ECLI:NL:RBLIM:2023:5025

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
C/03/264912 / FA RK 19-2035
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag en zorgregeling na conflict tussen ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 21 augustus 2023 een beschikking gegeven inzake het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De vader heeft verzocht om gezamenlijk gezag en een zorgregeling, terwijl de moeder zich verzet tegen deze verzoeken. De rechtbank constateert dat er geen communicatie tussen de ouders is en dat het traject voor ouderschapsreorganisatie niet van de grond is gekomen, wat de moeder aan de vader toeschrijft. De rechtbank wijst erop dat er geen bewijs is voor de door de moeder geuite zorgen over vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader. De rechtbank oordeelt dat het belang van de minderjarige vordert dat de vader als gezaghebbend ouder betrokken raakt bij de hulpverlening en dat de omgang tussen de vader en de minderjarige dient te worden uitgebreid. De rechtbank besluit om de ouders gezamenlijk met het gezag over de minderjarige te belasten en stelt een zorgregeling vast waarbij de omgang geleidelijk wordt uitgebreid van begeleid naar onbegeleid. De rechtbank benadrukt dat de ouders hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor de communicatie en samenwerking in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 21 augustus 2023
Zaaknummer: C/03/264912 / FA RK 19-2035
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens, kantoorhoudend in Kerkrade,
en:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonend op een geheim adres binnen het arrondissement van de rechtbank Limburg,
advocaat: mr. B. Lynen, kantoorhoudend in Kerkrade,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als bedoeld in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Limburg, locatie Maastricht, hierna te noemen: de raad.
Wederom gezien de stukken waaronder de door deze rechtbank gegeven en op 14 oktober 2019 en 20 december 2021 uitgesproken beschikkingen.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit het volgende:
- het F9-formulier met bijlage van de vader van 17 juni 2022;
- het F9-formulier met bijlage van de moeder van 2 september 2022;
- het F9-formulier met bijlage van de vader van 26 april 2023;
- het F9-formulier met bijlage van de vader van 29 juni 2023;
- het F9-formulier met bijlage van de moeder van 10 juli 2023;
- het F9-formulier met bijlage van de moeder van 11 juli 2023;
- het F9-formulier met bijlage van de vader van 11 juli 2023;
- de mondelinge behandeling die met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 juli 2023 en waarbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de raad.
2. De verdere beoordeling van de verzoeken van de vader tot gezamenlijk gezag en het vaststellen van een omgangs- cq. zorgregeling
Samenvatting van de beschikkingen en het raadsadvies
2.1.
Bij beschikking van 14 oktober 2019 is door de rechtbank bepaald dat de contacten tussen de vader en [minderjarige] voorlopig zullen plaatsvinden onder begeleiding van Xonar/aXnaga in het kader van een BOR-traject, waarbij de invulling van de BOR wordt overgelaten aan Xonar/aXnaga. Na afloop van het (verlengde) BOR-traject hebben de ouders zich gewend tot de gemeente ten einde in het vrijwillig kader de begeleide omgangsregeling voort te zetten onder begeleiding van JenS.
2.2.
In zijn rapport van 28 juni 2021 heeft de raad aangegeven dat door de BOR wel het contact tussen [minderjarige] en de vader is gegarandeerd, maar dat dit niet heeft geleid tot verbetering van de communicatie tussen de ouders noch tot uitbreiding van de omgang. De raad adviseert in dit rapport om de omgang geleidelijk uit te bouwen met ook een deel onbegeleide omgang. Daarnaast is de raad van mening dat de ouders een traject ouderschapsreorganisatie dienen te volgen.
2.3.
Bij beschikking van 20 december 2021 heeft de rechtbank beslist:
“[..] 5.1.bepaalt dat tussen [minderjarige] en de vader voorlopig, totdat daarover nader wordt beslist, de volgende omgangsregeling zal gelden:
-
vanaf week 52 van 2021 heeft de vader gedurende acht weken eenmaal per veertien dagen gedurende drie uren omgang met [minderjarige] , waarvan de eerste twee uren zullen plaatsvinden onder begeleiding van JenS en het laatste uur onbegeleid zal plaatsvinden;
-
vanaf week 8 van 2022 heeft de vader gedurende vier weken wekelijks gedurende drie uren omgang met [minderjarige] , waarvan de eerste twee uren zullen plaatsvinden onder begeleiding van JenS en het laatste uur onbegeleid zal plaatsvinden;
-
vanaf week 12 van 2022 heeft de vader vervolgens wekelijks gedurende vier uren omgang met [minderjarige] , waarvan de eerste twee uren zullen plaatsvinden onder begeleiding van JenS en de laatste twee uren onbegeleid zullen plaatsvinden;
-
verdere uitbreiding van de omgang dient in overleg met JenS plaats te vinden, waarbij toegewerkt moet worden naar onbegeleide omgang;[..]”
Verder heeft de rechtbank iedere verdere beslissing op de verzoeken van de vader aangehouden in afwachting van het verloop van zowel de omgangsregeling als het traject tot ouderschapsreorganisatie waartoe de ouders ter zitting van 10 december 2021 hebben verklaard hun medewerking te verlenen.
2.4.
Nadien heeft op 15 september 2022 de mondelinge behandeling plaatsgevonden in een door de vader aanhangig gemaakte kort gedingprocedure, bekend onder zaaknummer C/03/308984 / KG ZA 22-338. Uit het proces-verbaal volgt dat de ouders het volgende zijn overeengekomen:
“[..] Voorlopig en in afwijking van hetgeen in het dictum van de beschikking van 20 december 2021 in de bodemprocedure met zaaknummer C/03/264912 / FA RK 19-2035 is vermeld onder het derde gedachtestreepje, zal de omgang tussen de vader en [minderjarige] wekelijks gedurende 4 uur volledig onder begeleiding van Axnaga dan wel een andere aanbieder plaatsvinden, totdat in de bodemprocedure nader wordt beslist.
In het geval eerder, voordat in de bodemprocedure is beslist, uit onderzoek door Veilig Thuis dan wel het Centrum voor Seksueel Geweld dan wel de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat de omgang weer deels onbegeleid of volledig onbegeleid kan plaatsvinden, zullen partijen daaraan hun medewerking verlenen.[..]”
De standpunten ter mondelinge behandeling van 14 juli 2023
2.5.
De vader handhaaft zijn verzoeken. Op dit moment vindt het contact niet plaats conform de regeling die bij beschikking van 20 december 2021 is bepaald. De omgang vindt nu weer volledig begeleid plaats naar aanleiding van de door de moeder geuite zorgen over vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader jegens [minderjarige] . Dat daarvan sprake zou zijn wordt door de vader ontkend. De vader is tijdens de kort gedingprocedure akkoord gegaan met een volledig begeleide regeling in afwijking van hetgeen is bepaald in de beschikking van 20 december 2021 omdat hij bang was om [minderjarige] helemaal niet meer te zien. De vader stelt dat de omgang met [minderjarige] goed verliep en heeft ter staving daarvan verslagen overgelegd van aXnaga over het verloop van de begeleide omgangsmomenten waarin overal een positief beeld wordt geschetst en waarin naar voren komt dat er geen zorgen worden gezien met betrekking tot het contact tussen de vader en [minderjarige] . Het contact moest volgens de betrokken instanties worden uitgebreid in de zin dat het niet meer begeleid moest plaatsvinden. Dat is ook gebeurd, maar vervolgens heeft de moeder beschuldigingen richting vader geuit, waarna de uitbreiding van begeleid naar onbegeleid weer werd teruggedraaid. Van enige vorm van communicatie tussen de ouders is geen sprake. De moeder heeft tijdens de vorige mondelinge behandeling uitdrukkelijk ingestemd met een traject tot ouderschapsreorganisatie, maar de (waarnemend) advocaat van de moeder heeft na die mondelinge behandeling laten weten dat de moeder onder geen enkel beding zou meewerken aan het traject. De vader is daar overigens nog steeds toe bereid. De vader wil een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] spelen. Hij wil geïnformeerd worden over en betrokken worden bij hetgeen zich in het leven van [minderjarige] afspeelt. Daar hoort bij dat hij samen met de moeder beslissingen moet kunnen nemen in het belang van [minderjarige] , maar ook hoort daarbij dat hij regelmatig (onbelast) contact kan hebben met [minderjarige] . Dat de moeder iedere vorm van medewerking weigert aan het oplossen van de problematiek die tussen de ouders speelt, mag niet in de weg staan aan toewijzing van de verzoeken van de vader.
2.6.
De moeder heeft verklaard dat de zorgen die zij heeft over het door haar vermeende seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader jegens [minderjarige] voortkomen uit het gedrag dat [minderjarige] vertoont. Hoewel de moeder niet kan bewijzen dat daarvan sprake is, heeft zij het gevoel dat dit zo is. De moeder wil met zekerheid uitsluiten dat daarvan sprake is en wil eerst een onderzoek dat daarop is gericht voordat de omgang wordt uitgebreid naar onbegeleid. Dit gaat Koraal doen, zo stelt de moeder. Desgevraagd verklaart de moeder dat zij zich niet heeft gewend tot de politie om aangifte te doen tegen de vader. [minderjarige] is wel onderzocht door de huisarts en daar is komen vast te staan dat er in ieder geval lichamelijk niets scheelt met [minderjarige] . Verder kan de moeder zich niet herinneren dat haar (waarnemend) advocaat de vader heeft laten weten dat zij niet heeft willen meewerken aan het traject tot ouderschaps-reorganisatie. Evenmin kan zij zich herinneren dat zij tijdens die mondelinge behandeling heeft toegezegd dat zij aan enig traject zou meewerken, zij zou erover nadenken verklaart de moeder. De moeder wil niet samen met de vader het gezag over [minderjarige] uitoefenen. Zij wenst niet met de vader te communiceren, onder andere omdat zij bang is voor de vader. De moeder wil en kan niet overleggen met de vader. Overleg mondt uit in ruzie. Het zal niet leiden tot afspraken tussen de ouders, maar eerder tot een klempositie van [minderjarige] tussen de ouders. Verder is de moeder in de veronderstelling dat de vader al voldoende wordt geïnformeerd. Zo heeft hij onlangs een gesprek gevoerd met Koraal. Het contact tussen de vader en [minderjarige] kan alleen begeleid plaatsvinden, aldus de moeder. De moeder handhaaft haar verweer, in die zin dat zij concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de vader.
2.7.
De raad heeft uitgesproken dat [minderjarige] echt “in een spagaat” zal komen te zitten als er niets verandert aan de situatie. De situatie waarin [minderjarige] zich bevindt, waarbij iedere vorm van communicatie tussen de ouders ontbreekt en waarbij er signalen zijn dat [minderjarige] klem zit tussen de ouders, is zeer zorgelijk. De oorzaak van de zorgelijke uitspraken die [minderjarige] doet kan goed gelegen zijn in de verstandhouding tussen de ouders. Kinderen die zich in zo’n positie vinden doen vaak bij de ouders verschillende uitspraken en zeggen tegen de ouder bij wie zij op dat moment zijn wat die betreffende ouder wil horen. [minderjarige] verdient net zoals ieder ander kind een onbezorgde jeugd en het is de verantwoordelijkheid van de ouders dit mogelijk te maken. De ouders moeten in dit verband echt hun verantwoordelijkheid nemen en met elkaar aan de slag gaan om hun onderlinge communicatie te verbeteren en ervoor te zorgen dat zij tot elkaar kunnen komen en tot een constructieve samenwerking met betrekking tot [minderjarige] . De raad twijfelt of onderhavige zaak zich leent voor toewijzing van het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag vanwege de klempositie van [minderjarige] die nu al aanwezig lijkt te zijn. De vraag is of [minderjarige] niet nog meer klem zal komen te zitten tussen de ouders. Met betrekking tot de omgang tussen de vader en [minderjarige] is de raad van mening dat het in het belang van [minderjarige] is als deze wordt uitgebreid, ook naar onbegeleid contact. Er is ook al onbegeleid contact geweest en dat ging goed.
De beoordeling
Het gezag
2.8.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag dient te worden toegewezen en overweegt daartoe als volgt. Vooropgesteld wordt dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt van de wetgever is en een verzoek daartoe op grond van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) wordt slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Op dit moment bestaat tussen de ouders geen enkele vorm van communicatie. Het traject tot ouderschaps-reorganisatie is niet van de grond gekomen. De moeder weerspreekt weliswaar dat de oorzaak daarvan is gelegen in de onwil van de moeder om mee te werken, maar de rechtbank volgt de moeder daar niet in. Niet alleen heeft volgens de advocaat van de vader de waarnemend advocaat van de moeder kort na de vorige mondelinge behandeling laten weten dat de moeder niet zou meewerken, maar tijdens de zitting van 14 juli 2023 heeft de moeder meermaals laten blijken dat zij niet met de vader rond de tafel wil zitten, ook niet als dat in het belang van [minderjarige] is. De moeder stelt nu wel dat overleg tussen de ouders leidt tot ruzies, maar de rechtbank acht dit een voorbarige conclusie nu door toedoen van de moeder sinds 2018 geen enkel overleg tussen beide ouders heeft plaatsgevonden. De wens van de vader om mede te worden belast met het gezag is gerechtvaardigd. Niets wijst erop dat de vader dat gezag zal misbruiken. Hij is de laatste jaren terughoudend geweest en heeft zich gevoegd naar de eisen van de moeder, maar dat heeft niet geleid tot enige communicatie met de moeder noch tot een grotere rol in het leven van [minderjarige] . Weliswaar lijkt het erop dat [minderjarige] enigszins klem zit tussen de ouders, zoals de raad en de moeder veronderstellen, maar de reden daarvoor ziet de rechtbank in de weerstand van de moeder tegen de omgang tussen [minderjarige] en de vader. In zijn rapport van 28 juni 2021 beschrijft de raad dat de moeder geen intrinsieke motivatie heeft om open te staan voor contact tussen [minderjarige] en de vader. Het is aannemelijk dat [minderjarige] deze weerstand van de moeder voelt en haar gedrag daarop aanpast. De enige die verandering in deze situatie kan brengen is de moeder. Door hulp te aanvaarden kan de oudercommunicatie op gang komen. Als de vader mede met het gezag is belast, zal de moeder haar houding dienen te veranderen en kan verbetering in de situatie komen. Het belang van [minderjarige] vordert ook dat de vader mede met het gezag wordt belast. Immers, door de huidige houding van de moeder onthoudt zij de vader alle informatie over [minderjarige] en daarmee schaadt zij het belang van [minderjarige] . De moeder informeert de vader niet over [minderjarige] . De moeder heeft weliswaar aangegeven dat de instanties vader mogen informeren, maar de vader heeft als niet gezaghebbend ouder niet de mogelijkheid om instanties daartoe te dwingen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de vader als gezaghebbend ouder betrokken raakt bij de hulpverlening aan [minderjarige] (speltherapie) en betrokken raakt in het onderzoek van Koraal (op het vlak van de sociaal-emotionele ontwikkeling en i.q. van [minderjarige] ). Daarnaast dient de vader ook als gezaghebbend ouder betrokken te raken bij de school van [minderjarige] , zodat hij niet alleen geïnformeerd kan worden over [minderjarige] , maar zelf ook informatie kan delen met de school.
2.9.
Alles in overweging nemend, brengt het belang van [minderjarige] met zich mee dat de vader samen met de moeder met het gezag over [minderjarige] dient te worden belast. Met de raad acht de rechtbank het de verantwoordelijkheid van beide ouders om zich in te spannen voor een betere communicatie en een constructieve samenwerking.
2.10.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het centrale gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
De zorgregeling
2.11.
Nu de vader mede met het gezag zal worden belast, is op het verzoek van de vader tot het vaststellen van een zorgregeling artikel 1:253a BW van toepassing.
2.12.
Het contact tussen de vader en [minderjarige] vindt plaats onder begeleiding. In het verleden heeft dit contact deels onbegeleid plaatsgevonden totdat de moeder haar zorgen uitte over het vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader jegens [minderjarige] . De moeder heeft, zoals zij zegt, een gevoel, dan wel een angst, dat daarvan sprake is. De rechtbank is van oordeel dat het enkel hebben van een gevoel, dan wel een angst niet voldoende is om de vader en [minderjarige] het onbegeleid contact dat zij met elkaar zouden kunnen hebben te onthouden. De moeder heeft geen enkel bewijs overgelegd ter staving van haar stelling, integendeel, de moeder heeft ter zitting verklaard dat onderzoek door de huisarts niets heeft opgeleverd. De moeder heeft ook geen aangifte gedaan tegen de vader. De stelling van de moeder dat Koraal onderzoek naar het vermeende seksueel overschrijdend gedrag gaat doen, passeert de rechtbank. Uit de stukken blijkt namelijk dat Koraal onderzoek zal doen naar het sociaal-emotioneel gedrag en het i.q. van [minderjarige] , waarbij de zorgelijke uitspraken die zij doet zullen worden meegenomen. Uit de overgelegde producties leidt de rechtbank weliswaar af dat [minderjarige] met momenten zorgelijk gedrag kan vertonen en zorgelijke uitspraken doet, maar niets wijst erop dat dit terug te voeren is op seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader jegens [minderjarige] . De rechtbank onderschrijft hetgeen de raad verklaart over zorgelijk gedrag dat kinderen kunnen gaan vertonen wanneer zij zich in een klempositie bevinden. De rechtbank sluit niet uit dat daarvan sprake is. Dit zal wellicht duidelijk worden in het onderzoek van Koraal naar het sociaal-emotioneel welbevinden van [minderjarige] . Vervolgens zullen de ouders de adviezen en hulp dienen te aanvaarden, zodat de situatie van [minderjarige] kan verbeteren.
2.13.
De rechtbank is van oordeel dat de vader en [minderjarige] onbegeleid contact moeten kunnen hebben met elkaar. Dit heeft de rechtbank overigens al bepaald in de beschikking van 20 december 2021. Er is geen contra-indicatie tegen een normale, onbegeleide zorgregeling. Uit de stukken blijkt dat sprake is van positief verlopen omgangen en van een goede interactie tussen de vader en [minderjarige] . De raad en aXnaga adviseren ook om over te gaan naar onbegeleide omgang. Desgevraagd heeft de vader ter zitting aangegeven dat de contacten moeten worden opgebouwd, van een aantal keren half begeleid naar onbegeleide middagen, hele dagen en weekenden. Desgevraagd heeft de moeder aangegeven dat zij geen ideeën heeft over opbouw, anders dan deels begeleid en deels onbegeleid. De rechtbank zal een verdeling van zorg -en opvoedingstaken bepalen, waarbij de begeleiding wordt afgebouwd en onbegeleide contacten worden opgebouwd. Toegewerkt zal moeten worden naar een regeling waarbij [minderjarige] uiteindelijk iedere week op woensdag van na school tot 17.00 uur bij de vader verblijft, en daarnaast om het weekend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur. De rechtbank zal ook bepalen dat de vader [minderjarige] op de woensdagen van school ophaalt en haar om 17.00 uur naar de moeder brengt en dat beide ouders het halen/brengen in de weekenden voor hun rekening nemen. De rechtbank geeft de ouders nog in overweging om vanaf 2024 ook een vakantieregeling met elkaar af te spreken. Ook dat acht de rechtbank in het belang van [minderjarige] .
2.14.
De rechtbank merkt ten aanzien van de verstandhouding tussen de ouders nog het volgende op. [minderjarige] zou van haar beide ouders de (emotionele) toestemming moeten kunnen ervaren dat zij het leuk mag hebben bij de andere ouder. Daarvan is op dit moment geen sprake. De rechtbank wijst beide ouders, gelet op het gezamenlijk gezag van de ouders vanaf heden, op hun plicht zoals neergelegd in artikel 1:247 lid 3 BW, waarin is bepaald dat het ouderlijk gezag de verplichting van de ouder bevat om de ontwikkeling van de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen. De rechtbank heeft de ouders ter mondelinge behandeling nog gewezen op het bestaan van de Stichting Villa Pinedo, een stichting die staat voor kinderen met gescheiden ouders. De ouders zouden via deze stichting (of een andere) informatie kunnen krijgen over de gevolgen voor een kind waarvan de ouders een slechte verstandhouding hebben en hoe verdrietig het voor een kind is dat ouders geen contact met elkaar hebben.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
belast de ouders met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ;
3.2.
stelt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast dat [minderjarige] met ingang van heden als volgt bij de vader zal verblijven:
  • in de eerste maand iedere woensdag van na school tot 17.00 uur. De vader haalt [minderjarige] op van school en brengt haar terug naar de moeder, waarbij de begeleiding van het contact telkens wordt verminderd met één uur; na deze maand vindt geen begeleiding van de contacten meer plaats;
  • vanaf de tweede maand iedere woensdag van na school tot 17.00 uur en eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur. Op woensdag haalt de vader [minderjarige] op van school en brengt haar terug naar de moeder. Op zaterdag haalt de vader [minderjarige] op bij de moeder en de moeder haalt [minderjarige] op bij de vader;
  • vanaf de derde maand iedere woensdag van na school tot 17.00 uur en eenmaal per veertien dagen op zaterdag en op zondag (geen overnachting) van 10.00 uur tot 18.00 uur. Op woensdag haalt de vader [minderjarige] op van school en brengt haar terug naar de moeder. Op zaterdag en zondag haalt de vader [minderjarige] op bij de moeder en de moeder haalt [minderjarige] op bij de vader;
  • vanaf de vierde maand iedere woensdag van na school tot 17.00 uur en eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur (met overnachting). Op woensdag haalt de vader [minderjarige] op van school en brengt haar terug naar de moeder. Op zaterdag haalt de vader [minderjarige] op bij de moeder en op zondag haalt de moeder [minderjarige] op bij de vader;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal sturen aan het centrale gezagsregister, om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. C.J. Marx, griffier op 21 augustus 2023.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.