Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 9,
- de door Auxilia ingediende eis in reconventie met de overgelegde producties 1 tot en
- de door Globalmed c.s. overgelegde producties 10 tot en met 13,
- de mondelinge behandeling,
- de conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie en spreekaantekeningen van Auxilia.
2.De feiten
3.Het geschil
met veroordeling van Globalmed c.s. in de proceskosten in reconventie.
4.De beoordeling
In conventie
Auxilia heeft gemotiveerd betwist dat zij de resterende zaken zoals genoemd in de producties 6 en 7 onder zich heeft: deze hebben zich nooit onder haar bevonden, of zijn op een eerder tijdstip door Globalmed c.s. meegenomen, of zijn gebruikt binnen Auxilia en dus niet meer voorradig, aldus Auxilia.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de door partijen overgelegde notulen ten dele verschillen. De door Globalmed c.s. overgelegde notulen bevatten de door hen gestelde afspraken. In de door Auxilia overgelegde notulen zijn deze afspraken niet opgenomen, maar andere, die neerkomen op een pas op de plaats waar het betreft de teruggave van zaken. Beide sets notulen zijn niet ondertekend. De voorzieningenrechter heeft tijdens de zitting niet kunnen vaststellen welke set waarheidsgetrouw is. Daarmee is grote onzekerheid blijven bestaan over de inhoud van de op 13 februari 2023 gemaakte afspraken.
Dit betekent dat de vorderingen onder B en C zullen worden afgewezen.
1.079,00(1 punt x € 1.079,00)
Zo heeft Auxilia tijdens de zitting erkend dat zij op dit moment geen op haar administratie gebaseerde financiële informatie kan verschaffen en dat dit waarschijnlijk nog enige tijd op zich zal laten wachten. In verband met haar stelling dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] uitlatingen zou hebben gedaan over het werken, door Auxilia, met niet-gecertificeerde artsen en apparatuur heeft Auxilia volstaan met het overleggen van schriftelijke verklaringen van twee werknemers met een hoog ‘van horen zeggen’-gehalte. De (gestelde en vereiste) dreiging zoals eerder genoemd is in het geheel niet nader onderbouwd. Daar komt bij dat de vordering erg ruim en onbepaald is geformuleerd en dat ook na de behandeling ter zitting geen duidelijke aanknopingspunten bestaan voor een toewijzing op onderdelen (onder het tevens uitspreken van een dwangsomveroordeling).
1.079,00(1 punt x € 1.079,00)