier hadden wij een gesprek met aangeefster [slachtoffer 3] en haar dochter [naam 6] . Wij vroegen haar of wij screenshots konden maken van haar gesprekken met verdachte [verdachte ] , haar foto in onderkleding en haar bankafschriften. Wij hoorden haar zeggen dat dit geen probleem was. Wij zagen dat ze haar telefoon pakte. Wij zagen dat ze haar internetbankieren van Bunq opende. Wij zagen dat er een totaalbedrag van 307 euro was overgeschreven naar het rekeningnummer [rekeningnummer 6] . Wij zagen dat het allemaal kleine bedragen waren tussen de 7 en 40 euro, tussen de maanden december 2022 en 1 februari 2023. Ik, verbalisant [verbalisanten 1] , maakte screenshots van deze bedragen.
Wij zagen dat er screenshots waren gemaakt van gesprekken tussen een persoon genaamd [naam 4] en aangeefster zelf. Wij zagen dat er verschillende keren dezelfde foto te zien was, namelijk aangeefster in zwart/wit gekleed in haar onderkleding. De gesprekken tussen deze twee personen werden gevoerd in de Italiaanse taal. [3]
De gesprekken tussen [slachtoffer 1] en [naam 4] zijn vertaald uit het Italiaans. De volgende
chatconversatiewerd aangetroffen:
[naam 4]
[foto]
Straks op Facebook
Bij [naam 7] en video [naam 8] 07:18
Wacht, dan neem ik snel het nummer van [naam 7] en op Facebook
Je kunt de foto’s en video kopen 01:44
[foto]
Je hebt 15 min om na te denken 19:09
Koop (?) de video en foto’s 19:10
[slachtoffer 1]
Doe wat je wilt. Ik ben niet bij hem 19:10
[naam 4]
Oké 19:10
15 min 19:10
Denk goed na 19:10
[foto]
250 € 19:11
Denk goed na 19:11
15 min
[foto]
[naam 7]
[rekeningnummer 4]
Totaal ontvangen
€ 232,00
7 jan. 2023
[naam 7]
Betaling ontvangen € 7,00
[naam 7]
Betaling ontvangen € 35,00
[naam 7]
Nog 3 min
[slachtoffer 1]
Je weet dat je alleen maar problemen maakt, want ik stuur ze allemaal naar de politie 19:22
Als je geld wilt, ga dan aan het werk 19:22
[naam 4]
Wat zeg je???
Tijd 19:24
[slachtoffer 1]
Ga werken voor geld, want is stuur je nog geen cent 19:25
[naam 4]
Prima.
De tijd is om 19:26
Denk goed na
Video voor [naam 8] Tunesië
En foto van jou, walgelijke vrouw 19:26
[slachtoffer 1]
Ik heb je de vorige keer gezegd dat ik je zelfs geen cent zal sturen
Alleen dat [ik] al je berichten naar de politie [stuur] 19:27
[naam 4]
Denk goed na.
Facebook. Ik stuur je ook aan alle vrienden 19:27 uur
Sodemieter op jij en de politie 19:27
Kuthoer 19:27
[foto] 19:28
Oké 19:28
Ik doe het 19:28 [4]
De
screenshots van de overboekingendie [slachtoffer 1] aan [naam 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6] heeft gemaakt, geven het volgende overzicht weer:
Totaal uitgegeven € 232,00
7 sty
(naar de rechtbank begrijpt is styczen pools voor januari)
€ - 7,00
€ - 35,00
€ - 40,00
5 sty
€ - 40,00
4 sty
€ - 40,00
€ - 30,00
31 gry (
naar de rechtbank begrijpt is grudzien pools voor december)
€ - 20,00
€ - 20,00 [5]
Totaal uitgegeven € 75,00
1 lut
(naar de rechtbank begrijpt is luty pools voor februari)
€ - 20,00
31 sty
€ - 20,00
29 sty
€ - 15,00
€ - 20,00 [6]
De
bevraging van de bankgegevensvan het rekeningnummer [rekeningnummer 6] geeft – zakelijk weergegeven – het volgende overzicht weer:
[rekeningnummer 6]
Rekeninghouder: [verdachte ]
Geboortedatum [geboortedatum]
Woonadres: [adres 3] [7]
De verdachteheeft
ter terechtzittingverklaard dat hij met [slachtoffer 1] in het Italiaans communiceerde. [8]
Bewijsoverweging
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte [slachtoffer 1] door bedreiging met openbaarmaking van een (erotisch getinte) foto heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat ene [naam 4] in het bezit was van een afbeelding van [slachtoffer 1] in lingerie. [naam 4] had deze afbeelding naar [slachtoffer 1] gestuurd. De rode draad uit het chatgesprek tussen [naam 4] en [slachtoffer 1] is dat als [slachtoffer 1] hem geen 250 euro betaalt, hij de afbeelding op Facebook zal zetten en naar vrienden zal sturen. Het oogmerk van [naam 4] was gericht op het verkrijgen van een geldbedrag. De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat de berichtgeving van [naam 4] dwingend van aard is. Zo wordt bijvoorbeeld gesteld dat aangeefster de foto kan kopen en 15 minuten heeft om er over na te denken.
De rechtbank stelt verder vast dat het de verdachte is die aangeefster heeft afgedreigd en gedwongen heeft tot afgifte van een geldbedrag. Uit de overboekingen van [slachtoffer 1] volgt dat zij onder andere op 7 januari 2023 7 euro en 35 euro heeft overgemaakt naar het rekeningnummer van de verdachte. Uit de door [naam 4] gestuurde berichten volgt dat hij op 7 januari 2023 precies dezelfde bedragen overgemaakt heeft gekregen van [naam 7]
(de rechtbank leest [slachtoffer 1] ). De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het Italiaans met [slachtoffer 1] communiceerde en dat er weliswaar één andere persoon toegang had tot zijn bankrekening, maar dat die de Italiaanse taal niet beheerst. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte [naam 4] uit het chatgesprek is.
Periode afdreiging en dwang
Op grond van de chatgesprekken tussen [slachtoffer 1] en de verdachte is niet vast te stellen dat de verdachte [slachtoffer 1] in de periode zoals ten laste is gelegd onder 2 en 4 heeft afgedreigd en dwang op haar heeft uitgeoefend. Wél is op basis van de overboekingen van [slachtoffer 1] naar het rekeningnummer van de verdachte met zekerheid te bepalen dat dit in de periode van 31 december 2022 tot en met 1 februari 2023 is geweest, nu haar eerste overboekingen aan de verdachte dateren van 31 december 2022 en de laatste overboeking dateert van 1 februari 2023.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft afgedreigd en dwang op haar heeft uitgeoefend in de periode van 31 december 2022 tot en met 1 februari 2023.
Eendaadse samenloop
De rechtbank oordeelt dat de feiten onder 2 en 4 een samenhangend in dezelfde periode en plaats afspelend feitencomplex opleveren, waardoor de verdachte eigenlijk maar één strafrechtelijk relevant verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop van de feiten onder 2 en 4.
Feit 3
Bewijsmiddelen
Op de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, wordt een screenshot aangetroffen van een WhatsAppgesprek tussen de verdachte en ene [naam 9] . Een verbalisant herkende de profielfoto van [slachtoffer 1] en herkende de zwart/wit foto van [slachtoffer 1] in haar onderkleding. [9]
De
verklaringvan de
verdachteafgelegd bij de politie waarin hij onder meer het volgende verklaarde:
Ik heb de foto van [naam 7] in lingerie alleen naar mijn vriendin, [getuige] , gestuurd. [10]
[verbalisant]heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 18 februari 2023 omstreeks 23:15 uur sprak ik kort met getuige [getuige] geboren 12-05-1991 wonende [adres 2] . Zij toonde op haar mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer] een foto van [naam 7] [slachtoffer 1] gekleed in lingerie. [slachtoffer 1] stond op deze foto voor een spiegel in een pikant lingeriesetje. Ik herkende [naam 7] op deze foto. [11]
Getuige [getuige]heeft – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
Op een gegeven moment zaten we samen in mijn woning en kreeg [verdachte ] een sexy foto van [naam 7] met alleen een bh en slipje. Ik zag dat want ik zat naast hem. [verdachte ] liet mij zien wat zij hem had gestuurd. Hij stuurde mij die foto door. [12]
Bewijsoverweging
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte degene is geweest die de afbeelding van [slachtoffer 1] in lingerie naar [getuige] heeft gestuurd en als dat zo is, of dat valt te kwalificeren als het openbaar maken van die afbeelding en of die afbeelding überhaupt is te kwalificeren als een afbeelding van seksuele aard, waarvan de verdachte had moeten weten dat openbaarmaking voor [slachtoffer 1] nadelig kon zijn.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de afbeelding van aangeefster in lingerie heeft doorgestuurd naar [getuige] .
De raadsman van de verdachte stelt zich op het standpunt dat de afbeelding van [slachtoffer 1] in lingerie niet valt te kwalificeren als een afbeelding van seksuele aard, nu zij geen seksuele houding aanneemt en de afbeelding niet erotisch getint is. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de memorie van toelichting (
Kamerstukken II2018/19, 35080, p. 22) volgt dat een afbeelding van seksuele aard een afbeelding is die een zodanig intiem seksueel karakter heeft dat deze door ieder redelijk denkend mens als privé wordt beschouwd. Naar het oordeel van de rechtbank valt een foto van een persoon slechts gekleed in lingerie daaronder.
Voorts stelt de raadsman zich op het standpunt dat [slachtoffer 1] zelf de afbeelding openbaar heeft gemaakt en dat de verdachte deze alleen heeft gedeeld met [getuige] . Dat zou volgens de raadsman niet te kwalificeren zijn als openbaar maken. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Uit de memorie van toelichting (
Kamerstukken II2018/19, 35080, p. 23) blijkt dat onder openbaarmaking het aan één of meer personen bekend maken valt. Dit houdt in dat de dader zich wendt tot het publiek of iemand in het publiek. De rechtbank stelt vast dat ook door het sturen van de afbeelding naar zijn levenspartner [getuige] de verdachte zich tot iemand in het publiek heeft gewend en daarmee de afbeelding openbaar heeft gemaakt.
De raadsman heeft zich, indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte de afbeelding openbaar heeft gemaakt, op het standpunt gesteld dat niet blijkt dat de openbaarmaking voor [slachtoffer 1] nadelig kon zijn dan wel niet is vast te stellen waaruit dat nadeel dan zou kunnen bestaan. De rechtbank verwerpt dit verweer eveneens nu de aanwezigheid van een concreet nadelig gevolg geen vereiste is. De wettekst spreekt over ‘nadelig kan zijn’ en maakt met deze formulering duidelijk dat aan de afgebeelde persoon geen schade hoeft te zijn berokkend; en niet nader omschreven (en dus tamelijk abstract) gevaar voor schade is voldoende. Dat dit gevaar bestond en de verdachte daarvan wist, concludeert de rechtbank op basis van de afpersing die hij met dezelfde foto heeft bewerkstelligd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte een afbeelding van seksuele aard heeft geopenbaard, terwijl hij wist dat openbaarmaking nadelig voor [slachtoffer 1] kon zijn.
Periode openbaarmaking afbeelding seksuele aard
Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] blijkt dat [getuige] de afbeelding op 18 februari 2023 op haar telefoon had staan. Mede gelet op de overwegingen hierboven aangaande feit 2 en 4, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de afbeelding in de periode van 31 december 2022 tot en met 18 februari 2023 openbaar heeft gemaakt.
Feit 5
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het ten laste gelegde ter terechtzitting van 25 augustus 2023 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, gelet op:
 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2023, doorgenummerde dossierpagina’s 15 en 16;
 de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 augustus 2023.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 2:
in de periode van 31 december 2022 tot en met 1 februari 2023 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaadschrift [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, door die [slachtoffer 1] dwingende berichten te sturen waarbij hij, verdachte, dwingende uitlatingen deed, onder meer inhoudende dat hij een (erotisch getinte) foto van die [slachtoffer 1] zou openbaren en op internet zou plaatsen als zij niet zou betalen;
T.a.v. feit 3:
de periode van 31 december 2022 tot en met 18 februari 2023 te Weert, een afbeelding van seksuele aard, van een persoon, [slachtoffer 1] , te weten een foto waarop die [slachtoffer 1] te zien is in (erotisch getinte) lingerie, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
T.a.v. feit 4:
in de periode van 31 december 2022 tot en met 1 februari 2023 te Weert, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door bedreiging met een andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten de afgifte van een geldbedrag, door die [slachtoffer 1] dwingende berichten te sturen waarbij hij, verdachte, dwingende uitlatingen deed, onder meer inhoudende dat hij een (erotisch getinte) foto van die [slachtoffer 1] zou openbaren en op internet zou plaatsen als zij niet zou betalen;
T.a.v. feit 5:
op 19 februari 2023 te Weert opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk: Citroën, type: C5, [kenteken] ), die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 2 en feit 4:
de eendaadse samenloop van
afdreiging
en
een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
T.a.v. feit 3:
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn
T.a.v. feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, met dien verstande dat het contactverbod dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat, zo de rechtbank al toekomt aan een veroordeling voor feit 1 tot en met feit 4, oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest meer in de rede ligt, met eventueel oplegging van een deels voorwaardelijke straf, zodat de verdachte middels bijzondere voorwaarden hulp krijgt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft [slachtoffer 1] gechanteerd met openbaarmaking van een afbeelding van haar in lingerie en heeft, ondanks dat [slachtoffer 1] aan de dwingende uitlatingen van de verdachte toegaf en meermalen aan hem geld overmaakte, de afbeelding geopenbaard. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarbij heeft hij de auto van [slachtoffer 1] beschadigd, door deze met wijnflessen te bekogelen.
De verdachte heeft het beschadigen van de auto bekend. Echter heeft hij de overige feiten ter terechtzitting ontkend. De rechtbank heeft de verdachte horen zeggen dat het slachtoffer liegt, het slachtoffer zijn relatie kapot wil maken en het slachtoffer met hem naar bed wil. De verdachte lijkt hiermee de schuld bij het slachtoffer te leggen en niet in te zien hoe kwetsend en verwijtbaar zijn eigen gedrag is.
Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit onder meer onherroepelijk is veroordeeld voor huiselijk geweld, bedreiging en belediging. Desondanks pleegt hij nu opnieuw vergelijkbare strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank heeft bij de strafmaat ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 23 augustus 2023. In het advies staat vermeld:
“Belangrijke criminogene factor is het alcoholgebruik. Wanneer betrokkene alcohol drinkt, wat hij meerdere keren per week deed, kan hij niet stoppen met drinken. Hij is dan uiteindelijk dermate onder invloed van alcohol dat hij geen controle meer heeft over zijn handelen en zich later niet meer kan herinneren wat hij heeft gedaan. […] Ook op andere gebieden doen zich problemen voor. Hij lijkt onvoldoende adequaat problemen te kunnen oplossen. Hij maakt een ontheemde en geïsoleerde indruk, hij lijkt een belast verleden te hebben waar hij niet over kan praten. Daarnaast zijn er problemen op het gebied van huisvesting en financiën.”
De reclassering schat het risico op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden in als hoog. De reclassering ziet wel mogelijkheden om in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden het recidiverisico te verkleinen. De reclassering benadrukt dat een reclasseringstoezicht enkel uitvoerbaar is als de verdachte zich, in tegenstelling tot eerder reclasseringstoezicht, dit keer wel houdt aan de voorwaarden.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie. Zij spreekt de verdachte immers vrij van de tenlastegelegde afpersing, waarbij de verdachte een mes tegen de nek van [slachtoffer 1] zou hebben gezet. Dit maakt een groot verschil voor de beslissing welke straf gepast is. Voor de andere misdrijven ziet de rechtbank, gelet de aanwezige problematiek van de verdachte, geen aanleiding op dit moment nog een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen die hoger is dan het ondergane voorarrest. Dit heeft mede te maken met de eendaadse samenloop van de afdreiging en dwang, waarbij de rechtbank de afdreiging als vertrekpunt neemt voor die bewezen verklaarde feiten. Wél overweegt de rechtbank dat als de verdachte geen adequate begeleiding en hulp krijgt, de kans op een nieuw delict groot is. Zij zal dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 270 dagen waarvan 69 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van álle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank niet bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Een rechterlijke uitspraak mag in de regel pas ten uitvoer worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. De in artikel 14e Sr voorziene uitzondering op deze regel met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid kan voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen hebben. Daarom kan de rechtbank dit bevel alleen geven indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit de bewezenverklaring, het strafblad en het reclasseringsadvies kan de rechtbank niet afleiden dat aan deze voorwaarde is voldaan.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 1] , bijgestaan door [gemachtigde slachtoffer] , vordert een schadevergoeding van € 3.435,10, bestaande uit € 935,10 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele schadevergoeding toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor het materiële gevorderde bedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu deze voldoende is onderbouwd en de verdachte bereid is deze schade te vergoeden. De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij voor het gevorderde immateriële bedrag niet ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraken, dan wel dat bedrag flink te matigen gelet op de summiere onderbouwing.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De gevorderde materiële schade is voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken, waardoor deze schade geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Dit is anders ten aanzien van de gevorderde immateriële schade. Uit de onderbouwing blijkt dat deze schade deels zou zijn veroorzaakt door de afpersing met het mes. Daarvan wordt de verdachte echter vrijgesproken, dus dat deel van de vordering is om die reden niet-ontvankelijk. Voor het deel van deze schade dat zou zijn veroorzaakt door de chantage met en openbaring van de foto, is de aantasting in de persoon naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. In beginsel dient de benadeelde partij de gelegenheid te worden geboden tot herstel van dit gebrek. De rechtbank is echter van oordeel dat het bieden van een herstelmogelijkheid in dit geval een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Het belang van verdachte bij een voortvarende afdoening van de strafzaak weegt hier zwaarder dan het belang van de benadeelde partij in kwestie bij schadeverhaal via de strafzaak. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de telefoon (Motorola) aan de verdachte.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 139h, 284, 318, 350 Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart
niet bewezendat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan
vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
meldplicht bij de reclassering: de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ reclassering Limburg op het adres Laurentiusplein 10, 6043 CS Roermond of via telefoonnummer 0475-319747 (optie 2). De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
gedragsinterventie middelengebruik: de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname): de veroordeelde laat zich behandelen door Ambulante Verslavingszorg Vincent van Gogh of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
begeleid wonen of maatschappelijke opvang: de veroordeelde verblijft in Moveoo of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan detentie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
contactverbod: de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
dagbesteding: de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
meewerken aan schuldhulpverlening: de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
meewerken aan middelencontrole: de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de
  • bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 935,10 euro, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op ten hoogste 18 dagen; verstaat dat de toepassing van deze gijzeling, de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd is voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

Beslag

- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte:
- GSM (Motorola), G1583380.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Micheels, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2023.
Buiten staat
Mr. L. Feuth is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 18 februari tot en met 19 februari 2023 te Weert
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 250 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n)
- een arm om de nek van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- ( vervolgens) een (zak)mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in/tegen de nek van [slachtoffer 1] te zetten en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen hij 250 euro wil en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij voornoemd slachtoffer en/of haar kinderen iets zou aandoen als die [slachtoffer 1] niet zou betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 december 2022 tot en met 19 februari 2023 te Weert, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of aan een derde toebehoorde, door die [slachtoffer 1] dreigende en/of dwingende berichten te sturen waarbij hij, verdachte, dwingende en/of dreigende uitlatingen en/of eisen deed, onder meer inhoudende dat hij een (erotisch getinte)foto van die [slachtoffer 1] zou openbaren en/of versturen en/of rondsturen en/of op internet zou plaatsen als zij niet zou betalen;
T.a.v. feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 19 februari 2023 te Weert, althans in Nederland
een afbeelding van seksuele aard, van een persoon, [slachtoffer 1] , te
weten een foto waarop die [slachtoffer 1] te zien is in (erotisch getinte) lingerie,
openbaar heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist dat die
openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
T.a.v. feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 19 februari 2023 te Weert, althans in Nederland
een ander, te weten [slachtoffer 1] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten de afgifte van een geldbedrag,
door die [slachtoffer 1] dreigende en/of dwingende berichten te sturen waarbij hij, verdachte, dwingende en/of dreigende uitlatingen en/of eisen deed, onder meer inhoudende dat hij een (erotisch getinte)foto van die [slachtoffer 1] zou openbaren en/of versturen en/of rondsturen en/of op internet zou plaatsen als zij niet zou betalen;
T.a.v. feit 5:
hij op of omstreeks 19 februari 2023 te Weert
opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk: Citroën, type: C5, [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023026920, gesloten d.d. 28 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 89.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] [verbalisanten 1] d.d. 21 februari 2023, pagina 63-65; Een geschrift, te weten een afbeelding van de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, pagina 80.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] [verbalisanten 1] d.d. 21 februari 2023, pagina 63-65.
4.Een geschrift, te weten een vertaling van een chatconversatie tussen [slachtoffer 1] en [naam 4] door het bureau Vertalingen Acolad NL, pagina 3-7 van het proces-verbaalnummer 2300-2023026920-25.
5.Een geschrift, te weten een afbeelding van overboekingen van de rekening van [slachtoffer 1] naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] , pagina 62.
6.Een geschrift, te weten een afbeelding van overboekingen van de rekening van [slachtoffer 1] naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] , pagina 67.
7.Een geschrift, te weten een resultaat bevraging verwijzingsportaal bankgegevens d.d. 19 februari 2023, pagina 87-89.
8.Verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 25 augustus 2023.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] [verbalisanten 1] d.d. 21 februari 2023, pagina 63-65; een geschrift, te weten een afbeelding van de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen, pagina 80.
10.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 februari 2023, pagina 54.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 19 februari 2023, pagina 36.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige M.A. [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 20 april 2023, pagina 2.