ECLI:NL:RBLIM:2023:498

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
C/03/305125 / HA ZA 22-220
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering uit overeenkomst geldlening met betrekking tot nalatenschap en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure betreffende een vordering uit een overeenkomst van geldlening. De eiser, in zijn hoedanigheid als executeur van de nalatenschap van de heer [erflater 1], vorderde betaling van een bedrag van € 78.927,-- van de gedaagden, die de gezamenlijke erfgenamen van de heer [erflater 2] zijn. De eiser stelde dat de gedaagden niet hebben voldaan aan hun verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst, die op 29 september 2009 was gesloten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet meer terug hoefden te betalen, omdat er geen bewijs was dat de lening tijdens het leven van de erflater was terugbetaald. De rechtbank heeft de vordering van de eiser afgewezen, omdat de gedaagden hebben aangetoond dat er geen verplichting tot aflossing was opgenomen in de overeenkomst. Daarnaast is er een tweede geldleningsovereenkomst van 29 mei 2016, waarover de rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat deze overeenkomst daadwerkelijk is gesloten. De rechtbank heeft de eiser toegestaan om bewijs te leveren op andere wijze dan door het overleggen van de geldleningsovereenkomst. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/305125 / HA ZA 22-220
Vonnis bij vervroeging van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] , in zijn hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van de heer [erflater 1] ,
wonende te Guttecoven, gemeente Sittard-Geleen,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. L.J.J. van Wijk;
tegen:
1.
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN DE HEER [erflater 2],
laatst gewoond hebbend te [woonplaats 1] ,
gedaagden in conventie;

2 [gedaagde in conventie sub 2] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde in conventie;

3 [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie;

4 [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. J.J.M. Goumans te Maastricht.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 12;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in voorwaardelijke reconventie met producties 1 t/m 6;
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie met producties 13 t/m 15, tevens houdende een vermeerdering van eis in conventie;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 november 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie

2.1.
Op 24 mei 2021 is overleden [erflater 1] (verder ook te noemen: erflater of [erflater 1] ). In zijn uiterste wilsbeschikking, daterend van 18 december 2020, heeft erflater [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (verder te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , of: de executeur) benoemd tot executeur/afwikkelingsbewindvoerder. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft die benoeming aanvaard.
2.2.
Op 29 september 2009 is door [gedaagde in conventie sub 2] (een zus van [erflater 1] , verder te noemen: [gedaagde in conventie sub 2] ) en haar echtgenoot [erflater 2] (verder te noemen: [erflater 2] ) enerzijds, als schuldenaren, en erflater en [naam broer erflater 1] (een broer van [erflater 1] , verder te noemen: [naam broer erflater 1] ) anderzijds, als schuldeisers, een schriftelijke overeenkomst van geldlening (verder te noemen: geldleningsovereenkomst I) gesloten.
2.3.
De tekst van die overeenkomst luidt – voor zover in het kader van dit geschil van belang – als volgt:
“a) De comparant sub 1( [erflater 2] en [gedaagde in conventie sub 2] , de rechtbank)
, handelende als gemeld, verklaarde dat de schuldenaar ter leen heeft ontvangen van – en deswege schuldig is aan schuldeiser – een som van per 31 december 2008 pro resto groot € 78.927 (zegge: Achtenzeventigduizendnegenhonderdzevenentwintig euro)
onder de volgende voorwaarden:
-
Over het geleende bedrag is 0% rente verschuldigd;
-
Er is geen verplichting tot aflossing:
-
De schuldenaar hoeft geen zekerheden te stellen.
-
De schuldenaar zal rekeningen voor reparatiekosten welke zijn uitgevoerd op verzoek van schuldenaar door [naam VOF] te [vestigingsplaats] op verzoek van schuldeiser verrekenen met het nog openstaande deel van de geldlening.
b) Het geleende of het nog niet afgeloste deel van de geldlening is zonder voorafgaande opzegging onmiddellijk na opeising door de schuldenaar af te lossen bij faillietverklaring van de schuldenaar of bij diens aanvraag tot surséance van betaling.(…)”
2.4.
[naam broer erflater 1] is op 12 maart 2010 overleden. In zijn uiterste wilsbeschikking van 25 januari 2010 heeft [naam broer erflater 1] erflater (zijn broer [erflater 1] ) benoemd tot zijn enige erfgenaam. [erflater 1] heeft die benoeming ook aanvaard.
2.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft geldleningsovereenkomst I bij brief van 16 juli 2021 opgeëist. Bij brief van 26 oktober 2021 van de advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn [erflater 2] en [gedaagde in conventie sub 2] in gebreke gesteld en zijn zij gemaand om het volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] openstaande bedrag van € 78.927,-- alsnog binnen een termijn van zes weken aan hem te voldoen. Dat heeft niet tot betaling geleid.
2.6.
Op 8 maart 2016 heeft [erflater 1] een bedrag van € 125.000,-- overgemaakt op de bankrekening van [naam BV] (verder te noemen: [naam BV] ). [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] (verder te noemen: [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] ) en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] (verder te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] ) zijn bestuurders van deze vennootschap.
2.7.
Op 20 april 2022 is [erflater 2] overleden. Zijn erfgenamen zijn [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] .
2.8.
Op 29 mei 2016 is tussen [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie sub 2] , enerzijds, als schuldenaren, en erflater anderzijds, als schuldeiser, een schriftelijke geldleningsovereenkomst (verder ook te noemen: geldleningsovereenkomst II) gesloten. De tekst van die overeenkomst luidt – voor zover in het kader van dit geschil van belang – als volgt:

Artikel 1.
Hoofdsom
Schuldenaar verklaart wegens ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan schuldeiser een hoofdsom van honderdvijfentwintigduizend euro (€ 125.000,00);
Artikel 2.
Duur, opeisbaarheid, rente en aflossing
Voor deze geldlening gelden de navolgende bepalingen en bedingen:
1.
LooptijdDe geldlening is – tenzij deze wordt verlengd – verstrekt voor een periode van zesentwintig jaar.
2.
RenteVanaf heden is over de hoofdsom respectievelijk het restant daarvan een rente verschuldigd berekend over drie procent (3%) per jaar, te voldoen in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling.
3.
AflossingAflossing van de hoofdsom dient te geschieden in vijf en twintig (25) jaarlijkse termijnen op eenendertig december van elk kalenderjaar.Het eerste jaar is er geen aflosverplichting daarna volgt aflossing in vijf en twintig (25) termijnen van vier procent (4%) van de oorspronkelijke leensom te weten vijf duizend euro (€ 5.000.00).Tussentijdse aflossingen zijn boetevrij toegestaan.
(…)
Artikel 4.
Opeisbaarheid
De hoofdsom is direct opeisbaar en dient met de lopende en eventueel achterstallige rente en met drie maanden extra rente te worden terugbetaald:
a.
bij niet nakoming door de schuldenaar van enige verplichting uit deze overeenkomst van geldlening indien niet binnen acht dagen na ingebrekestelling de betrokken verplichting alsnog is nagekomen.
b.
bij executoriaal beslag op een goed van een van de schuldenaars, bij faillissement of surséance van een van de schuldenaars, bij ondercuratelestelling van een van de schuldenaars en in alle gevallen waarin hij/zij het vrije beheer over een of meer van zijn/haar goederen verliest;
c.
bij overlijden van de langstlevende van de schuldenaars;
(…)
Artikel 8.Schuldverrekening
De schuldenaar kan zich niet beroepen op verrekening.(…)”
2.9.
Bij brief van 26 oktober 2021 van de advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] in gebreke gesteld en zijn zij gemaand om het volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] openstaande bedrag van € 38.750 alsnog binnen een termijn van 14 dagen aan hem te voldoen. Dat heeft niet tot betaling geleid.
In voorwaardelijke reconventie
2.10.
Bij akte van cessie van 25 juli 2022 heeft [naam BV] voorwaardelijk aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] en [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] een vordering op erflater/ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter waarde van € 86.796,39 geleverd. Volgens de inhoud van de leveringsakte heeft die vordering betrekking op door [naam BV] in opdracht en voor rekening van erflater verrichte onderhouds- en reparatiewerkzaamheden aan landbouwwerktuigen.
2.11.
De bedoelde voorwaarde houdt in dat de levering geschiedt onder de voorwaarde dat de rechtbank in de onderhavige procedure in conventie oordeelt dat [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] aansprakelijk zijn voor de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een bedrag van € 125.000,-- in hoofdsom dat door erflater op 8 maart 2016 op de bankrekening is gestort van [naam BV] .

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt dat uit de administratie van erflater niet is gebleken dat de geldleningsovereenkomst I tijdens diens leven is terugbetaald door [erflater 2] en [gedaagde in conventie sub 2] . Omdat het een geldleningsovereenkomst voor onbepaalde tijd betreft, en geen tijd voor nakoming is bepaald, geldt volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat terstond nakoming van de overeenkomst kan worden gevorderd.
3.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt verder geconstateerd te hebben dat ook geen aflossing en/of betaling van rente heeft plaatsgevonden ter zake geldleningsovereenkomst II. Bij brief van 26 oktober 2021 van de advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft deze [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] in gebreke gesteld en hen gemaand om de op dat moment bestaande betalingsachterstand van in totaal € 38.750,-- alsnog binnen een termijn van veertien dagen te voldoen. Nu betaling binnen de gestelde termijn niet heeft plaatsgevonden, is volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de hoofdsom van de € 125.000,-- plus de lopende contractuele rente, alsmede de achterstallige rente en drie maanden extra rente, direct opeisbaar geworden.
3.3.
De achterstallige rente bedraagt per 29 mei 2022 een bedrag van € 22.500,--. De drie maanden extra rente bedraagt € 11.250,--. [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] verkeren volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in verzuim en zijn derhalve vanaf 9 november 2021 wettelijke rente verschuldigd.
3.4.
Ten slotte stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat in de geldleningsovereenkomst is bepaald dat alle kosten die erflater heeft moeten maken tot uitoefening van zijn rechten en alle verdere kosten waartoe de geldleningsovereenkomst aanleiding mocht geven, voor rekening van [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] komen. Bij brief van 26 oktober 2021 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] daar ook aanspraak op gemaakt. Conform het Besluit vergoeding van buitengerechtelijke kosten bedragen deze € 2.125,--.
3.5.
Op grond van het vorenstaande vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 78.927,-- aan de nalatenschap, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 december 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
[gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 125.000,-- aan de nalatenschap van erflater, te vermeerderen met de contractuele rente hierover vanaf 9 november 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
[gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 22.500,-- aan achterstallige rente, alsmede veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 11.250,-- aan extra rente, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
[gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, begroot op een bedrag van € 2.125,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
de vordering van de nalatenschap van erflater op (de nalatenschap van) [erflater 2] uit hoofde van de geldleningsovereenkomst van 29 september 2009 ex artikel 4:223 lid 2 BW vaststelt op € 78.927,--, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 7 december 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
[gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] veroordeelt in de kosten van deze procedure, eventuele beslagkosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening niet binnen de gestelde datum plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.6.
De stellingen en vorderingen van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] worden door [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] weersproken. De verweren en betwistingen zullen, voor zover van belang, hieronder worden weergegeven en beoordeeld.
In voorwaardelijke reconventie
3.7.
[gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] stellen dat, indien in conventie zou worden geoordeeld dat [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] een opeisbare schuld hebben aan de nalatenschap van erflater, en derhalve is voldaan aan de voorwaarde waaronder de cessie heeft plaatsgevonden, [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] een tegenvordering hebben op de nalatenschap. Die tegenvordering bedraagt € 86.796,39 die door [naam BV] aan [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] is gecedeerd.
3.8.
Op grond van het vorenstaande vorderen [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt veroordeeld om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen de som van € 86.796,39, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de respectieve factuurbedragen, telkens berekend vanaf dertig dagen na de factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] gevallen.
3.9.
De stellingen en vorderingen van [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] worden door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] weersproken. De verweren en betwistingen zullen, voor zover van belang, hieronder worden weergegeven en beoordeeld.

4.De beoordeling

in conventie
Geldleningsovereenkomst I, vordering sub 1 en 5
4.1.
Allereerst overweegt de rechtbank het volgende. Mr. Goumans heeft desgevraagd ter mondelinge behandeling verklaard niet te verschijnen namens de erfopvolgers van [erflater 2] .
4.2.
Gesteld en niet betwist is dat [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] de enige erfgenamen van [erflater 2] zijn. Mr. Goumans treedt op namens [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] . De rechtbank is van oordeel dat mr. Goumans daarmee ook moet worden geacht te zijn verschenen namens de erfgenamen van [erflater 2] , en daarmee dat diens erfgenamen in rechte zijn verschenen. Met de verschijning in rechte van [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] , moeten zij worden geacht (ook) te zijn verschenen als gedaagden sub 1, te weten als de gezamenlijke erfgenamen van [erflater 2] .
4.3.
Een advocaat kan niet stellen dat deze slechts ten aanzien van een bepaalde vordering, of vorderingen in rechte verschijnt en verweer voert, maar dat hij ten aanzien van een andere vordering, of andere vorderingen die is of zijn gericht tegen dezelfde partij of partijen, niet in rechte is verschenen.
4.4.
Het eerste verweer dat [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] hebben gevoerd tegen de vordering met betrekking tot geldleningsovereenkomst I is, dat in de schriftelijke overeenkomst geen verplichting tot aflossing is opgenomen. Volgens hen is de lening alleen opeisbaar in geval van faillietverklaring van de schuldenaar of bij diens aanvraag tot surséance van betaling; het is nooit de bedoeling geweest dat de lening te allen tijde zou kunnen worden opgezegd.
4.5.
Dat verweer moet worden verworpen. [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] erkennen dat sprake is van een geldlening. Dat het geleende moet worden terugbetaald, ligt ook voor de hand, omdat anders niet sprake is van een geldlening, maar van een schenking. Dat niet sprake is van een schenking volgt uit het feit dat in de overeenkomst is opgenomen dat de schuldenaar rekeningen voor reparatieopdrachten, welke zijn uitgevoerd door [naam VOF] , zal verrekenen met het nog openstaande deel van de geldlening.
4.6.
Verder hebben [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] het verweer gevoerd dat door [naam broer erflater 1] tegen [gedaagde in conventie sub 2] en [erflater 2] is verklaard dat zij de lening niet meer hoefden terug te betalen, maar dat zij hem en [erflater 1] wel moesten helpen bij reparaties aan en levering van materialen ten behoeve van de werktuigen en landbouwmachines. Op zijn sterfbed hebben [gedaagde in conventie sub 2] en [erflater 2] [naam broer erflater 1] nog bedankt voor het feit dat zij de lening niet meer hoefden terug te betalen, aldus [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] .
4.7.
De rechtbank stelt vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op zijn beurt die stelling niet heeft betwist. Vordering sub 1 strandt daar op. De overige verweren van [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] behoeven daarom geen beoordeling meer. Bij eindvonnis zal vordering sub 1 worden afgewezen. Een proceskostenbeslissing zal worden aangehouden, totdat ook ten aanzien van de overige vorderingen in conventie een oordeel kan worden gegeven.
Geldleningsovereenkomst II, vordering sub 2
4.8.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast van de stelling dat tussen [erflater 1] enerzijds en [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] anderzijds, op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op de executeur rust. De overgelegde geldleningsovereenkomst dateert van 29 mei 2016. [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] verweren zich met de stelling dat het bedrag van € 125.000,-- niet aan hen is geleend doch aan [naam BV] , omdat het geld bestemd was ter financiering van deze onderneming. Vast staat dat [erflater 1] op 8 maart 2016 een bedrag van € 125.000,- heeft overgeboekt naar de bankrekening van [naam BV] . De executeur neemt aan dat dat op verzoek van (en, naar de rechtbank begrijpt, ter uitvoering van de later ondertekende overeenkomst van geldlening met) [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] is gedaan, maar onderbouwt dat niet.
4.9.
De overeenkomst is volgens [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] enkel op hun naam gezet, omdat [erflater 1] scheve gezichten (“gezeik” in de woorden van [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] ) binnen de familie wilde vermijden als zijn nalatenschap zou worden verdeeld tussen zijn wettige erfgenamen. De aan [naam BV] verstrekte geldlening zou dan worden verrekend met het erfdeel van [gedaagde in conventie sub 2] , en de overige familieleden zouden zich dan niet benadeeld voelen. De toekomstige verrekening met het erfdeel was volgens [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] de enige reden waarom [gedaagde in conventie sub 2] de leningsovereenkomst mee moest ondertekenen.
4.10.
[gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] hebben niet betwist dat zij de schriftelijke overeenkomst hebben ondertekend. Op grond van het bepaalde in artikel 157 lid 2 Rv levert die overeenkomst als onderhandse akte dwingend bewijs op, zodat als waar moet worden aangenomen hetgeen in die akte is vervat, onder andere inhoudende dat door [erflater 1] een lening van € 125.000,-- aan [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] is verstrekt.
4.11.
Tegen dat bewijs is echter tegenbewijs toegelaten (artikel 151 lid 2 Rv). In dat verband zal moeten worden beoordeeld of [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] voldoende hebben gesteld om te worden toegelaten tot dat tegenbewijs.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. In dat verband is van belang dat, naar door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet is betwist, [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] nooit eerder zijn gemaand tot betaling van rente en/of aflossingen, terwijl tijdens leven van [erflater 1] al wel meerdere termijnen waren vervallen. Bovendien staat vast dat het geleende bedrag niet is overgemaakt op een rekening van een van hen persoonlijk, maar op rekening van [naam BV] . Ten slotte is van belang dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de door [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] gestelde achtergrond van totstandkoming van de overeenkomst niet heeft betwist. De gestelde achtergrond houdt in dat [erflater 1] scheve gezichten binnen de familie wilde vermijden als zijn nalatenschap zou worden verdeeld tussen zijn wettige erfgenamen, door de volgens hen aan [naam BV] verstrekte lening te verrekenen met het erfdeel van [gedaagde in conventie sub 2] , zodat de overige familieleden zich niet benadeeld zouden voelen.
4.13.
Deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leiden tot het oordeel dat [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] het dwingende bewijs hebben ontzenuwd. Daarom dient beoordeeld te worden of de executeur, die de bewijslast draagt van zijn stelling dat tussen [erflater 1] en [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] een overeenkomst van geldlening is gesloten, erin is geslaagd het voorgaande te bewijzen. Het enkele overleggen van de overeenkomst van geldlening is daartoe, in het licht van het tegenbewijs, onvoldoende. De rechtbank zal de executeur toestaan het bewijs te leveren op andere wijze dan door het overleggen van de geldleningsovereenkomst van zijn stelling dat geldleningsovereenkomst II is gesloten met [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] .
4.14.
Als de executeur niet slaagt in de op hem rustende bewijslast, zal zijn vordering worden afgewezen. Indien de executeur wel slaagt in de op hem rustende bewijslast, is het volgende relevant. [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] hebben subsidiair, voor het geval de rechtbank zou oordelen dat [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] wél schuldenaren zouden zijn van de geldlening, ten verwere aangevoerd dat de geldleningsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden is gesloten als geldleningsovereenkomst I, te weten dat de facturen van [naam BV] in verband met reparaties aan, of levering van materialen ten behoeve van machines van [erflater 1] mochten worden verrekend met de geldlening. Het totaal van de facturen bedraagt volgens [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] het genoemde bedrag van € 86.796,39.
4.15.
In verband met dat verweer is van belang dat de geldleningsovereenkomst in artikel 8 bepaalt dat de schuldenaar zich niet kan beroepen op verrekening. Omdat [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] een beroep op verrekening doen en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de dagvaarding met een beroep op voormeld artikel heeft gesteld dat [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] zich niet kunnen beroepen op verrekening, zal de rechtbank, gelet op dit zelfstandig bevrijdende verweer, [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] toelaten te bewijzen feiten en omstandigheden waaruit kan worden geconcludeerd dat de erflater enerzijds en [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] anderzijds in afwijking van het bepaalde in artikel 8 zijn overeengekomen dat de bevoegdheid tot verrekening bestaat.
4.16.
Tussen partijen is dan verder relevant dat in geschil is de levering van materialen en diensten door [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] , althans [naam BV] , en de waarde daarvan. Indien [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] tot bewijslevering van de gestelde verrekening zullen worden toegelaten, zal de rechtbank [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] tevens toelaten tot het bewijs van de stelling dat [erflater 1] opdracht heeft gegeven tot levering van de materialen en diensten en dat het totaal van de facturen voor die diensten en leveringen € € 86.796,39 heeft bedragen.
4.17.
Ten aanzien van vordering 2 in conventie zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
In voorwaardelijke reconventie
4.18.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in zijn conclusie van antwoord in reconventie verweer gevoerd, naar aanleiding van de vordering die in voorwaardelijke reconventie is ingesteld, die gelijk is aan de vordering die [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] in conventie willen verrekenen met de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ter zake geldleningsovereenkomst II.
4.19.
In voorwaardelijke reconventie doet [eiser in conventie, verweerder in reconventie] – in aanvulling op hetgeen in conventie al is beoordeeld - een beroep op verjaring van de facturen die dateren van vóór 25 november 2016, te weten de facturen met de nummer 13168 t/m 14257, met een totale waarde van € 49.492,39. Zo [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] al een tegenvordering hebben op [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , dan hebben zij dat volgens [eiser in conventie, verweerder in reconventie] slechts tot een bedrag van € 37.304,--, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
4.20.
Alhoewel nog niet vaststaat of is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld, zal de rechtbank om proceseconomische redenen wel al het door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in reconventie gevoerde verweer, dat de vordering in reconventie gedeeltelijk is verjaard, beoordelen.
4.21.
Het beroep op verjaring is door [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] niet (gemotiveerd) betwist, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van dat verweer. Dat betekent dat [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] mogelijk, indien de executeur in conventie wel voldoet aan zijn bewijslast en [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] niet slagen in de alsdan aan hen te geven bewijsopdracht over de verrekening, zullen moeten bewijzen dat [erflater 1] opdracht heeft gegeven tot levering van de materialen en diensten en dat het totaal van de facturen voor die diensten en leveringen € 86.796,39 heeft bedragen, waarbij vanwege het bepaalde in artikel 8 van geldleningsovereenkomst II, zij slechts een tegenvordering kunnen hebben op de nalatenschap van [erflater 1] van ten hoogste € 37.304,--. In voorwaardelijke reconventie zal iedere beslissing worden aangehouden.
In conventie
De vordering sub 3
4.22.
De toewijsbaarheid van de sub 3 bedoelde vorderingen is afhankelijk van het eindoordeel ten aanzien van de vorderingen sub 2, zodat het oordeel omtrent deze vordering moet worden aangehouden, totdat een eindoordeel kan worden gegeven over de vordering sub 2.
De vordering sub 4
4.23.
Omdat de rechtbank wel al kan oordelen over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, zal de rechtbank dat nu al doen. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. Deze vordering zal bij eindvonnis worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
5.1.
staat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toe het bewijs te leveren op andere wijze dan door het overleggen van de geldleningsovereenkomst van zijn stelling dat geldleningsovereenkomst II is gesloten met [gedaagde in conventie sub 2] , [gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie sub 4] ;
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
25 januari 2023voor uitlating door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] of hij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct op
25 januari 2023in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , indien hij getuigen wil laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van het team burgerlijk recht - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met mei 2023 moeten opgeven, waarna dag en uur van de getuigenverhoren zullen worden bepaald;
5.5.
bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden op de zitting van mr. M. Driever in het gerechtsgebouw te Maastricht aan St. Annadal 1;
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk tien dagen voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan;
In voorwaardelijke reconventie
5.8.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Driever, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT