Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de brief van 31 augustus 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van de rechtbank aan mr. Van Cappelle, c.c. aan mr. Delahaye, houdende mededeling dat de rechtbank bij vonnis zal beslissen naar aanleiding van de genoemde brieven van 8 mei en 12 mei 2023.
2.De feiten
[eiseres] maakt deel uit van de [eiseres] -groep, waartoe ook behoren: [naam B.V. 1] (hierna: [naam B.V. 1] ), [naam B.V. 2] ( [naam B.V. 2] ) en [naam B.V. 3] (hierna: [naam B.V. 3] ).
[eiseres] besloten tot ontbinding van de rechtspersoon op de voet van artikel 2:19 lid 4 BW (de zogenaamde turboliquidatie). De ontbinding is, overeenkomstig het desbetreffende besluit, ingegaan op 29 december 2020 en is ingeschreven in het Handelsregister op
14 januari 2021.
Bij brief van 28 december 2021 heeft [naam B.V. 1] de Kamer van Koophandel meegedeeld dat inmiddels was gebleken dat [eiseres] ten tijde van de ontbinding nog beschikte over een bate die diende te worden vereffend. [naam B.V. 1] heeft verzocht om [eiseres] opnieuw in te schrijven in het Handelsregister als rechtspersoon in liquidatie.
De Kamer van Koophandel is op 17 januari 2022 ingegaan op dit verzoek.
Verzuimvizie heeft vanaf 2012 tot eind 2020 op basis van overeenkomsten van opdracht werkzaamheden verricht ten behoeve van [eiseres] .
[eiseres] heeft de verzekering in januari 2021 opgezegd, met terugwerkende kracht tot
29 december 2020 en onder vermelding van
‘geen werknemers meer’als reden voor de opzegging.
6 december 2018 wegens ziekte arbeidsongeschikt geraakt.
[eiseres] heeft Verzuimvizie verzocht om haar te begeleiden en adviseren bij het verzuim- en re-integratietraject van [naam werknemer] . Verzuimvizie heeft daarop een aanvang gemaakt met haar werkzaamheden, die in eerste instantie waren gericht op de terugkeer van [naam werknemer] op de eigen werkplek bij [eiseres] .
In het voorjaar van 2020 is de aandacht verlegd naar (het bevorderen van) de re-integratie op een andere werkplek (het zgn. tweede spoortraject). Ten behoeve van de hiermee verbonden werkzaamheden hebben [eiseres] en Verzuimvizie een afzonderlijke overeenkomst van opdracht gesloten.
[naam werknemer] is in het kader van het tweede spoortraject op therapeutische basis werkzaam geweest bij [naam B.V. 3] , maar is ook daar niet definitief gere-integreerd. Evenmin heeft hij in 2020 een passende werkkring elders gevonden.
‘ [naam controller][controller van [eiseres] , rechtbank]
,
[eiseres] heeft Verzuimvizie op de hoogte gesteld van de beslissing van UWV, waarna partijen de ontstane situatie in december 2020 hebben besproken.
Verzuimvizie heeft aansprakelijkheid afgewezen.
3.Het geschil
€ 1.114,26, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
4.De beoordeling
Een van deze bezwaren betreft de volgende passage in het proces-verbaal:
‘Mr. Delahaye verklaart:Gelet op de maximale spreektijd van 10 minuten zal ik mijn spreekaantekeningen niet volledig voordragen en zal ik daarvan zo nodig afwijken.
‘kort en goed gezegd’een samenvatting van de pagina’s 3 tot en met 7 van zijn pleitaantekeningen - en sommige passages volledig - heeft voorgedragen.
Zijdens Verzuimvizie is bij brief van 12 mei 2023 gereageerd op de inhoud van de brief van mr. Delhaye. Mr. Van Cappelle heeft aangevoerd, samengevat, dat de geciteerde opmerking van de griffier juist is en heeft verzocht om de pleitnota van mr. Delahaye als geheel geen onderdeel te laten zijn van het procesdossier.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het voorgaande dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling een zakelijke weergave van het aldaar verhandelde dient te bevatten. Mr. Delahaye heeft er, om hem moverende redenen, voor gekozen om de instructie van de rechtbank in haar brief van 31 augustus 2022 (maximaal 10 minuten spreektijd aan het begin van de zitting) te negeren en heeft uitgebreide spreekaantekeningen (10 dikbedrukte pagina’s) opgesteld. Hij heeft deze, na ingrijpen van de rechtbank met het oog op een goed verloop van de mondelinge behandeling en de gelijke behandeling van partijen, niet volledig kunnen voordragen. De geciteerde passage uit het proces-verbaal doet recht aan wat er wel door mr. Delahaye uit de spreekaantekeningen is voorgedragen. De volledige inhoud van spreekaantekeningen maakt zodoende geen deel uit van het dossier, maar uitsluitend de inhoud ervan conform de geciteerde opmerking van de griffier.
Voor het overige zijn de opmerkingen van mr. Delahaye niet relevant voor de verdere beoordeling van het geschil, zodat zij hierna buiten beschouwing blijven.
4.2. [eiseres] stelt dat Verzuimvizie in twee opzichten jegens haar is tekortgeschoten: (a) doordat zij begin 2020 heeft verzuimd om het tweede spoortraject voor [naam werknemer] tijdig op te starten, en (b) doordat zij in december 2020 [eiseres] niet heeft geadviseerd om maatregelen te treffen om de loonsanctie te bekorten.
De schade als gevolg van deze tekortkomingen bedraagt volgens [eiseres] , uiteindelijk (na de met [naam werknemer] getroffen regeling), € 33.926,08. Volgens [eiseres] is Verzuimvizie hiervoor aansprakelijk, omdat zij in december 2020, op de hoogte van de in gang gezette turboliquidatie van [eiseres] en van de door UWV aan [eiseres] opgelegde loonsanctie, [eiseres] had moeten adviseren om het tweede spoortraject voor [naam werknemer] nog enkele maanden voort te zetten, om UWV daarna te verzoeken om een bekorting van de sanctieperiode, welke bekorting zeker zou zijn toegestaan. In dat geval zou [eiseres] nog steeds financieel nadeel hebben ondervonden van de loonsanctie (enkele maanden loon c.a.), maar dat nadeel zou op basis van de poortwachtergarantie (zie rov. 2.4.) door verzekeraar De Goudse zijn gedragen. Verzuimvizie heeft echter nagelaten om het genoemde advies te geven, hetgeen haar kan worden verweten. Het door [eiseres] geleden nadeel als gevolg van de regeling met [naam werknemer] dient daarom door Verzuimvizie te worden vergoed, aldus nog steeds [eiseres] .
‘Dan zijn we meteen van een aantal claims af.’) uitgesproken - bedoeling van [eiseres] . Gelet op die opstelling had het geen zin om [eiseres] te adviseren om het tweede spoortraject voor [naam werknemer] nog enige tijd voort te zetten, aldus Verzuimvizie.
Tussen partijen staat het bestaan van deze tekortkoming allerminst vast. In het meest gunstige geval verwerpt de rechtbank de desbetreffende verweren van Verzuimvizie en volgt zij [eiseres] in haar standpunt dat Verzuimvizie is tekortgeschoten doordat zij [eiseres] in december 2020 niet heeft geadviseerd om maatregelen te treffen om de loonsanctie in verband met [naam werknemer] te bekorten.
In dat geval rijst de vraag of [eiseres] Verzuimvizie aansprakelijk kan houden voor de door haar gestelde schade. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Volgens ons heeft u niet voldoende gedaan om uw werknemer te re-integreren. (…) Omdat u niet voldoet aan uw re-integratieverplichtingen, moet u het loon van [naam werknemer] doorbetalen tot 2 december 2021. (…) In het rapport van onze arbeidsdeskundige kunt u lezen wat u nog moet doen voor de re-integratie van uw werknemer en welk resultaat u daarmee kunt bereiken. Voldoet u aan deze verplichtingen? Stuur dan opnieuw een re-integratieverslag op. Dan kunnen wij beslissen dat u het loon niet verder hoeft door te betalen. (…) Tot 2 december 2021 mag u uw werknemer niet ontslaan. Doet u dat toch, dan is uw werknemer verplicht hiertegen te protesteren.’
Uitgaande van de eigen stellingen van [eiseres] ligt het in de rede: (a) dat de turboliquidatie dan zou zijn uitgesteld, (b) dat [eiseres] haar verplichtingen jegens [naam werknemer] daarna, met behulp van Verzuimvizie, alsnog zou zijn nagekomen, (c) dat de loonsanctie vervolgens in tijd zou zijn bekort, en (d) dat voor [eiseres] resterend nadeel door De Goudse zou zijn gedragen.
Kortom: als (1) Verzuimvizie, ervan uitgaande dat dit van haar kon worden verwacht (zie rov. 4.2. al. 2), in december 2020 had geadviseerd om maatregelen te treffen om de loonsanctie te bekorten, maar ook als (2) [eiseres] in december 2020 haar eigen verantwoordelijkheid had genomen - wat had gekund én gemoeten, ook zonder een advies van Verzuimvizie - dan was de (gestelde) schade bij [eiseres] in het geheel niet ontstaan. Anders gezegd: de ‘eigen schuld’ in de zin van artikel 6:101 BW van [eiseres] moet worden gesteld op 100%; het desbetreffende verweer van Verzuimvizie (cva nr. 55) slaagt. Afdoende redenen om een andere causale verdeling te maken of om gebruik te maken van de billijkheidscorrectie, gelet op het bepaalde in artikel 6:101 lid 1-slot BW, zijn gesteld noch gebleken.
Al het andere dat partijen over en weer hebben gesteld kan onbesproken blijven. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
[eiseres] is de verliezende partij en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Verzuimvizie tot op heden worden begroot op € 2.837,- aan griffierecht en
€ 1.532,- (2 punten à € 766,-, tarief III), zijnde in totaal: € 4.369,-.
5.De beslissing
2 augustus 2023.