ECLI:NL:RBLIM:2023:5280

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
03/217147-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige nichtjes wegens onvoldoende bewijs

Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige nichtjes. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 augustus 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte de feiten bewezen op basis van de verklaringen van de slachtoffers, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaringen onduidelijk en tegenstrijdig waren. De verklaringen van de slachtoffers, beide jonge meisjes, vertoonden essentiële inconsistenties, waardoor de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kon vaststellen dat de verdachte de ontuchtige handelingen had gepleegd.

De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak de verklaringen van slachtoffers en verdachten tegenover elkaar staan, en dat er voorzichtigheid geboden is bij de beoordeling van de verklaringen van jonge kinderen. Ondanks dat de verklaringen van de slachtoffers niet volledig en consistent waren, kon de rechtbank niet vaststellen wat er precies was gebeurd. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een veroordeling komen en volgde vrijspraak.

De benadeelde partijen, de nichtjes, hadden vorderingen ingediend voor schadevergoeding, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werden zij niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering. De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partijen de proceskosten van de verdachte moesten vergoeden, die tot op heden op nihil waren begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/217147-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1988,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A. Dronkers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 augustus 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partijen is op de zitting gehoord mr. L.J.G. Verhagen, kantoorhoudende te [plaats 1] . De benadeelde partijen zijn niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 1 februari 2021 tot en met 15 juli 2022 meerdere malen een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] , die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
Feit 2:in de periode van 1 februari 2021 tot en met 15 juli 2022 een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] , die op dat moment de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe verwezen naar de studioverhoren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waarin zij beiden op authentieke wijze hebben verklaard. De officier van justitie acht de verklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vinden steun in de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] over de onthulling van [slachtoffer 2] , in de verklaringen van hun moeder over de onthulling van [slachtoffer 1] , over de momenten dat zij alleen waren met de verdachte, en over een incident met een koekje, en in de gedragsveranderingen die hun moeder heeft waargenomen. Ten slotte kunnen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over en weer worden gebruikt als schakelbewijs. Zij verklaren namelijk beiden over de door de verdachte gebruikte modus operandi, te weten het paaien met een koekje. Het scenario dat de slachtoffers en de getuigen hem bewust vals beschuldigen, is niet aannemelijk. Ten eerste is daar geen motief voor gevonden, ten tweede spreken zij ook positief over de verdachte en ten derde kunnen jonge kinderen zo’n beschuldiging niet volhouden in een langdurig studioverhoor door gespecialiseerde verhoorders.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten vanwege het ontbreken van (voldoende) wettig bewijs. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en onbruikbaar zijn voor het bewijs, omdat zij interne en onderlinge tegenstrijdigheden bevatten en niet gedetailleerd en consistent zijn. Evenmin vinden zij steun in enig ander bewijsmiddel afkomstig uit een andere bron. Moeder, [getuige 1] en [getuige 2] verklaren alleen wat zij hebben gehoord van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de vermeende gedragsverandering is niet duidelijk genoeg en kan ook door de echtscheiding van beide ouders zijn veroorzaakt. De beschuldigingen zullen niet bewust vals zijn, maar bij jonge kinderen kunnen fantasie en realiteit nu eenmaal door elkaar lopen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 21 februari 2021 tot en met 15 juli 2022 ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige nichtjes. Op 15 juli 2022 zaten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij [getuige 1] en [getuige 2] in de auto, omdat zij zouden gaan varen met onder meer hun oom [verdachte] – de verdachte. Toen [getuige 2] zei dat de verdachte eraan kwam en de meiden daar niet op reageerden, vroeg zij of zij het niet leuk vonden dat hun oom mee ging. De vierjarige [slachtoffer 2] zei toen dat [verdachte] altijd met zijn hand in haar broekje ging en dat ze dat niet leuk vond. De volgende dag was moeder de billen van de zesjarige [slachtoffer 1] aan het afdrogen nadat zij in bad was geweest. [slachtoffer 1] deed een stap terug en vroeg of alleen haar moeder en iemand anders dit mochten doen. Toen haar moeder zei dat iemand dit mag doen als diegene helpt met afdrogen, zei [slachtoffer 1] dat oom [verdachte] dit ook doet als zij op de bank zitten en dan koekjes met chocolade belooft maar niet geeft. Nadat haar moeder vroeg wat zij hiermee bedoelt, deed ze voor hoe hij bij haar ‘voorbillen’ zou ‘friemelen’.
De moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft hiervan aangifte gedaan en op 21 juli 2022 hebben studioverhoren plaatsgevonden met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij ontucht met zijn minderjarige nichtjes heeft gepleegd.
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of er wettig bewijs is en of de rechtbank op basis daarvan overtuigd is dat de verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd. In zedenzaken komt het vaak voor dat de verklaringen van slachtoffers en verdachten tegenover elkaar staan en dat er geen of weinig getuigen zijn of ander bewijsmateriaal. De rechtbank moet de bewijsbeslissing deugdelijk en volgens de wettelijke vereisten nemen. Dat iets vreemd, opmerkelijk of zelfs verdacht is, is daarvoor niet genoeg.
Ook in deze zaak staat tegenover de belastende verklaringen van [slachtoffer 2] (4 jaar) en [slachtoffer 1] (6 jaar) de ontkennende verklaring van de verdachte. De rechtbank stelt voorop dat beide meisjes erg jong zijn. Dat betekent niet dat hun verklaringen niet bruikbaar kunnen zijn voor het bewijs, maar wel dat voorzichtigheid is geboden bij de beoordeling ervan. De rechtbank moet toetsen of de verklaringen volledig, accuraat en consistent zijn. Met andere woorden: het moet voldoende duidelijk worden wie wat heeft gezien en wat met wie waar is gebeurd.
Op 21 juli 2022 zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in een verhoorstudio gehoord door verbalisanten van de politie, beiden gecertificeerd voor het horen van kwetsbare getuigen in zedenzaken. Tijdens dit verhoor heeft [slachtoffer 2] bij herhaling verklaard dat de ontuchtige handelingen één keer hebben plaatsgevonden. Dit was bij haar thuis in [woonplaats 1] in de kamer waar de televisie en het speelgoed staan, terwijl zij naakt was omdat zij naar de sproeier in de tuin ging. Daar was niemand anders bij. In eerste instantie heeft ze verklaard dat de verdachte dit bij niemand anders deed. Vervolgens heeft ze verklaard dat ze heeft gezien dat hij dit ook bij [slachtoffer 1] en [naam zusje] (haar twee zusjes), en ook bij tante [naam partner] (de partner van de verdachte) deed. Op de vraag wat de verdachte met zijn hand deed, heeft ze verklaard dat hij zijn hand in haar billen deed. Daarbij bukte ze voorover en ging ze met haar rechterhand achter haar rug.
[slachtoffer 1] heeft tijdens het studioverhoor verklaard dat de ontuchtige handelingen vaker hebben plaatsgevonden en dat dit gebeurde bij de verdachte thuis in [woonplaats 2] , altijd terwijl ze kleding droeg, meestal als zij binnen op de bank zat en soms als zij buiten op de glijbaan of de schommel zat. [slachtoffer 2] heeft niet gezien dat de verdachte het bij [slachtoffer 1] deed. [slachtoffer 1] heeft in eerste instantie verklaard dat de verdachte het alleen bij haar deed en dat zij dit weet omdat ze hem altijd in de gaten hield. Vervolgens heeft ze verklaard dat ze heeft gezien dat hij het ook vaker bij [slachtoffer 2] en [naam zusje] deed. [slachtoffer 2] zat dan op de bank. Op de vraag hoe de verdachte bij haar en [slachtoffer 2] in de onderbroek kwam, heeft ze verklaard dat hij met de ene hand de onderbroek een beetje opentrok, zodat hij met de andere hand erin kon. Ze ging daarbij op haar knieën zitten op de stoel en ging vervolgens met haar beide handen naar de rand van haar rokje. Op de vraag wat de verdachte dan met zijn hand deed heeft ze verklaard dat hij kriebelde en krabde bij haar ‘voorbillen’.
Het is begrijpelijk dat jonge kinderen niet altijd precies kunnen vertellen wat er is gebeurd, zeker als het gaat over dit soort ingewikkelde situaties. Daar houdt de rechtbank dus rekening mee. Zelfs dan moet de rechtbank echter constateren dat deze verklaringen geen basis kunnen vormen voor een strafrechtelijke veroordeling.
De rechtbank stelt namelijk vast dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onduidelijkheden en tegenstrijdigheden bevatten en elkaar op essentiële punten tegenspreken. Zo verklaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegenstrijdig aan elkaar over de plaats waar het misbruik zou hebben plaatsgevonden en over de frequentie waarmee het misbruik zou hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 1] zegt dat het bij [slachtoffer 2] vaker is gebeurd, [slachtoffer 2] herhaalt telkens dat hij bij haar één keer is gebeurd. Ook verklaren ze in eerste instantie beiden dat het misbruik alleen bij hen heeft plaatsgevonden, terwijl ze later allebei verklaren dat het misbruik ook bij de ander plaatsvond. [slachtoffer 2] zegt dat [slachtoffer 1] haar misbruik niet heeft gezien en dat zij [slachtoffer 1] ’s misbruik wel heeft gezien, [slachtoffer 1] zegt dat [slachtoffer 2] haar misbruik niet heeft gezien en dat zij [slachtoffer 2] ’s misbruik wel heeft gezien.
De rechtbank kan in deze beide verklaringen onvoldoende kern van waarheid vinden op basis waarvan is vast te stellen wat er wel of niet is gebeurd. De verklaringen zijn niet betrouwbaar genoeg om als bewijsmiddelen te kunnen gebruiken in een strafzaak. De rechtbank kan daarom niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat is gebeurd wat de verdachte ten laste is gelegd. En als dat niet mogelijk is, dan moet vrijspraak volgen.
Concluderend is de rechtbank daarom met de verdediging van oordeel dat de beide ten laste gelegde feiten – bij gebrek aan wettig bewijs – niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.
3.4
De vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben een vordering ingediend met betrekking tot de geleden schade als gevolg van feit 1 en 2. Zij vorderen beiden een schadevergoeding van € 5.250,00, bestaande uit € 250,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben tevens verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen zullen worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte integraal
vrijvan het tenlastegelegde;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Feuth, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.C. van den Munckhof, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 september 2023.
Buiten staat
Mr. L. Feuth is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 15 juli 2022 te [woonplaats 2] , in de gemeente [plaats 1] en/of te [woonplaats 1] , in de gemeente [plaats 2] ,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2016, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het duwen van zijn, verdachtes, hand in de kleding en/of de onderbroek van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten en/of aanraken van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het (op en neer) wrijven tussen de benen van die [slachtoffer 1] en/of
- het kriebelen en/of krabben tussen de benen en/of aan de vagina van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 15 juli 2022 te [woonplaats 2] , in de gemeente [plaats 1] en/of te [woonplaats 1] , in de gemeente [plaats 2] ,
met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2017, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het duwen van zijn, verdachtes, hand in/tussen de billen van die [slachtoffer 2] en/of
- het aanraken en/of betasten van de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 2] ;