ECLI:NL:RBLIM:2023:5132

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
ROE 23 / 1701
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting zorgwoning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft de sluiting van een woning die door een zorginstelling wordt gebruikt voor cliënten, nadat in de woning harddrugs zijn aangetroffen. De burgemeester van de gemeente Heerlen heeft de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor drie maanden gesloten, maar de zorginstelling verzoekt om een voorlopige voorziening omdat zij twijfels heeft over de noodzaak en evenredigheid van deze sluiting. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting noodzakelijk is, vooral gezien het feit dat de zorginstelling de woning nu als kantoor gebruikt en goed toezicht kan houden op bezoekers. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst de sluiting van de woning tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23 / 1701

uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 augustus 2023.

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats 1] , verzoekster
(gemachtigde: mr. J.L.E. Marchal),
en

de burgemeester van de gemeente Heerlen, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 14 juli 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 2] op grond van artikel 13b van de Opiumwet met ingang van 25 juli 2023 voor de duur van drie maanden gesloten.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter ook verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2023. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen, als is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat als tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de twee in artikel 8:81 van de Awb
neergelegde formele vereisten is voldaan, nu verzoekster een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit waarvan de voorlopige voorziening wordt gevraagd en de bestuursrechter bevoegd moet worden geacht om van de (eventuele) hoofdzaak kennis te nemen. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang bij het verzoek voldoende is aangetoond, nu verzoekster belang heeft bij het zo spoedig mogelijk kunnen beschikken over de woning. De voorzieningenrechter zal daarom op grond van een afweging van de belangen van verzoekster bij een onverwijlde voorziening tegen de belangen die zijn gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit beoordelen of het voor verzoekster uit het bestreden besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang. Voor zover daarbij een rechtmatigheidsoordeel over het bestreden besluit wordt genomen heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoekster is aanbieder van zorg op grond van de Wet Langdurige Zorg, van forensische zorg en zorg in de vorm van beschermd wonen. Verzoekster huurt in dat kader van Stichting Woonpunt de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 2] en had met de bewoonster met betrekking tot deze woning een overeenkomst voor zorg en wonen gesloten. Op 15 mei 2023 hebben medewerkers van verzoekster in deze woning, terwijl de bewoonster in het buitenland verbleef, een hoeveelheid harddrugs, te weten 15 zakjes met in totaal 14,9 gram heroïne en 1 zakje met 0,5 gram cocaïne, in de woning aangetroffen. Verzoekster heeft vervolgens de politie ingeschakeld, op 16 mei 2023 het contract met de bewoonster ontbonden en de woning direct ontruimd. De bewoonster is toen overgeplaatst naar een noodopvang.
3. Bij brief van 19 juni 2023 heeft verweerder verzoekster, Stichting Woonpunt en de bewoonster in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van de woning. Verzoekster heeft haar zienswijze hierop gegeven.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de woning met ingang van 25 juli 2023 voor de duur van drie maanden gesloten. Verweerder heeft de rechtbank op 25 juli 2023 bericht te wachten met het sluiten van de woning totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
4. Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs de gebruikershoeveelheid (0,5 gram) 31 keer overschrijdt. Dit in combinatie met het gegeven dat de bewoonster was vertrokken naar het buitenland, een voor verzoekster en omwonenden vreemd persoon de woning dagelijks in- en uitging en deze persoon na het vervangen van de cilindersloten zich bleef ophouden in de directe omgeving van de woning, maken het volgens verweerder aannemelijk dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor verkoop, afleveren en/of verstrekken. Gelet hierop acht verweerder het aannemelijk dat de woning een rol vervult binnen de keten van de drugshandel. Verweerder acht zich daarom bevoegd om met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet de sluiting van de woning te gelasten.
Verweerder acht sluiting van de woning bovendien noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefkimaat bij de woning en voor het herstel van de openbare orde. Een zichtbare sluiting van de woning geeft aan drugscriminelen en buurtbewoners een signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woning. Verweerder verwijst in dit verband naar de rol van de woning in de keten van drugshandel, naar het feit dat in de woning een vuurwapen met munitie is aangetroffen, en het feit dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbaar gebied ligt.
Verweerder overweegt verder dat, volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het ontbreken van iedere betrokkenheid van de verhuurder bij de overtreding kan maken dat in redelijkheid niet tot sluiting van de woning mag worden overgegaan. Verweerder concludeert dat verzoekster geen verwijt kan worden gemaakt van de overtreding, maar dat dit in dit geval niet betekent dat de woning niet mag worden gesloten. Verweerder acht sluiting namelijk, ondanks dat verzoekster geen verwijt kan worden gemaakt van de sluiting, evenredig omdat wanneer niet tot sluiting zou woorden overgegaan het gelijkheidsbeginsel onder druk zou komen te staan. Het ontbreken van verwijtbaarheid bij verzoekster en de nadelige gevolgen van sluiting voor (cliënten van) verzoekster beschouwt verweerder als bijzondere omstandigheden om af te wijken van het Damoclesbeleid volgens welk beleid de woning voor minstens zes maanden zou moeten worden gesloten.
Verweerder heeft het algemeen belang en het belang van verzoekster tegen elkaar afgewogen. Het algemeen belang betreft het herstellen van de openbare orde en het beschermen van het woon- en leefklimaat en de veiligheid van derden. Het belang van verzoekster betreft het opnieuw kunnen plaatsen van cliënten in de woning. Rekening houdend met deze belangen heeft verweerder besloten de woning voor drie maanden te sluiten.
5. Verzoekster betwist niet dat verweerder bevoegd is de woning te sluiten, maar wel dat een sluiting van de woning, gelet op de daarbij betrokken belangen, noodzakelijk en evenredig is. Volgens verzoekster is namelijk niet aangetoond dat de woning een rol vervult in het drugscircuit, er is volgens verzoekster geen sprake van loop naar de woning. Als de woning al een rol in het drugscircuit vervult, dan kan door middel van het aanplakken van een mededeling dat de woning door verzoekster en justitie aan het drugscircuit is onttrokken aan de omgeving een signaal worden gegeven dat tegen handel in harddrugs wordt opgetreden. Voor de cliënten van verzoekster is dit signaal al duidelijk afgegeven, doordat verzoekster direct het contract met de bewoonster heeft beëindigd. Noodzaak voor sluiting is er ook niet nu verzoekster onmiddellijk en hard optreedt tegen harddrugs in woningen in de [adres 1] , nu zij de woonsituaties in die straat goed in de gaten kan houden, zelfs beter dan de politie. Verweerder heeft dan ook erkend dat verzoekster geen enkel verwijt is te maken ten aanzien van de aanwezigheid van de harddrugs. Verzoekster acht verweerders beroep op het gelijkheidsbeginsel onnavolgbaar als reden voor sluiting. Er zijn namelijk geen gelijke gevallen waarin tot sluiting is overgegaan. Het omgekeerde is juist het geval, want verweerder gaat bij het aantreffen van harddrugs in woningen van zorginstelling Mondriaan niet tot sluiting over. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel geeft volgens verzoekster juist aan dat eigenlijk geen noodzaak voor sluiting bestaat. Maatschappelijk gezien is er een groot belang om de woning niet te sluiten. Gedurende de sluitingsperiode kan verzoekster geen nieuwe cliënt in de woning plaatsen terwijl er bij verzoekster personen op de wachtlijst staan voor woningplaatsing en zorg.
6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
bevoegdheid van verweerder
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat gelet op de aangetroffen (handels)hoeveelheid harddrugs aannemelijk is dat in of vanuit de woning sprake was van verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van harddrugs. Tegenbewijs ontbreekt. Verweerder is daarom bevoegd tot sluiting van de woning.
noodzaak van de sluiting
8. Vaststaat dat het in dit geval gaat om harddrugs, dat de woning zich in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk bevindt en dat behalve harddrugs ook nog een vuurwapen met munitie (gaspistool) in de woning zijn aangetroffen. Dit zijn op zichzelf feiten die pleiten vóór sluiting van de woning en dus afwijzing van de voorlopige voorziening.
Anderzijds zijn er in dit geval omstandigheden die pleiten voor toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
Een van deze omstandigheden is dat het onduidelijk is, en tussen partijen in geschil, welke feiten ertoe hebben geleid dat medewerkers van verzoekster de woning op 15 mei 2023 zijn gaan doorzoeken. Verzoekster is op dit moment in afwachting van een proces-verbaal dat de politie hierover naar aanleiding van verklaringen van de medewerkers van verzoekster en omwonenden heeft opgesteld. In hoeverre in verband met de drugshandel sprake was/is van een loop naar de woning, de woning in het drugscircuit een rol speelde en een signaalfunctie naar de buurt nodig is, staat dus (nog) onvoldoende vast. De voorzieningenrechter acht het niet onwaarschijnlijk dat verweerder in bezwaar onvoldoende bewijs levert voor de door hem veronderstelde rol van de woning in het drugscircuit.
Verder heeft verzoekster toegelicht dat er geen nieuwe cliënt in de woning is geplaatst, gelet op de onzekerheid die een mogelijke woningsluiting geeft. Daarom heeft verzoekster één van haar kantoren omgebouwd tot woning, en het kantoor verplaatst naar de woning waar het in deze zaak om gaat. Verzoekster huurt meerdere woningen in deze straat om zorg te verlenen en heeft daarom ook meerdere kantoren in de straat. Vanuit deze kantoren houdt zij toezicht op wat er gebeurt. Om direct in te kunnen grijpen bij onrust in de straat of huiszoekingen te doen bij cliënten heeft verzoekster speciaal beveiligers in dienst.
De voorzieningenrechter is van oordeeldat de omstandigheid dat de woning direct na de vondst van de harddrugs is ontruimd en dat de woning, volgens de verklaring van verzoekster ter zitting, nu als kantoorruimte wordt gebruikt vóór een toewijzing van het verzoek pleit. Verzoekster is, ook omdat zij nog andere panden in de straat als kantoorruimte in gebruik heeft, goed in staat om toezicht te houden op bezoekers van woningen in de straat. Het risico dat het gebruik van de woning voor drugshandel vanuit dit pand doorgaat of op korte termijn herleeft is naar het oordeel van de voorzieningerechter daardoor, in tegenstelling tot wat verweerder in het bestreden besluit, op basis van de toen geldende situatie (de voorzieningenrechter begrijpt dat de woning toen nog leegstond) heeft overwogen, te verwaarlozen. Juist doordat er nu een kantoor in de woning zit, kan vanuit deze plek continu toezicht gehouden worden. Wanneer het pand leeg komt te staan is er minder toezicht op de woning en de omgeving daarvan. Verweerder erkent in zijn algemeenheid dat verzoekster goed toezicht houdt en zo nodig onverwijld handelt. Ook in dit geval heeft verzoekster dat gedaan. Door deze voormelde omstandigheden is er minder noodzaak om de woning te sluiten.
evenredigheid van de sluiting
9. Bij de vraag of de sluiting van de woning evenredig is gaat het om een afweging van belangen. Verweerder erkent het belang van verzoekster om de woning zo snel mogelijk te kunnen inzetten voor de huisvesting van- en zorg aan potentiële cliënten. Gezien de wachtlijsten voor het verlenen van dit soort zorg, en het tekort aan woningen hiervoor, is het belang van verzoekster niet alleen een eigen belang, maar ook een maatschappelijk belang. Verweerder heeft dit belang afgewogen tegen het belang om de openbare orde te herstellen en het woon- en leefklimaat en de gezondheid en veiligheid van derden te beschermen. Bij de vraag of sluiting evenredig is heeft verweerder zich ook laten leiden door het gelijkheidsbeginsel. Door niet te sluiten zou volgens verweerder het gelijkheidsbeginsel “onder druk komen te staan”. De voorzieningenrechter kan verweerder in die niet gemotiveerde stelling niet volgen en acht het niet waarschijnlijk dat verweerder in bezwaar deze stelling alsnog naar behoren zal motiveren. Verweerder zal immers alle omstandigheden van dit geval moeten afwegen om te beoordelen of een sluiting evenredig is.
10. Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter twijfels ten aanzien van de noodzaak en de evenredigheid van een sluiting van de woning voor de duur van drie maanden. Dat die sluitingsduur korter is dan de zes maanden die het Damoclesbeleid voor dit geval voorschrijft doet hieraan niets af. Het staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende vast dat verweerder zijn besluit om de woning voor drie maanden te sluiten in bezwaar op deugdelijke gronden zal kunnen handhaven. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek toewijzen en het bestreden besluit schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na de beslissing op het bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekster te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023.
griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 31 augustus 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.