ECLI:NL:RBLIM:2023:4975

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
C/03/306080 / HA ZA 22-263
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van verzuimbegeleider voor schade door loonsanctie en turboliquidatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] in liquidatie en Verzuimvizie B.V. De eiseres, die tot in het najaar van 2020 een onderneming dreef in de verkoop en reparatie van auto’s, heeft Verzuimvizie aangesproken op schadevergoeding. De eiseres stelde dat Verzuimvizie tekortgeschoten was in haar verzuimbegeleiding van een werknemer, [naam werknemer], die arbeidsongeschikt was geraakt. De eiseres vorderde een schadevergoeding van € 33.926,08, die zij had geleden als gevolg van een loonsanctie opgelegd door het UWV, die voortvloeide uit de vermeende tekortkomingen van Verzuimvizie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Verzuimvizie in het voorjaar van 2020 heeft verzuimd om tijdig het tweede spoortraject voor [naam werknemer] op te starten. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eiseres zelf ook verantwoordelijk was voor de gevolgen van de turboliquidatie die zij had doorgezet, ondanks de waarschuwingen van het UWV. De rechtbank concludeerde dat de schade die de eiseres had geleden, volledig aan haar eigen schuld te wijten was, en dat Verzuimvizie niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade. De vorderingen van de eiseres werden dan ook afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Verzuimvizie.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers in het re-integratietraject van werknemers en de gevolgen van het niet tijdig nemen van maatregelen in het kader van loonsancties. De rechtbank heeft de eiseres in het ongelijk gesteld en de vorderingen afgewezen, met een kostenveroordeling in het voordeel van Verzuimvizie.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/306080 / HA ZA 22-263
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van
[eiseres] IN LIQUIDATIE,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.J.C. Delahaye,
tegen
VERZUIMVIZIE B.V.,
te Maastricht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Verzuimvizie,
advocaat: mr. A.M. van Cappelle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief van 31 augustus 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 20 april 2023,
- de brief van mr. Delahaye aan de rechtbank van 8 mei 2023, bevattend opmerkingen over de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
- de brief van de rechtbank aan mr. Delahaye van 9 mei 2023,
- de brief van mr. Van Cappelle aan de rechtbank van 12 mei 2023, houdende bezwaar tegen inhoud en strekking van de brief van mr. Delahaye van 8 mei 2023,
- de brief van de rechtbank aan mr. Van Cappelle, c.c. aan mr. Delahaye, houdende mededeling dat de rechtbank bij vonnis zal beslissen naar aanleiding van de genoemde brieven van 8 mei en 12 mei 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft tot in het najaar van 2020 een onderneming gedreven die zich bezig hield met verkoop en reparatie/onderhoud van nieuwe en gebruikte auto’s, onder meer van de merken Fiat en Alfa Romeo. De onderneming was gevestigd in [vestigingsplaats 2] .
[eiseres] maakt deel uit van de [eiseres] -groep, waartoe ook behoren: [naam B.V. 1] (hierna: [naam B.V. 1] ), [naam B.V. 2] ( [naam B.V. 2] ) en [naam B.V. 3] (hierna: [naam B.V. 3] ).
2.2.
Op 1 oktober 2020 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders in
[eiseres] besloten tot ontbinding van de rechtspersoon op de voet van artikel 2:19 lid 4 BW (de zogenaamde turboliquidatie). De ontbinding is, overeenkomstig het desbetreffende besluit, ingegaan op 29 december 2020 en is ingeschreven in het Handelsregister op
14 januari 2021.
Bij brief van 28 december 2021 heeft [naam B.V. 1] de Kamer van Koophandel meegedeeld dat inmiddels was gebleken dat [eiseres] ten tijde van de ontbinding nog beschikte over een bate die diende te worden vereffend. [naam B.V. 1] heeft verzocht om [eiseres] opnieuw in te schrijven in het Handelsregister als rechtspersoon in liquidatie.
De Kamer van Koophandel is op 17 januari 2022 ingegaan op dit verzoek.
2.3.
Verzuimvizie dreef in de periode 2018-2021 (en drijft thans) een onderneming op het gebied van Arbo-begeleiding, verzuimbegeleiding en re-integratieactiviteiten.
Verzuimvizie heeft vanaf 2012 tot eind 2020 op basis van overeenkomsten van opdracht werkzaamheden verricht ten behoeve van [eiseres] .
2.4.
[eiseres] heeft, in samenhang met de opdrachten aan Verzuimvizie, een verzuimverzekering afgesloten bij De Goudse. Deze verzekering bood een zogenaamde poortwachtergarantie, die, als aan de voorwaarden was voldaan, leidde tot een uitkering in geval van een door UWV opgelegde loonsanctie.
[eiseres] heeft de verzekering in januari 2021 opgezegd, met terugwerkende kracht tot
29 december 2020 en onder vermelding van
‘geen werknemers meer’als reden voor de opzegging.
2.5.
[naam werknemer] (hierna: [naam werknemer] ) was werknemer van [eiseres] . [naam werknemer] is op
6 december 2018 wegens ziekte arbeidsongeschikt geraakt.
[eiseres] heeft Verzuimvizie verzocht om haar te begeleiden en adviseren bij het verzuim- en re-integratietraject van [naam werknemer] . Verzuimvizie heeft daarop een aanvang gemaakt met haar werkzaamheden, die in eerste instantie waren gericht op de terugkeer van [naam werknemer] op de eigen werkplek bij [eiseres] .
In het voorjaar van 2020 is de aandacht verlegd naar (het bevorderen van) de re-integratie op een andere werkplek (het zgn. tweede spoortraject). Ten behoeve van de hiermee verbonden werkzaamheden hebben [eiseres] en Verzuimvizie een afzonderlijke overeenkomst van opdracht gesloten.
[naam werknemer] is in het kader van het tweede spoortraject op therapeutische basis werkzaam geweest bij [naam B.V. 3] , maar is ook daar niet definitief gere-integreerd. Evenmin heeft hij in 2020 een passende werkkring elders gevonden.
2.6.
UWV heeft [eiseres] bij brief van 26 november 2020 als volgt bericht:
‘ [naam controller][controller van [eiseres] , rechtbank]
,
Uw werknemer, [naam werknemer] met burgerservicenummer (…), heeft bij ons een WIA-uitkering aangevraagd. In het re-integratieverslag bij die aanvraag heeft u aangegeven wat u heeft gedaan voor zijn re-integratie.
Beoordeling re-integratie
Wij hebben het re-integratieverslag beoordeeld. Volgens ons heeft u niet voldoende gedaan om uw werknemer te re-integreren. Hoe wij tot deze conclusie zijn gekomen, kunt u lezen in het bijgaande rapport van onze arbeidsdeskundige.
Langer loon doorbetalen
Omdat u niet voldoet aan uw re-integratieverplichtingen, moet u het loon van [naam werknemer]doorbetalen tot 2 december 2021.
De aanvraag van de WIA-uitkering behandelen wij nu niet.
Eerder stoppen met doorbetalen mogelijk
In het rapport van onze arbeidsdeskundige kunt u lezen wat u nog moet doen voor de re-integratie van uw werknemer en welk resultaat u daarmee kunt bereiken. Voldoet u aan deze verplichtingen? Stuur dan opnieuw een re-integratieverslag op. Dan kunnen wij beslissen dat u het loon niet verder hoeft door te betalen.
Meer over de re-integratie van uw werknemer en het re-integratieverslag kunt u lezen op uwv.nl.
Geen ontslag mogelijk
Tot 2 december 2021 mag u uw werknemer niet ontslaan. Doet u dat toch, dan is uw werknemer verplicht hiertegen te protesteren.
Uw werknemer mag ook niet zelf ontslag nemen, of met ontslag akkoord gaan. Doet hij dit toch, dan krijgt hij tot 2 december 2021 geen WIA-uitkering.
(…)’.
Uit het bij de brief van UWV gevoegde rapport van de arbeidsdeskundige volgt dat UWV van mening was dat het tweede spoortraject te laat - want niet in januari, maar pas in maart 2020 - van start was gegaan, waardoor mogelijk re-integratiekansen waren gemist.
[eiseres] heeft Verzuimvizie op de hoogte gesteld van de beslissing van UWV, waarna partijen de ontstane situatie in december 2020 hebben besproken.
2.7.
[eiseres] heeft, daarin bijgestaan door Verzuimvizie, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van UWV, welk bezwaar op 9 juni 2021 ongegrond is verklaard. [eiseres] heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van UWV, maar heeft dat beroep ook weer ingetrokken. De UWV-beslissing tot oplegging van de genoemde loonsanctie aan [eiseres] is daarmee onherroepelijk geworden.
2.8.
[naam werknemer] heeft geprotesteerd tegen de turboliquidatie en de nadelige gevolgen die deze voor hem had (onder andere: geen doorbetaling van loon). Hij heeft zich daarbij gericht tot [naam B.V. 1] , [naam B.V. 2] en [naam B.V. 3] , en nadien, na het ongedaan maken van de turboliquidatie, tot [eiseres] . In februari 2022 heeft [eiseres] een minnelijke regeling getroffen met [naam werknemer] , in het kader waarvan de arbeidsovereenkomst met [naam werknemer] is beëindigd en deze een geldsom van [eiseres] heeft ontvangen.
2.9.
[eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat Verzuimvizie jegens haar is tekortgeschoten in de verzuimbegeleiding betreffende [naam werknemer] en heeft aanspraak gemaakt op betaling van € 33.926,08, stellende dat dit de kosten zijn voor [eiseres] van de met [naam werknemer] getroffen regeling.
Verzuimvizie heeft aansprakelijkheid afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert thans bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (samengevat):
I. voor recht te verklaren dat Verzuimvizie is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomst en aansprakelijk is voor alle schade die daaruit hetzij direct, hetzij indirect voortvloeit;
II. Verzuimvizie te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, tot betaling van de door [eiseres] geleden schade ter hoogte van € 33.926,08, althans ter hoogte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
III. Verzuimvizie te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, tot betaling van de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, over het onder II. genoemde bedrag vanaf datum verzuim, althans vanaf datum dagvaarding;
IV. Verzuimvizie te veroordelen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 1.114,26, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
V. Verzuimvizie te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van de advocaat van eiseres, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de datum van het te wijzen vonnis.
3.2.
Verzuimvizie voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Zijdens [eiseres] zijn bij brief van 8 mei 2023 van mr. Delahaye opmerkingen gemaakt naar aanleiding van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
Een van deze bezwaren betreft de volgende passage in het proces-verbaal:
‘Mr. Delahaye verklaart:Gelet op de maximale spreektijd van 10 minuten zal ik mijn spreekaantekeningen niet volledig voordragen en zal ik daarvan zo nodig afwijken.
Opmerking griffier: mr. Delahaye heeft vervolgens de eerste pagina’s van zijn spreekaantekeningen volledig voorgedragen en daarna, grofweg, de eerste regel achter ieder randnummer.’
Mr. Delahaye heeft naar aanleiding hiervan in zijn genoemde brief aangevoerd dat hij
‘kort en goed gezegd’een samenvatting van de pagina’s 3 tot en met 7 van zijn pleitaantekeningen - en sommige passages volledig - heeft voorgedragen.
Zijdens Verzuimvizie is bij brief van 12 mei 2023 gereageerd op de inhoud van de brief van mr. Delhaye. Mr. Van Cappelle heeft aangevoerd, samengevat, dat de geciteerde opmerking van de griffier juist is en heeft verzocht om de pleitnota van mr. Delahaye als geheel geen onderdeel te laten zijn van het procesdossier.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het voorgaande dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling een zakelijke weergave van het aldaar verhandelde dient te bevatten. Mr. Delahaye heeft er, om hem moverende redenen, voor gekozen om de instructie van de rechtbank in haar brief van 31 augustus 2022 (maximaal 10 minuten spreektijd aan het begin van de zitting) te negeren en heeft uitgebreide spreekaantekeningen (10 dikbedrukte pagina’s) opgesteld. Hij heeft deze, na ingrijpen van de rechtbank met het oog op een goed verloop van de mondelinge behandeling en de gelijke behandeling van partijen, niet volledig kunnen voordragen. De geciteerde passage uit het proces-verbaal doet recht aan wat er wel door mr. Delahaye uit de spreekaantekeningen is voorgedragen. De volledige inhoud van spreekaantekeningen maakt zodoende geen deel uit van het dossier, maar uitsluitend de inhoud ervan conform de geciteerde opmerking van de griffier.
Voor het overige zijn de opmerkingen van mr. Delahaye niet relevant voor de verdere beoordeling van het geschil, zodat zij hierna buiten beschouwing blijven.
4.2. [eiseres] stelt dat Verzuimvizie in twee opzichten jegens haar is tekortgeschoten: (a) doordat zij begin 2020 heeft verzuimd om het tweede spoortraject voor [naam werknemer] tijdig op te starten, en (b) doordat zij in december 2020 [eiseres] niet heeft geadviseerd om maatregelen te treffen om de loonsanctie te bekorten.
De schade als gevolg van deze tekortkomingen bedraagt volgens [eiseres] , uiteindelijk (na de met [naam werknemer] getroffen regeling), € 33.926,08. Volgens [eiseres] is Verzuimvizie hiervoor aansprakelijk, omdat zij in december 2020, op de hoogte van de in gang gezette turboliquidatie van [eiseres] en van de door UWV aan [eiseres] opgelegde loonsanctie, [eiseres] had moeten adviseren om het tweede spoortraject voor [naam werknemer] nog enkele maanden voort te zetten, om UWV daarna te verzoeken om een bekorting van de sanctieperiode, welke bekorting zeker zou zijn toegestaan. In dat geval zou [eiseres] nog steeds financieel nadeel hebben ondervonden van de loonsanctie (enkele maanden loon c.a.), maar dat nadeel zou op basis van de poortwachtergarantie (zie rov. 2.4.) door verzekeraar De Goudse zijn gedragen. Verzuimvizie heeft echter nagelaten om het genoemde advies te geven, hetgeen haar kan worden verweten. Het door [eiseres] geleden nadeel als gevolg van de regeling met [naam werknemer] dient daarom door Verzuimvizie te worden vergoed, aldus nog steeds [eiseres] .
4.3.
Verzuimvizie heeft erkend dat zij is tekortgeschoten doordat zij begin 2020 heeft verzuimd om het tweede spoortraject voor [naam werknemer] tijdig op te starten, maar betwist de tweede door [eiseres] gestelde tekortkoming. Verzuimvizie erkent dat zij in december 2020 niet de door [eiseres] genoemde adviezen heeft gegeven, maar stelt dat daarvoor ook geen aanleiding was omdat, in een onderlinge bespreking naar aanleiding van de door UWV opgelegde sanctie, zijdens [eiseres] duidelijk werd aangegeven dat de turboliquidatie zou worden doorgezet, waarbij [eiseres] zich realiseerde dat daardoor de rechten van [naam werknemer] zouden worden bekort. Volgens Verzuimvizie was dat ook de - met zoveel woorden (
‘Dan zijn we meteen van een aantal claims af.’) uitgesproken - bedoeling van [eiseres] . Gelet op die opstelling had het geen zin om [eiseres] te adviseren om het tweede spoortraject voor [naam werknemer] nog enige tijd voort te zetten, aldus Verzuimvizie.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stellingen van [eiseres] volgt dat de (gestelde) schade ad € 33.926,08 in juridische zin enkel (causaal) verband houdt met de tweede (gestelde) tekortkoming van Verzuimvizie: het in december 2020 ten onrechte achterwege gelaten advies.
Tussen partijen staat het bestaan van deze tekortkoming allerminst vast. In het meest gunstige geval verwerpt de rechtbank de desbetreffende verweren van Verzuimvizie en volgt zij [eiseres] in haar standpunt dat Verzuimvizie is tekortgeschoten doordat zij [eiseres] in december 2020 niet heeft geadviseerd om maatregelen te treffen om de loonsanctie in verband met [naam werknemer] te bekorten.
In dat geval rijst de vraag of [eiseres] Verzuimvizie aansprakelijk kan houden voor de door haar gestelde schade. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.5.
Vast staat dat op 1 oktober 2020 is besloten tot de turboliquidatie van [eiseres] en dat het de bedoelding was dat deze zou ingaan op 29 december 2020 (zie rov. 2.2.). Vast staat ook dat de loonsanctie aan [eiseres] is meegedeeld bij brief van 26 november 2020 (zie rov. 2.6.). Gesteld noch gebleken is dat het op dat moment onmogelijk was om de turboliquidatie (op zijn minst) enige tijd uit te stellen. Tot het nemen van dat besluit bestond naar het oordeel van de rechtbank alle aanleiding, enkel en alleen naar aanleiding van de inhoud van de brief van UWV aan [eiseres] . De inhoud daarvan was immers niet voor misverstand vatbaar, onder andere waar het betreft de volgende mededelingen:
Volgens ons heeft u niet voldoende gedaan om uw werknemer te re-integreren. (…) Omdat u niet voldoet aan uw re-integratieverplichtingen, moet u het loon van [naam werknemer] doorbetalen tot 2 december 2021. (…) In het rapport van onze arbeidsdeskundige kunt u lezen wat u nog moet doen voor de re-integratie van uw werknemer en welk resultaat u daarmee kunt bereiken. Voldoet u aan deze verplichtingen? Stuur dan opnieuw een re-integratieverslag op. Dan kunnen wij beslissen dat u het loon niet verder hoeft door te betalen. (…) Tot 2 december 2021 mag u uw werknemer niet ontslaan. Doet u dat toch, dan is uw werknemer verplicht hiertegen te protesteren.’
Uit deze mededelingen kon [eiseres] zelf afleiden dat het voortzetten van de re-integratieactiviteiten ten behoeve van [naam werknemer] een denkbare aanpak was en dat het insturen van een nieuw, nu wel voldoende, re-integratieverslag zou kunnen leiden tot een verkorting in tijd van de loonsanctie. Verder kon [eiseres] uit de brief afleiden dat de arbeidsrelatie met [naam werknemer] tot 2 december 2021 diende te blijven bestaan. [eiseres] kon daaruit zelf afleiden dat de voorgenomen turboliquidatie per 19 december 2020 een probleem was. Zou [eiseres] op dit laatste punt hebben getwijfeld, dan had zij zich kunnen - en gelet op haar eigen verantwoordelijkheid als werkgever van [naam werknemer] : moeten - verstaan met haar adviseurs (advocaat en accountant) ter zake de turboliquidatie. Een advies van [eiseres] ’ verzuimbegeleider Verzuimvizie was voor dit alles niet nodig.
Uitgaande van de eigen stellingen van [eiseres] ligt het in de rede: (a) dat de turboliquidatie dan zou zijn uitgesteld, (b) dat [eiseres] haar verplichtingen jegens [naam werknemer] daarna, met behulp van Verzuimvizie, alsnog zou zijn nagekomen, (c) dat de loonsanctie vervolgens in tijd zou zijn bekort, en (d) dat voor [eiseres] resterend nadeel door De Goudse zou zijn gedragen.
Kortom: als (1) Verzuimvizie, ervan uitgaande dat dit van haar kon worden verwacht (zie rov. 4.2. al. 2), in december 2020 had geadviseerd om maatregelen te treffen om de loonsanctie te bekorten, maar ook als (2) [eiseres] in december 2020 haar eigen verantwoordelijkheid had genomen - wat had gekund én gemoeten, ook zonder een advies van Verzuimvizie - dan was de (gestelde) schade bij [eiseres] in het geheel niet ontstaan. Anders gezegd: de ‘eigen schuld’ in de zin van artikel 6:101 BW van [eiseres] moet worden gesteld op 100%; het desbetreffende verweer van Verzuimvizie (cva nr. 55) slaagt. Afdoende redenen om een andere causale verdeling te maken of om gebruik te maken van de billijkheidscorrectie, gelet op het bepaalde in artikel 6:101 lid 1-slot BW, zijn gesteld noch gebleken.
Al het andere dat partijen over en weer hebben gesteld kan onbesproken blijven. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vorderingen van [eiseres] afwijzen.
[eiseres] is de verliezende partij en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Verzuimvizie tot op heden worden begroot op € 2.837,- aan griffierecht en
€ 1.532,- (2 punten à € 766,-, tarief III), zijnde in totaal: € 4.369,-.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst af het gevorderde,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Verzuimvizie tot op heden begroot op € 4.369,-,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken op
2 augustus 2023.