ECLI:NL:RBLIM:2023:5268

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
ROE 23/1795
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder bestuursdwang voor illegaal geplaatste woonwagen

Op 4 juli 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd om een zonder omgevingsvergunning geplaatste woonwagen te verwijderen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2023 uitspraak gedaan. Hij oordeelt dat verzoeker in strijd heeft gehandeld met het bestemmingsplan, aangezien het plaatsen van de woonwagen op de voor 'Natuur' aangewezen gronden niet is toegestaan. Verzoeker heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die rechtvaardigen dat van handhaving zou moeten worden afgezien. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet, omdat verzoeker had moeten weten dat het plaatsen van de woonwagen in strijd was met de regels. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en trekt de ordemaatregel in. Verzoeker krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1795

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.F.E. Sprenkels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beekdaelen, verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd wegens het illegaal plaatsen van een woonwagen aan de [adres 1] , kadastraal bekend als gemeente Schinnen, [perceel] ).
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter op 3 augustus 2023 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft op 10 augustus 2023 een ordemaatregel getroffen waarbij bij het bestreden besluit heeft geschorst. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 september 2023 inhoudelijk op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder ‘overwegingen’.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en trekt de ordemaatregel per direct in. Verzoeker krijgt ook geen vergoeding van zijn griffierecht of proceskosten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft voor zijn oordeel de volgende motivering.
2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Zo kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
3. Niet in geschil tussen partijen is dat door het plaatsen van de woonwagen zonder omgevingsvergunning verzoeker in strijd heeft gehandeld met artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op grond van het geldende bestemmingsplan ‘2e wijziging bp Buitengebied Schinnen’ [1] (het bestemmingsplan), mogen op de voor ‘Natuur’ aangewezen gronden immers géén woonwagens worden geplaatst.
4. Verzoeker voert drie bijzondere omstandigheden aan op grond waarvan hij van mening is dat verweerder tóch van handhavend optreden behoort af te zien. Hij betoogt ten eerste dat hij er in alle redelijkheid op mocht vertrouwen dat hij de woonwagen alvast op het betreffende perceel mocht plaatsen, in afwachting van de formele besluitvorming van verweerder op zijn vergunningaanvraag om de woonwagen te legaliseren. Dit is hem toegezegd door een ambtenaar van verweerder. Ten tweede heeft verweerder niet voldaan aan zijn (zorg)plicht uit een tussen verzoeker en de gemeente Beekdaelen gesloten vaststellingsovereenkomst om voor verzoeker een alternatieve huisvesting te realiseren. Tot slot voert verzoeker persoonlijke omstandigheden aan. Hij verleent noodzakelijke mantelzorg aan zijn moeder, die hij bij uitvoering van de last niet meer zou kunnen leveren. Verder heeft hij de huurovereenkomst van zijn woning inmiddels opgezegd, waardoor hij bij uitvoering van de last met zijn echtgenote op straat zou komen te staan.
5. Naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat deze bijzondere omstandigheden ertoe leiden dat handhavend optreden door verweerder zodanig onevenredig is dat hij daarvan zou moeten afzien.
6. Over het beroep op het vertrouwensbeginsel overweegt de voorzieningenrechter dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] (de Afdeling) bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel, drie stappen moeten worden doorlopen. De eerste stap is -kort gezegd- de vraag of er sprake is van een gedane toezegging. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, volgt de derde stap.
6.1.
Partijen geven beiden een andere invulling aan het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen verzoeker en de ambtenaar van verweerder. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat de invulling van verzoeker een juiste weergave is van datgene dat tussen partijen is besproken. Echter, zelfs in het geval dat een toezegging als verzoeker stelt zou zijn gedaan, is dit geen toezegging met zodanige gevolgen dat verweerder daar gevolgen aan zou moeten verbinden. Gelet op de voorgeschiedenis tussen partijen en het feit dat verweerder reeds eerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang heeft opgelegd voor dezelfde overtreding, wist verzoeker of had hij behoren te weten dat het plaatsen van de woonwagen op het perceel in strijd is met het bestemmingsplan. Hij mocht er daarom niet op vertrouwen dat een uitlating van een ambtenaar van verweerder zou betekenen dat hij zijn woonwagen mocht plaatsen en laten staan, gedurende de behandeling van zijn vergunningaanvraag. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
7. Verder geldt dat verweerder niet van handhavend optreden had behoren af te zien vanwege het door verzoeker gestelde niet nakomen door de gemeente van de vaststellingsovereenkomst. Verzoeker dient de gemeente civielrechtelijk aan te spreken als hij van mening is dat de vaststellingsovereenkomst niet wordt nagekomen. Dit kan geen rechtvaardiging opleveren om in strijd met het bestemmingsplan een vrije locatie aan de [adres 1] in te nemen.
8. Dan als laatste de door verzoeker aangehaalde persoonlijke omstandigheden. De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij begrip heeft voor de wens van verzoeker om aan zijn moeder goede mantelzorg te willen verlenen. Het is de voorzieningenrechter echter niet gebleken dat hij deze zorg enkel kan leveren door op het perceel een woonwagen te plaatsen en daar te gaan wonen. Er zijn andere mogelijkheden om mantelzorg te verlenen, ook al hebben deze mogelijkheden niet zijn voorkeur. Dat verzoeker de huur van zijn woning zou hebben opgezegd is bovendien, zoals hij ter zitting aangaf, een door hem bewust genomen risico. Dat kan geen bijzondere omstandigheid opleveren.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 september 2023 door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, waarvan door de griffier, mr. N.C.M. van Bijnen, is opgemaakt dit proces-verbaal.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 6 september 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vastgesteld door de gemeenteraad op 10 juli 2017.
2.ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.