In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil over drie onroerende zaken waarin logies wordt verstrekt. De eiseres, gevestigd te [vestigingsplaats 1], had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslagen in de Bedrijveninvesteringszone (BIZ) voor het belastingjaar 2022. De aanslagen betroffen drie onroerende zaken, te weten [adres 1], [adres 2] en [adres 3], met een totale belastingaanslag van € 4.161,60. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen terecht waren opgelegd, omdat de Verordening geen uitzondering biedt voor gezamenlijk geëxploiteerde onroerende zaken. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor een onverbindendverklaring van de Verordening en dat de hoogte van de aanslagen niet onredelijk was, mede gezien de voordelen die de eiseres als logiesverstrekker had van de gefinancierde initiatieven. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard.