ECLI:NL:RBLIM:2023:5043

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
ROE 22/887
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 24 augustus 2023, in de zaak ROE 22/887, is het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV ongegrond verklaard. Eiseres, die voorheen als Generalist Tactische Opsporing werkte, had zich op 8 januari 2018 ziekgemeld en ontving een WIA-uitkering. Na een herbeoordeling door het UWV werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid per 1 oktober 2020 op 70,06% was vastgesteld, wat geen wijziging in haar uitkering met zich meebracht. Eiseres was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld, en dat zij meer ondersteuning nodig had dan het UWV had erkend.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 augustus 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en voldoende medische en arbeidskundige informatie had verzameld om tot de conclusie te komen dat eiseres inderdaad 70,06% arbeidsongeschikt was. De rechtbank volgde de redenering van het UWV dat de medische informatie van na de datum in geding niet relevant was voor de beoordeling van de situatie op 1 oktober 2020.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en dat haar proceskosten niet vergoed werden. De uitspraak werd op 24 augustus 2023 verzonden en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. O.W.G. van Petegem),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Het UWV heeft na herbeoordeling vastgesteld dat eiseres minder arbeidsgeschikt is dan voorheen. De mate van arbeidsongeschiktheid is vanaf 1 oktober 2020 gewijzigd naar 70,06%. Haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wijzigt hierdoor niet. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 7 maart 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, een tweetal aanvullende verweerschriften en een aanvullend rapport van een arts bezwaar en beroep (arts B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de behandelaar van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als Generalist Tactische Opsporing voor 43,24 uur per week. Op 8 januari 2018 heeft eiseres zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens een WIA-uitkering toegekend.
2. Het UWV heeft op verzoek van eiseres een herbeoordeling gedaan van haar arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres per 1 oktober 2020 70,06% arbeidsongeschikt waardoor met ingang van 1 november 2023 een inkomenseis gaat gelden. De hoogte van de WIA-uitkering wijzigt niet.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 25 februari 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 oktober 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 3 maart 2022.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat haar beperkingen, gelet op de medische stukken die al bij de primaire beoordeling aanwezig waren, onjuist zijn vastgesteld. Eiseres stelt dat zij meer beperkt is dan is aangenomen en dat haar beperkingen duurzaam zijn. Het gaat zo slecht met haar dat zij professionele hulp nodig heeft in het dagelijks leven, hiervoor is ook hulp via de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) toegekend. Uit de medische stukken volgt volgens eiseres dat er bij de afsluiting van haar traumagerichte behandeling onverminderd restklachten aanwezig zijn. De behandeling die haar behandelaars adviseren is ook geen traumagerichte behandeling meer, maar een behandeling die is gericht op stabilisatie en acceptatie van haar beperkingen. Eiseres heeft wekelijks of tweewekelijks stabiliserende/structurerende gesprekken. Hoewel eiseres bij de WIA-toekenning heeft aangegeven dat zij het nog wenselijk vond om een traumagerichte behandeling te ondergaan, is het nog maar de vraag of deze behandeling een reële kans op enig herstel met zich meebrengt. Als er al sprake zou kunnen zijn van behandelwinst in de toekomst, zullen haar beperkingen onverminderd aanwezig blijven.
7. Ter zitting heeft eiseres haar standpunten nader toegelicht. Tijdens de eerdere beoordeling is door een verzekeringsarts een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uren per week vastgesteld. Tijdens de herbeoordeling is deze urenbeperking aangepast naar 6 uur per dag en 30 uur per week. Volgens eiseres is deze uitbreiding van werkuren onnavolgbaar, omdat haar medische situatie in de tussentijd niet is verbeterd. Ook stelt zij dat de primaire verzekeringsarts haar situatie pas na ruim één jaar na datum in geding beoordeeld heeft. Zij vindt het daarom onbegrijpelijk dat de arts B&B haar medische informatie van twee jaar na datum in geding niet kan/wil meenemen in zijn beoordeling. Tot slot stelt eiseres dat de beperkingen in rubriek 2 van de FML niet een-op-een overgenomen zijn. Zij stelt dat zij meer beperkt is op item 2.7 nu sprake is van een GAF-score van 60.
8.
Eiseres stelt daarnaast dat de geselecteerde voorbeeldfuncties niet passend zijn.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 70,06% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 1 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 1 oktober 2020 voor 70,06% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. Eiseres stelt dat haar beperkingen onjuist zijn vastgesteld. Zij heeft deze beroepsgrond onderbouwd met een brief van de behandelend verpleegkundig specialist GGZ (Centiv), waaruit volgens eiseres blijkt dat zij meer beperkt is dan de (verzekerings-)artsen hebben aangenomen.
12. De rechtbank is van oordeel dat de arts B&B in het aanvullende rapport van 12 juni 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de medische informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Uit de informatie van Centiv blijkt dat het intakegesprek op 23 oktober 2022 heeft plaatsgevonden. Dat is ruim twee jaar na datum in geding (1 oktober 2020). De ervaren klachten en de bevindingen waren volgens de arts B&B tijdens het intakegesprek enigszins ernstiger van aard. Tijdens de herbeoordeling waren de klachten volgens hem niet in deze omvang en ernst aanwezig om tot de conclusie te kunnen komen dat de situatie van 23 oktober 2022 op 1 oktober 2020 ook geldig was. Daarom kunnen de bevindingen door Centiv niet een-op-een op de FML van 12 oktober 2021 toepasbaar worden geacht, aldus de arts B&B. Het UWV heeft verder in haar verweerschrift van 3 juni 2022 gemotiveerd dat aan de toekenning van de professionele hulp op basis van de WMO een ander beoordelingskader voorligt en dat deze hulp (ruim) na 1 oktober 2020 is verstrekt. De rechtbank kan deze redenering volgen en ziet geen aanleiding om aan de vaststelling van de medische belastbaarheid van eiseres te twijfelen.
13. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij pas één jaar na datum in geding is beoordeeld door de primaire verzekeringsarts en dat het onbegrijpelijk is dat hij haar belastbaarheid dan wel per datum in geding kan vaststellen, maar dat de medische informatie van Centiv van twee jaar na datum in geding niet wordt betrokken in de beoordeling, merkt de rechtbank het volgende op. De rechtbank heeft hiervoor al toegelicht waarom zij het UWV volgt in het standpunt dat aan de medische informatie van Centiv niet de waarde kan worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wilt zien. Daarnaast blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 25 februari 2022 dat hij bij zijn herbeoordeling rekening heeft gehouden met medische informatie die beschikbaar was ten tijde van de heroverweging in bezwaar. Overigens heeft eiseres ook zelf pas op 4 juni 2021 aan het UWV gemeld dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 1 oktober 2020. Deze grond slaagt dan ook niet.
14. Ook de gronden die gericht zijn tegen de FML, inclusief de grond ten aanzien van de urenbeperking, slagen niet. Allereerst betreft het hier een nieuwe beoordeling, namelijk een herbeoordeling, met een andere datum in geding. Daarnaast zijn de FML en de FML van de eerdere beoordeling (van 15 november 2019) opgemaakt in verschillende versies van het CBBS, wat ook kan leiden tot verschillen in eerder opgenomen beperkingen. De rechtbank moet beoordelen of de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 1 oktober 2020 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd en dat is -mede gelet op wat hiervoor al is overwogen- het geval.
15. Ingevolge artikel 4 van de Wet WIA heeft iemand recht op een IVA [1] -uitkering als diegene volledig én duurzaam arbeidsongeschikt is. Iemand is volledig arbeidsongeschikt als diegene 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Omdat de rechtbank hiervoor al geoordeeld heeft dat zij geen aanleiding ziet te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld, komt de rechtbank ook niet toe aan de beoordeling of de arbeidsongeschiktheid van eiseres duurzaam is.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 1 oktober 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De stelling van eiseres dat de geselecteerde voorbeeldfuncties niet als passend kunnen worden beoordeeld is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 1 oktober 2020 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 29,94% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 70,06% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten dat eiseres per 1 oktober 2020 70,06% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 augustus 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 24 augustus 2023
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.