ECLI:NL:RBLIM:2023:5177

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
03/259911-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop onder invloed van medicijnen en GHB

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij een ander is overleden. De verdachte, die onder invloed van medicijnen en GHB verkeerde, heeft het slachtoffer, dat op het fietspad bladeren aan het opruimen was, over het hoofd gezien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de voorgeschreven wijze met zijn medicatie is omgegaan en dat hij volhardde in het gebruik van GHB, ondanks een strafblad met eerdere verkeersmisdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar, met aftrek van de periode dat zijn rijbewijs al was ingenomen. Bijzondere voorwaarden zijn onder andere een verplichting tot ambulante behandeling en een verbod op het gebruik van verdovende middelen. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 30 januari 2023 en 21 augustus 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde gevorderd, en de rechtbank heeft dit oordeel bevestigd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval, waardoor het slachtoffer is overleden. De rechtbank heeft de verdachte als zeer onoplettend en onvoorzichtig beoordeeld, wat heeft geleid tot de fatale botsing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/259911-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974, hierna: (de) verdachte,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat, kantoorhoudende te Cadier en Keer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 30 januari 2023 en 21 augustus 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op
21 september 2021 in Maastricht:
primair:als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] werd gedood, terwijl hij verkeerde onder invloed van amfetamine en/of desmethyldiazepam en/of oxazepam;
subsidiair:een personenauto heeft bestuurd na gebruik van amfetamine, in combinatie met desmethyldiazepam en/of oxazepam, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof 140 microgram amfetamine per liter bloed, 0,24 milligram oxazepam per liter bloed en/of 0,010 milligram desmethyldiazepam per liter bloed bedroeg, in elk geval telkens hoger dan de afzonderlijk vermelde grenswaarden;
B: als bestuurder van een personenauto gevaar op de weg heeft veroorzaakt en/of het verkeer op die weg heeft gehinderd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, te weten het veroorzaken van een aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval, waardoor het slachtoffer (hierna: [slachtoffer] ) werd gedood, dit terwijl de verdachte onder invloed was van amfetamine en oxazepam.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar het proces-verbaal van aanrijding, naar de verkeersongevallen analyse, naar het bloedonderzoek en naar de verklaring van de verdachte over de inname van medicijnen voorafgaand aan het ongeval.
Vaststaat dat de verdachte zonder aanwijsbare reden op de fietsstrook terecht is gekomen. Daarbij heeft hij zijn aandacht niet op de weg gehouden, maar is hij afgeleid door mensen links van hem. Hij was onder invloed van amfetamine en oxazepam, waarbij - los van elkaar bezien - de amfetamine een licht tot matige nadelige invloed heeft gehad op de rijvaardigheid en de oxazepam de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig heeft beïnvloed.
Gelet op deze factoren in samenhang bezien, gaat het om meer dan een moment van onoplettendheid. Er is sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
Bewijsmiddelen
Op 21 september 2021 omstreeks 11.00 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de [adres 2] in Maastricht ter hoogte van perceelnummer [nummer 1] . De verdachte is als bestuurder van een personenauto over de [adres 2] gereden, komende uit de richting van de [straat] en rijdende in de richting van de Bernardlaan. [slachtoffer] , bewoonster van perceel [adres 2] [nummer 1] , was doende de parkeerstrook gelegen voor haar woning bladvrij te maken. De personenauto van verdachte is ter hoogte van perceel [adres 2] [nummer 1] eerst in botsing gekomen met [slachtoffer] en vervolgens met een personenauto die op de parkeerstrook ter hoogte van de percelen [adres 2] [nummers] geparkeerd stond. [slachtoffer] is zwaar gewond vervoerd naar het ziekenhuis in Maastricht en kort na het verkeersongeval overleden. Verdachte is ter plaatse aangehouden. [2]
Op 21 september 2021 omstreeks 11.51 uur is de verdachte voorgeleid aan de hulpofficier van justitie en gezien door een forensisch arts. De hulpofficier van justitie achtte het noodzakelijk een forensisch arts te consulteren, omdat de verdachte emotioneel, sloom, verward en angstig overkwam en bovendien waterige ogen had met een vergrote pupil.
Uit het onderzoek van de forensisch arts is gebleken dat de verdachte een grote hoeveelheid medicijnen had ingenomen, voordat hij in zijn personenauto is gaan rijden. Naar aanleiding daarvan is met toestemming van de verdachte bloed afgenomen. De bloedmonsters zijn gewaarmerkt met SIN-sticker "Analyse" met het nummer TABT7491NL en SIN-sticker "Tegen Onderzoek" met het nummer TABT7491NL, direct verpakt en geplaatst in de daarvoor bestemde vriezer in het politiebureau. Deze bloedmonsters zijn op de voorgeschreven wijze verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in Den Haag. [3]
Het NFI heeft een extract van het bloedmonster met SIN-nummer TABT7491NL toxicologisch onderzocht naar aangewezen rijgevaarlijke stoffen. Van de stof amfetamine is 140 microgram per liter aangetroffen. De grenswaarde bij enkelvoudig gebruik is 50 microgram per liter en de grenswaarde bij gebruik in combinatie is 25 microgram per liter.
In het bloedmonster zijn geen overige onderzochte aangewezen rijgevaarlijke stoffen aangetoond.
Het NFI heeft een extract van het bloedmonster met SIN-nummer TABT7491NL aanvullend toxicologisch onderzocht naar niet-aangewezen rijgevaarlijke stoffen.
Van de stof desmethyldiazepam is 0,010 milligram per liter aangetroffen en van de stof oxazepam 0,24 milligram per liter. In het bloedmonster zijn geen overige onderzochte niet-aangewezen rijgevaarlijke stoffen aangetoond.
Oxazepam is een geneesmiddel dat, bij therapeutisch gebruik, waarschijnlijk een
ernstig nadelige of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid heeft.
Desmethyldiazepam is een geneesmiddel dat, in therapeutische concentraties,
waarschijnlijk een licht tot matig gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid heeft.
Gebruikelijke therapeutische oxazepam- en desmethyldiazepamconcentraties in
bloed liggen respectievelijk vanaf 0,2 mg/l en 0,07 mg/l.
Gelet op de resultaten heeft het NFI het volgende geconcludeerd:
1. in het bloed van de verdachte is amfetamine aangetoond in een concentratie hoger dan
de grenswaarde voor enkelvoudig gebruik;
2. in het bloed van de verdachte is oxazepam aangetoond in een concentratie waardoor de
rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloed was ten tijde van bloedafname;
3. er is sprake van combinatiegebruik van amfetamine en oxazepam. [4]
Getuige [naam] heeft verklaard dat zij op 21 september 2021 over de [adres 2] fietste in de richting van de [straat] . Halverwege de [adres 2] hoorde zij een harde doffe klap en zag zij het slachtoffer door de lucht vliegen. Tegelijkertijd zag zij dat de personenauto van verdachte tegen een andere auto aanreed. Zij is naar verdachte gelopen die op dat moment uit zijn personenauto stapte en heeft een gesprek met hem gehad. De verdachte reageerde geschrokken en zei tegen haar dat hij zijn ogen even niet op de weg had. [5]
De afdeling Forensische Opsporing, afdeling Verkeer, heeft ter plaatse een onderzoek ingesteld en naar aanleiding daarvan onder meer het volgende vastgesteld. Kort vóór de botsing heeft de verdachte minimaal gereden met een berekende “indicatieve” snelheid gelegen tussen 43 km/u en 50 km/u. Het verkeersongeval is ontstaan doordat de verdachte het verloop van de rijstrook niet heeft gevolgd. Door onbekende oorzaak kwam hij met zijn personenauto op de rechter fietsstrook en botste ter hoogte van perceel [adres 2] [nummer 1] met de rechter voorzijde van zijn personenauto tegen de rechterzijde van het slachtoffer dat op de fietsstrook stond of liep. De verdachte had het verkeersongeval kunnen voorkomen, indien hij het verloop van de rechter rijstrook van de [adres 2] had gevolgd.
Het slachtoffer bevond zich op de rechter fietsstrook van de [adres 2] toen zij in botsing kwam met de personenauto van de verdachte. Zij had het verkeersongeval kunnen voorkomen door geen gebruik te maken van de rijbaan. [6]
Op 21 september 2021 om 14.30 uur is door de forensisch arts een schouw verricht op het stoffelijk overschot van het slachtoffer. Na het onderzoek heeft de forensisch arts geconcludeerd dat het slachtoffer was overleden ten gevolge van het bij het verkeersongeval opgelopen letsel, te weten uitgebreid letsel aan de hersenen in de vorm van bloedingen en inklemming. [7]
Bewijsoverwegingen
Het is vaste rechtspraak dat de beantwoording van de vraag of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet afhangt van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt mee dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met een of meer gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Uit de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan en tijdens het verkeersongeval onder invloed verkeerde van amfetamine, desmethyldiazepam en oxazepam. In zijn bloed is een concentratie amfetamine aangetroffen hoger dan de grenswaarde bij enkelvoudig gebruik en een concentratie oxazepam waardoor de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloed is. Bovendien was er sprake van combinatiegebruik van amfetamine en oxazepam. Onder invloed van deze middelen heeft de verdachte zijn aandacht niet op de weg gehouden, is van de rechter rijstrook afgeweken en over de rechter fietsstrook gereden waar hij in botsing is gekomen met het slachtoffer. Het slachtoffer is ten gevolge van het bij het verkeersongeval opgelopen letsel overleden.
De voornoemde gedragingen van de verdachte leveren schuld op in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet. Het gegeven dat het slachtoffer zich op de fietsstrook bevond, heeft geen invloed op de weging van de rechtbank. De verdachte dient immers als bestuurder oplettend te zijn op de aanwezigheid van hetzij een fietser hetzij een voetganger op de fietsstrook. De rechtbank concludeert onder deze omstandigheden dan ook dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor slachtoffer [slachtoffer] is overleden. De rechtbank acht derhalve het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 21 september 2021 in de gemeente Maastricht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, [adres 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een
ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood, welke bovenbedoelde gedragingen zeer onoplettend en onvoorzichtig waren en hieruit hebben bestaan dat hij,
verdachte, terwijl hij verkeerde onder invloed van amfetamine en desmethyldiazepam en
oxazepam (benzodiazepinen), niet het verloop van de, gezien verdachtes rijrichting, rechter rijstrook heeft gevolgd, immers heeft hij, verdachte, (gedeeltelijk) over de rechter fietsstrook
gereden en (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem gelegen
gedeelte van die weg gelet en is blijven letten en (vervolgens) niet is uitgeweken om een botsing te voorkomen met een voetganger, zijnde voornoemde [slachtoffer] , die zich op die fietsstrook bevond, waardoor een botsing is ontstaan met verdachtes motorrijtuig en die voetganger en (vervolgens) een botsing is ontstaan met verdachtes motorrijtuig
en een op de naast de rijbaan gelegen parkeerstrook geparkeerde personenauto,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van de
Wegenverkeerswet 1994: het gehalte amfetamine in zijn bloed bedroeg 140
microgram per liter bloed en het gehalte oxazepam (benzodiazepinen) in zijn bloed bedroeg 0,24 milligram per liter bloed en het gehalte desmethyldiazepam (benzodiazepinen) bedroeg 0,010 milligram per liter bloed.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van acht maanden op te leggen, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de voorwaarden te worden verbonden die door de reclassering zijn voorgesteld in het advies van 23 januari 2023, te weten een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier jaren op te leggen met aftrek van de periode dat zijn rijbewijs reeds ingenomen is geweest.
De officier van justitie heeft de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie tot uitgangspunt genomen. Daarbij heeft hij rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden is veroordeeld voor verkeersmisdrijven en verkeersovertredingen. Eerdere interventies vanuit politie en justitie hebben hem er niet van weerhouden om risico’s in het verkeer te blijven nemen.
De officier van justitie heeft voorts rekening gehouden met het advies van de reclassering om de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering signaleert bij de verdachte problemen op het gebied van middelen- en/of medicatiegebruik en in zijn psychosociaal functioneren. Hij is in het verleden afgehaakt bij hulptrajecten, vandaar dat een dwingende setting noodzakelijk is.
Een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor een langere duur is noodzakelijk gelet op het feit dat het gedrag van verdachte nog altijd een risico vormt voor de verkeersveiligheid.
De officier van justitie heeft in zijn eis rekening ermee gehouden dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niemand erbij is gebaat als aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Dit zou voor de verdachte betekenen dat hij zijn uitkering en zijn woonruimte verliest. Inmiddels zijn twee jaren verstreken sinds het fatale verkeersongeval. Ondanks het feit dat de zaak in januari van dit jaar voor het eerst op zitting is behandeld, is toch een lange periode verstreken waarin de zaak is blijven liggen. Dat had niet gemogen. De verdediging verzoekt de rechtbank aan de verdachte een taakstraf op te leggen.
De verdediging verzoekt de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te matigen.
De verdediging ziet geen aanleiding om aan een eventueel op te leggen voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden die door de reclassering zijn voorgesteld. Het gebruik van GHB is niet in het bloed van de verdachte aangetroffen en heeft de verdachte derhalve niet beïnvloed in zijn verkeersgedrag. Er kan worden volstaan met oplegging van de algemene voorwaarde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte is schuldig aan een verkeersongeval waardoor een ander is overleden. Het is het slachtoffer noodlottig geworden dat zij zich op de fietsstrook heeft begeven tijdens het opruimen van bladeren. Dat een zo onschuldige bezigheid een zo zwaarwegend gevolg kan hebben, is voor zowel de rechtbank als de nabestaanden niet te verteren. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich onder invloed van medicijnen op de weg heeft begeven zonder rekening te houden met de risico’s die daarmee gepaard gaan. Des te meer omdat de verdachte een strafblad heeft waaruit blijkt dat hij zich in het verleden eerder aan verkeersmisdrijven schuldig heeft gemaakt.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij nog steeds medicatie gebruikt en daarnaast GHB “als vertier”.
De verdachte heeft op ernstige wijze de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en hiervoor dient een passende straf te worden opgelegd. In de oriëntatiepunten van het LOVS is voor het veroorzaken van een verkeersongeval dat de dood ten gevolge heeft in geval van ernstige schuld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren als uitgangspunt gegeven. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer passend is.
In het reclasseringsadvies van 23 januari 2023 is geconcludeerd dat sprake is van een gemiddeld tot hoge kans op recidive, gelet op de bij verdachte aanwezige persoonlijkheidsproblematiek, te weten zijn middelen- en medicatiegebruik. Bovendien is er sprake van een fors gezondheidsrisico, uitgaande van verdachtes GHB-verslaving al dan niet in combinatie met onjuist medicatiegebruik. De verdachte heeft in het verleden een hulpvraag gehad voor wat betreft zijn GHB-verslaving, maar haakte voortijdig af in klinische behandelingen en legde meermaals een hulpaanbod van de reclassering naast zich neer. De reclassering schat in dat er een dwangkader nodig is om verdachte in behandeling te krijgen en te houden. Derhalve wordt geadviseerd de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname.
De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen, met dien verstande dat als aanvullende bijzondere voorwaarde een verbod op het gebruik van verdovende middelen noodzakelijk wordt geacht. De rechtbank acht dit verbod noodzakelijk, omdat de verdachte het gebruik van GHB bagatelliseert, hetgeen ter terechtzitting is gebleken. De verdachte lijkt niet veel geleerd te hebben van zijn fouten nu hij, ondanks het verschrikkelijke voorval dat hij heeft veroorzaakt, vrolijk doorgaat met hetgeen hij voor het ongeval aan het doen was: medicatie en GHB door elkaar gebruiken. Wat de rechtbank ook opviel was dat de verdachte tijdens de terechtzitting eerst vertelde dat hij niet meer auto reed om een aantal ogenblikken later te vertellen dat hij elke keer als hij in de buurt van de plaats van het ongeval rijdt aan het voorval moet denken.
Dat de verdachte een en ander niet bijzonder serieus neemt blijkt ook uit het navolgende. De rechtbank heeft de behandeling van deze zaak op 30 januari 2023 aangehouden, zodat aan het NFI een aanvullende opdracht kon worden gegeven. Dit naar aanleiding van de verklaring van de verdachte dat de in zijn bloed aangetroffen hoeveelheid amfetamine te verklaren zou zijn door zijn medicinale gebruik van dexamfetamine. Uit het aanvullend onderzoek van het NFI is echter gebleken dat de verklaring van de verdachte niet juist kan zijn. Tijdens de laatste terechtzitting verklaarde de verdachte redelijk vrijmoedig dat het inderdaad zo kan zijn dat hij te veel dexamfetamine heeft genomen voor het ongeval, hetgeen de bevindingen van het NFI kan verklaren. De verdachte heeft dus, terwijl hij kon weten wat uit het aanvullend onderzoek van het NFI zou voortvloeien, de rechtbank de zaak laten aanhouden, met alle onnodige vertraging en kosten als gevolg. En vooral die vertraging is pijnlijk nu de nabestaanden nog eens circa zeven maanden hebben moeten wachten op duidelijkheid. Om vervolgens een beroep te doen op de lange duur van de behandeling van de zaak is iets wat de rechtbank niet kan begrijpen.
De hiervoor beschreven houding van de verdachte en het feit dat hij eerder is veroordeeld voor Wegenverkeerswetfeiten werken, naar het oordeel van de rechtbank, strafverzwarend.
Alles afwegende, zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van acht maanden opleggen, waarvan twee maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de genoemde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van drie jaren, met aftrek van de periode dat het rijbewijs van de verdachte reeds was ingenomen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich binnen 3 dagen nadat het vonnis onherroepelijk is geworden bij de SVG Reclassering Limburg op telefoonnummer 088 - 506 88 88. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen en richtlijnen van de reclassering;
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Verdachte laat zich, indien de toezichthouder dit nodig vindt, behandelen door een forensische zorgaanbieder, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De
justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
Verbod op het gebruik van verdovende middelen
Verdachte zal zich gedurende de proeftijd onthouden van het gebruik van verdovende middelen en verplicht zich ter naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
ontzegt de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop de bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. L.P. Bosma en
mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2023.
Buiten staat
Mr. Bosma is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 21 september 2021 in de gemeente Maastricht als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, [adres 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een
aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een
ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood,
welke bovenbedoelde gedragingen zeer, dan wel aanmerkelijk onoplettend,
onvoorzichtig en/of onachtzaam waren en hieruit hebben bestaan dat hij,
verdachte,
terwijl hij verkeerde onder invloed van amfetamine en/of desmethyldiazepam en/of
oxazepam (benzodiazepinen),
niet het verloop van de, gezien verdachtes rijrichting, rechter rijstrook heeft
gevolgd, immers heeft hij, verdachte, (gedeeltelijk) over de rechter fietsstrook
gereden en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem gelegen
gedeelte van die weg heeft gelet en/of is blijven letten en/of (vervolgens) niet dan
wel onvoldoende is uitgeweken om een botsing te voorkomen met een voetganger,
zijnde voornoemde [slachtoffer] , die zich op die fietsstrook bevond,
waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- en/of overrijding is
ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die voetganger en/of
(vervolgens) een botsing is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig
en een op de naast de rijbaan gelegen parkeerstrook geparkeerde personenauto,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van de
Wegenverkeerswet 1994: het gehalte amfetamine in zijn bloed bedroeg 140
microgram per liter bloed en/of het gehalte oxazepam
(benzodiazepinen) in zijn bloed bedroeg 0,24 milligram per liter bloed en/of het
gehalte desmethyldiazepam (benzodiazepinen) bedroeg 0,010 milligram per liter
bloed, in elk geval hoger dan de in artikel 3 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer bij die stoffen vermelde grenswaarden, in
combinatie met andere niet aangewezen stoffen;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2
ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2021 in de gemeente Maastricht
een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft
doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en/of alcohol als bedoeld in artikel
8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine,
in combinatie met een of meer andere stoffen als bedoeld in het eerste lid
van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, die niet bij eerder genoemd
Besluit zijn aangewezen, te weten desmethyldiazepam en/of oxazepam
(benzodiazepinen),
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het
gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 140 microgram
amfetamine per liter bloed en/of 0,24 milligram oxazepam per liter bloed en/of
0,010 milligram desmethyldiazepam per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens)
zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij iedere aangewezen
stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde, in combinatie met andere
niet aangewezen stoffen;
B.
hij op of omstreeks 21 september 2021 in de gemeente Maastricht als bestuurder
van een voertuig (personenauto) , daarmee rijdende op de weg, [adres 2] ,
niet het verloop van de, gezien verdachtes rijrichting, rechter rijstrook heeft
gevolgd, immers heeft hij, verdachte, (gedeeltelijk) over de rechter fietsstrook
gereden en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, op het voor hem gelegen
gedeelte van die weg heeft gelet en/of is blijven letten en/of (vervolgens) niet dan
wel onvoldoende is uitgeweken om een botsing te voorkomen met een voetganger
die zich op die fietsstrook bevond,
waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aan- en/of overrijding is
ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die voetganger en/of
(vervolgens) een botsing is ontstaan met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig
en een op de naast de rijbaan gelegen parkeerstrook geparkeerde personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022039596, gesloten d.d. 10 juni 2022, doorgenummerd van pag. 1 tot en met pag. 167.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 10 juni 2022, pag. 5 tot en met 9.
3.Proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 15 maart 2022, pag. 44 tot en met 46.
4.Rapport NFI d.d. 28 feb. 2022, pag. 55 tot en met 61.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 21 sept. 2021, pag. 30.
6.Proces-verbaal verkeersongevallen analyse d.d. 27 mei 2022, pag. 78 tot en met 81.
7.Proces-verbaal verkeersongevallen analyse d.d. 27 mei 2022, pag. 73.