ECLI:NL:RBLIM:2023:5294

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
ROE 22/1444
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor terrasoverkapping bij hoekwoning in strijd met goede ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 7 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor een terrasoverkapping bij een hoekwoning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R. de Kamper, had op 22 december 2021 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, die door het college van burgemeester en wethouders van Brunssum was geweigerd. De weigering was gebaseerd op het beleid dat terrasoverkappingen niet toestaat wanneer deze vóór de zijdelingse denkbeeldige voorgevelrooilijn zijn geplaatst, wat in dit geval het geval was. Eiser stelde dat de terrasoverkapping in het achtererfgebied viel en dat er geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren waren tegen de locatie. De rechtbank oordeelde echter dat de terrasoverkapping niet in het achtererfgebied lag en dat de aanvraag dus niet vergunningvrij was. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was, omdat de terrasoverkapping in strijd was met de goede ruimtelijke ordening en de beheersverordening. Eiser kreeg geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 7 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1444

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] ,

(gemachtigde: mr. R. de Kamper),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum, verweerder
(gemachtigde: mr. B.A.L. Dinjens).

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de door eiser gevraagde omgevingsvergunning voor het realiseren van een terrasoverkapping geweigerd.
Bij besluit van 24 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, onder wijziging van de motivering.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een nader stuk ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
1. Eiser heeft verzocht om een omgevingsvergunning voor een terrasoverkapping aan de woning van eiser aan de [adres 1] in [woonplaats] , op de hoek met de [straatnaam 1] . De ingang van de woning is aan de [straatnaam 2] . De voortuin loopt om de hoek met de [straatnaam 1] door en gaat daar over in de achtertuin. De terrasoverkapping sluit aan op de zijgevel, op een afstand van 1,50 meter van de stoep van de [straatnaam 1] .
2. Ter plaatse geldt de beheersverordening Woongebied 2e herziening van 11 december 2018. In de beheersverordening hebben de gronden de bestemming Wonen-1. Niet is in geschil dat op grond van artikel 18 van de beheersverordening de gewenste terrasoverkapping niet is toegestaan.
3. De gevraagde omgevingsvergunning ziet op het bouwen en het afwijken van de beheersverordening, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder respectievelijk a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verweerder heeft de omgevingsvergunning geweigerd omdat de locatie van de terrasoverkapping naast de woning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
4. Over het bezwaar van eiser tegen de weigering heeft de Commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Brunssum (hierna: ‘de commissie’) advies uitgebracht aan verweerder. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de commissie overgenomen en het bezwaar ongegrond verklaard, onder wijziging van de motivering.
Standpunten van partijen
5. Eiser richt zich in beroep tegen de weigering door verweerder om van de beheersverordening af te wijken. Hij meent dat er geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren zijn tegen de locatie van de terrasoverkapping naast zijn huis in plaats van achter zijn huis, waar geen plaats is voor de overkapping zoals hij deze wenst. Eiser stelt dat het beleid dat verweerder heeft opgesteld om de ruimtelijke effecten van bouwwerken als dit te beoordelen, niet voorziet in regels voor de terrasoverkapping zoals hij die heeft aangevraagd. Ook heeft hij erop gewezen dat in zijn woonomgeving soortgelijke bouwwerken zijn gerealiseerd. In beroep stelt eiser bovendien dat de plaatsing van de terrasoverkapping vergunningvrij is.
6. Verweerder brengt in reactie op het beroep naar voren dat de terrasoverkapping zoals eiser heeft aangevraagd, is te vergelijken met een carport. Om die reden heeft verweerder de aanvraag getoetst aan de bepalingen over carports in het beleid over bouwwerken bij hoekhuizen. Volgens dat beleid is in het geval van eiser een overkapping wel toegestaan tegen de achtergevel, maar niet tegen de zijgevel zoals hij wil. Verweerder stelt in vergelijkbare situaties nooit medewerking te verlenen aan een omgevingsvergunning voor een overkapping. Tot slot betwist verweerder dat de plaatsing van de terrasoverkapping vergunningvrij is, nu het niet in het achtererfgebied ligt.
Is een omgevingsvergunning vereist?
7. In beroep verschillen partijen van mening over de vraag of wel een omgevingsvergunning is vereist.
8. Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de Wabo is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de eisen genoemd in artikel 2, aanhef en onder 3, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Eiser stelt dat de terrasoverkapping behoort tot het achtererfgebied, verweerder meent van niet. In artikel 1 van bijlage II van het Bor is achtererfgebied gedefinieerd als erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
9. De rechtbank stelt vast dat het verschil van mening tussen partijen is dat verweerder niet alleen – zoals eiser – een lijn trekt op 1 meter achter de voorkant van de woning aan de [straatnaam 2] , maar ook evenwijdig aan de [straatnaam 1] . Zoals eiser het ziet, zijn alle gronden achter de lijn op 1 meter achter de voorkant van de woning aan de [straatnaam 2] achtererfgebied. Volgens deze uitleg door eiser loopt de lijn echter niet evenwijdig met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zoals volgens de definitie van achtererfgebied wel is vereist. De uitleg door verweerder wordt ondersteund door een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3962.
10. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de locatie van de terrasoverkapping zich niet bevindt in het achtererfgebied. Dit betekent dat artikel 2, aanhef en onder 3, van bijlage II bij het Bor niet van toepassing is. Voor de terrasoverkapping van eiser is een omgevingsvergunning vereist en verweerder heeft dan ook terecht een inhoudelijke beslissing genomen op de aanvraag van eiser.
Mocht verweerder de aanvraag toetsen aan het Afwijkingen-/Vrijstellingenbeleid?
11. In artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2, van de Wabo is bepaald dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de activiteit in strijd is met de beheersverordening, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
12. In artikel 4 van bijlage II bij het Bor zijn de gevallen vermeld die in aanmerking komen voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij van de beheersverordening wordt afgeweken. In beroep zijn partijen het met elkaar eens dat de aangevraagde terrasoverkapping behoort tot de in artikel 4, derde lid, van bijlage II bij het Bor genoemde gevallen. De rechtbank onderschrijft dit.
13. De omgevingsvergunning kan voorts slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In welke gevallen geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft verweerder neergelegd in het “Afwijkingen/Vrijstellingenbeleid herziening mei 2011”. In deel 3 is het beleid voor hoeksituaties neergelegd. Daarin is allereerst het beleid uitgebreid beschreven. Onder andere is daarin vermeld dat afwijking/ontheffing/vrijstelling voor de bouw van overkappingen, carports, prieeltjes en dergelijke mogelijk is indien is voldaan aan drie voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat het bouwwerk is gelegen achter de (zijdelingse) voorgevelrooilijn. Over de voorgevelrooilijn is vermeld dat indien de voorgevelrooilijn niet op de plankaart is aangegeven een denkbeeldige voorgevelrooilijn geldt, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de bestaande bebouwing. Aan de voorzijde betreft het veelal de voorgevel van de woning en aan de zijzijde wordt aansluiting gezocht bij de voorgevel van de achter de woning gelegen (woon)bebouwing, zo is vermeld in het beleid. Vervolgens is het beleid voor een aantal bouwwerken nader uitgewerkt met tekeningen met daarop zones waar wel en niet mag worden gebouwd. Die uitwerking ziet op aanbouwen (inclusief carports), vrijstaande bijgebouwen (inclusief carports), kleine vrijstaande bijgebouwen zoals tuinhuisjes, prieeltjes etcetera, en erfafscheidingen.
14. De rechtbank is van oordeel dat de aangevraagde terrasoverkapping valt onder de reikwijdte van het beleid zoals neergelegd in het “Afwijkingen-/Vrijstellingenbeleid herziening mei 2011”. In het beleid worden voor hoeksituaties immers de voorwaarden gegeven waaronder onder meer afwijking voor overkappingen mogelijk is. Uit het meer algemene deel van deel 3 van het beleid volgt dat het beleid niet beperkt is tot de specifiek nader uitgewerkte situaties. Dat een terrasoverkapping als vorm van overkapping niet specifiek in het beleid is genoemd en een carport bijvoorbeeld wel, doet hier dan ook niet aan af. Voor een individuele beoordeling zoals eiser heeft gesuggereerd hoefde verweerder dan ook geen noodzaak te zien.
15. Verweerder heeft bij de beoordeling aan de hand van het beleid aansluiting gezocht bij de uitwerking voor carports, waaruit volgens verweerder, naar analogie, zou volgen dat de terrasoverkapping in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Of dit wel of niet het geval is, kan in het midden blijven. Immers, de rechtbank stelt vast dat de terrasoverkapping reeds niet is toegestaan op grond van de voorwaarden die volgen uit de uitgebreide beschrijving van het beleid voorafgaand aan de uitwerkingen. De terrasoverkapping staat namelijk vóór de zijdelingse denkbeeldige voorgevelrooilijn die wordt gevormd door de voorgevels van de woningen aan de [straatnaam 1] . Nu de aangevraagde terrasoverkapping niet voldoet aan de voorwaarden neergelegd in het beleid, heeft verweerder deze op goede gronden in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht.
Verleent verweerder in andere, vergelijkbare gevallen wel een omgevingsvergunning?
16. Eiser heeft in bezwaar bijna twintig situaties in zijn woonomgeving naar voren gebracht waarbij een bouwwerk niet in het achtererfgebied staat. Verweerder heeft daarop tijdens de hoorzitting over het bezwaar per adres besproken waarom geen sprake is van een vergelijkbaar geval. Eiser heeft in beroep die weerlegging door verweerder niet concreet betwist. Uitzondering daarop is de [adres 2] (in het beroepschrift abusievelijk aangemerkt als [adres 3] ). In beroep heeft eiser verder gewezen op een woning op de hoek [straatnaam 3] / [straatnaam 4] .
17. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat voor het bouwwerk aan de [adres 2] inderdaad een omgevingsvergunning is verleend, maar niet voor de locatie waar het bouwwerk is gerealiseerd. Aldus is geen sprake van een vergunde situatie. Ook voor het bouwwerk aan de [straatnaam 3] / [straatnaam 4] is geen omgevingsvergunning verleend, zo heeft verweerder verklaard, wat eiser niet heeft betwist. De rechtbank is niet gebleken dat deze gevallen vergelijkbaar zijn met de situatie van eiser. Of verweerder al dan niet handhavend optreedt, is niet relevant, nu in deze procedure niet de handhaving aan de orde is, maar de weigering van de omgevingsvergunning.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat de weigering van de door eiser gevraagde omgevingsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B.L. van der Weele, rechter, in aanwezigheid van F.G.A. Claessen, griffier, en openbaar gemaakt op 7 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 07 september 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.