ECLI:NL:RBLIM:2023:4984

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
ROE 23 / 1719
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor uitbreiding extended-stay functie met kortdurend verblijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een extended-stay functie met kortdurend verblijf met zeven kamers. De verzoeker, een hotelier, had eerder een vergunning gekregen, maar deze werd herroepen na bezwaar van een derde-belanghebbende. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar was en er geen financiële noodsituatie was aangetoond. De voorzieningenrechter benadrukte dat een financieel belang op zichzelf niet voldoende is om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. De verzoeker had niet overtuigend aangetoond dat het verlies van inkomsten onomkeerbare financiële problemen zou veroorzaken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd op 25 augustus 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 23/1719

Uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , uit [adres 1] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. M.W. van der Hulst),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, verweerder

(gemachtigde: [Naam gemachtigde 1] ).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [naam 2] , uit [woonplaats] en [naam 3] , gevestigd in [woonplaats] ,
(gemachtigde: [Naam gemachtigde 2] ).

Procesverloop

In het besluit van 15 maart 2022 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoeker een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van een extended-stay functie met kortdurend verblijf met zeven kamers op de locatie [adres 2] in [woonplaats] .
In het besluit van 23 mei 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van de derde-belanghebbende tegen het verlenen van de omgevingsvergunning gegrond verklaard, die vergunning herroepen en alsnog geweigerd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op 25 januari 2022 heeft verzoeker een aanvraag voor de onderhavige omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag ziet op het uitbreiden van een extended-stay functie (verblijf voor minimaal één week tot één jaar) met kortdurend verblijf met zeven kamers in [naam 4] . Volgens verzoeker hebben zakelijke gasten naast langer verblijf in het hotel ook behoefte aan verblijf korter dan één week. Dit kortdurend verblijf is in strijd met het ter plaatse geldend bestemmingsplan ‘Kapel in ‘t Zand’, omdat een uitbreiding ten behoeve van de extended-stay functie niet is toegestaan.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend voor de activiteit “het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan” als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Daarbij heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo (de zogenoemde kruimelgevallenregeling) in samenhang met artikel 4, negende lid,
van bijlage II bij het Besluit ruimtelijke ordening.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, na advies van de bezwaarschriftencommissie, de verleende omgevingsvergunning herroepen en die vergunning alsnog geweigerd. Als motivering hiervoor geeft verweerder aan dat het verbinden van de beperkende voorwaarde van het kortdurend verblijf voor uitsluitend zakelijke gasten aan de verleende omgevingsvergunning in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is. Een dergelijke voorwaarde kan namelijk moeilijk worden gehandhaafd. Ook is de voorwaarde in strijd met de Dienstenrichtlijn, omdat het volgens die richtlijn niet mogelijk is om beperkende voorwaarden ten aanzien van een doelgroep in een vergunning op te nemen.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan, als tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De eerste vraag waar de voorzieningenrechter zich aldus voor gesteld ziet, is of verzoeker een spoedeisend belang als hiervoor bedoeld heeft.
Spoedeisend belang
5. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Ter motivering hiervan geeft verzoeker aan dat
het hotel veel schade zal lijden doordat de verleende vergunning in bezwaar is geweigerd. Volgens verzoeker zijn er voor de komende periode veel boekingen gemaakt die niet zonder financiële consequenties geannuleerd kunnen worden. Dit zal leiden tot een aanzienlijke financiële schade. Daarnaast is in het exploitatieplan behorend bij de aanvraag aangetoond dat de verruiming noodzakelijk is voor een financieel gezonde exploitatie. Het wegvallen van de inkomsten voor kortdurend verblijf kan de exploitatie in gevaar brengen zoals ontslag van minimaal 26 personen en leegstand van het hotel.
5.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat een financieel belang op zichzelf geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Dit Financieel belang kan namelijk tot gelding worden gebracht als verzoeker in de bodemprocedure materieel in het gelijk zou worden gesteld. Het staat verzoeker dan vrij om, als hij meent schade geleden te hebben, schadevergoeding te vorderen. Het treffen van een voorlopige voorziening zal wel in beeld kunnen komen als het financiële belang zodanig zwaarwegend is dat sprake is van een financiële noodsituatie of de continuïteit van een onderneming wordt bedreigd. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat verzoeker door de weigering van de omgevingsvergunning inkomsten zal mislopen, maar hij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat door het verlies van inkomsten onomkeerbare financiële problemen zullen ontstaan die aanleiding moeten geven tot het treffen van een voorlopige voorziening. Met uitsluitend het exploitatieplan heeft verzoeker dit niet onderbouwd. Uit dit exploitatieplan blijkt dat het hotel met het niet toestaan van kortdurend verblijf omzet en winst zal mislopen, maar dat zonder kortdurend verblijf sprake is van een financiële noodsituatie of dat de continuïteit van het hotel wordt bedreigd, is niet gebleken. De voorzieningenrechter wijst op pagina 16 van het exploitatieplan waaruit lijkt te volgen dat een uitbreiding met kortdurend verblijf weliswaar voor een verhoging van de omzet zorgt die niet kan worden gerealiseerd zonder die mogelijkheid, maar dat het hotel nog steeds, zij het lager dan door verzoeker gewenst, een winstmarge van 11% tot 12% had in 2021. Voorts wijst de voorzieningenrechter op pagina 19 van het exploitatieplan, waaruit blijkt dat in de huidige exploitatie nog een positief bedrijfsresultaat van € 26.939,00 wordt gehaald.
6. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het vereiste spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Het verzoek zal reeds daarom worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Kloos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 25 augustus 2023
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 augustus 2023

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.