ECLI:NL:RBLIM:2023:4931

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
03.087872.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het vervoeren en aanwezig hebben van grote hoeveelheden harddrugs

Op 22 augustus 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 maart 2023 aanzienlijke hoeveelheden harddrugs heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad. De verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door advocaat mr. R.W.P. Krijnen. Tijdens de zitting op 8 augustus 2023 zijn de feiten behandeld, waarbij de officier van justitie de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten heeft geëist. De verdachte heeft bekend dat hij XTC-tabletten en andere verdovende middelen heeft vervoerd en aanwezig gehad in zijn garage in Heerlen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijke macht had over de verdovende middelen, ondanks zijn verklaring dat hij de garage ter beschikking had gesteld aan bekenden voor de opslag van hennep.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de schadelijkheid van harddrugs voor de volksgezondheid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere verslaving aan lachgas. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de aard van de feiten en het recidiverisico. Daarnaast is de in beslag genomen Mini Cooper Paceman verbeurd verklaard, omdat deze is gebruikt bij het plegen van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.087872.23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.W.P. Krijnen, advocaat, kantoorhoudende te Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 augustus 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte opzettelijk:
feit 1:9855 XTC-tabletten (4202,8 gram) MDMA (XTC) heeft vervoerd, althans aanwezig heeft gehad;
feit 2:1820,01 gram metamfetamine, 2340,26 gram amfetamine en/of 516,5 gram MDMA (XTC) en/of amfetamine aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Bij feit 1heeft de officier van justitie gewezen op de bekennende verklaring van de verdachte. Bij feit 2 heeft de officier van justitie gewezen op het aantreffen van de verdovende middelen, de uitslagen van de onderzoeken aan die verdovende middelen zoals genoemd bij feit 2, en de verklaring van de verdachte dat hij wist dat er zich spullen in zijn garage bevonden die niet legaal waren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1
Nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 8 augustus 2023;
  • het proces-verbaal van bevindingen van aantreffen van de verdovende middelen
- de kennisgeving van inbeslagneming van deze verdovende middelen [3] ;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [4] ;
- de rapporten van het NFI [5] .
Feit 2
Op 30 maart 2023 werden in de garage, behorend bij de woning van de verdachte aan de [adres] in Heerlen, drie containers aangetroffen. In één van deze containers lag een boodschappentas met daarin een bewaardoos met kristallen. Tevens werd in de boodschappentas een zwarte plastic vuilniszak aangetroffen met daarin een rode tas met daarin een gripzak met eveneens kristallen. Tevens zat in de vuilniszak een witte plastic zak met daarin vier zakken met daarin op XTC gelijkende stoffen. [6]
De kristallen in de bewaardoos en de gripzak [7] en de op XTC gelijkende stoffen [8] werden in beslag genomen en bemonsterd. Het bleek te gaan om 1.000,02 gram en 819,99 gram kristallen, 905,27 gram roze pillen en 1.434,99 gram gele pillen [9] . Onderzoek door het NFI toonde aan dat de 1.000,02 gram [10] en 819,9 gram [11] kristallen metamfetamine bevatten, en de 905,27 gram roze en 1.434,99 gram gele pillen [12] een lage concentratie amfetamine.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 8 augustus 2023 verklaard dat hij de garage tegen betaling ter beschikking had gesteld aan bekenden voor - naar hij aannam - de opslag van hennep. Deze kennissen hadden een sleutel, maar hij had ook zelf nog een sleutel van de garage. Hem was niet gezegd dat hij er niet mocht komen zolang zij de garage in gebruik hadden.
Aanwezig hebben van harddrugs
Aan de verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij aanzienlijke hoeveelheden van verschillende typen verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Van
aanwezig hebbenals bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet is sprake als de betreffende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden, en dus als de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Voor een bewezenverklaring van
aanwezig hebbenhoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat de verdovende middelen aan de verdachte toebehoorden.
De rechtbank stelt voorop dat de bewoner van een woning bekend mag worden verondersteld met, en verantwoordelijk mag worden gehouden voor, hetgeen zich in die woning afspeelt en bevindt, tenzij omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt die maken dat van dit uitganspunt moet worden afgeweken. De rechtbank is van oordeel dat van dergelijke omstandigheden geen sprake is en acht het volgende daarvoor redengevend.
De verdovende middelen zijn aangetroffen in de, bij de woning van de verdachte behorende, garage. Hij had toegang tot deze garage, ook in de periode dat hierin verdovende middelen waren opgeslagen. Er was niet besproken dat hij hier niet mocht komen. Aldus kon de verdachte over deze verdovende middelen feitelijke macht uitoefenen in de zin dat hij daarover kon beschikken.
Dat zijn opzet slechts op het aanwezig hebben van hennep zou zijn gericht, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg. Het lag op het pad van de verdachte om te controleren wat er daadwerkelijk in zijn garage lag, te meer nu hem later door dezelfde kennissen was gevraagd om pillen (harddrugs) te vervoeren. Door dit na te laten heeft de verdachte de aanmerkelijke kans dat er andere verdovende middelen dan hennep in de garage waren opgeslagen, bewust aanvaard. De verdachte had daarmee voorwaardelijk opzet op het aanwezig hebben van de aangetroffen metamfetamine en amfetamine.
De rechtbank acht derhalve ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen, voor zover dit ziet op de hoeveelheden van 1.820,01 gram en 2.340,26 gram.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het opzettelijk aanwezig hebben van 124,6 gram, 383,3 gram en 8,6 gram MDMA (XTC) en/of amfetamine, nu deze hoeveelheden niet (door een forensisch instituut) zijn onderzocht en derhalve niet kan worden vastgesteld of deze hoeveelheden MDMA en/of amfetamine bevatten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:
op 30 maart 2023 te Landgraaf opzettelijk heeft vervoerd (4.990 + 4.865=) 9.855 tabletten ((2.100,86 + 2.101,94=) 4.202,8 gram) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:
op 30 maart 2023 te Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (819,99 + 1.000,02=) 1.820,01 gram van een materiaal bevattende metamfetamine en
- (1.434,99 + 905,27=) 2.340,26 gram van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde metamfetamine en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 720 dagen, waarvan 662 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede een geldboete ter hoogte van € 50.000,-.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de strafeis van de officier van justitie, met uitzondering van de geldboete. De raadsman heeft verzocht deze te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van een telkens aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. Het is algemeen bekend dat (hard)drugs zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Dit heeft de verdachte zelf aan den lijve ondervonden: langdurig lachgasgebruik heeft zijn zenuwstelsel aangetast. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door (vermogens)delicten te plegen, waardoor schade en overlast wordt veroorzaakt. Ten slotte gaat de handel in verdovende middelen gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit en grote zwarte geldstromen die de legale economie ondermijnen. Dit is dan ook de reden dat op drugsdelicten vrijheidsstraffen van aanmerkelijke duur zijn gesteld.
Persoon van de verdachte
Uit het reclasseringsrapport van 12 juli 2023 en hetgeen ter terechtzitting is besproken, komen de volgende persoonlijke omstandigheden naar voren. Aansluitend aan zijn middelbare school (atheneum) is de verdachte bij zijn vader in de zaak gaan werken. Vanaf zijn 22e levensjaar heeft de verdachte een lachgasverslaving ontwikkeld. Langdurig gebruik van deze drug heeft bij de verdachte ernstige zenuwschade veroorzaakt, waarvan hij tot op heden nog de nadelige gevolgen ondervindt. Hij volgt nog steeds een intensief revalidatieprogramma. Hij probeert met hulp van zijn ouders zijn leven ook verder weer op de rit te krijgen. In de tijd dat de verdachte onderhavige feiten heeft gepleegd, was hij nog verslaafd.
Straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor het vervoeren en aanwezig hebben van harddrugs. Met het hanteren van deze oriëntatiepunten wordt door de rechtspraak beoogd rechtsongelijkheid tegen te gaan door vergelijkbare gevallen gelijk te bestraffen. De hoeveelheden waarom het in deze zaak gaat, vallen volgens de LOVS in de categorie waarbij een gevangenisstraf van (totaal) 35 tot 48 maanden is vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat enkel en alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is en acht de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. De officier van justitie heeft in zijn strafeis in vergaande mate rekening gehouden met de hierboven besproken persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank zal hiermee ook rekening houden, maar weegt het revalidatietraject van de verdachte níet zwaar mee in diens voordeel bij het bepalen van de straf. De reden hiervoor is dat de verdachte aanzienlijke hoeveelheden harddrugs heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad terwijl hij al in dit revalidatietraject zat om te herstellen van de verwoestende gevolgen van het bovenmatig gebruik van andere, maar evenzeer schadelijke verdovende middelen. De wetenschap van de schadelijke gevolgen van drugs had voor hem extra aanleiding moeten zijn om niet met drugs in de weer te gaan. Bovendien had hij zich moeten realiseren dat hij zijn revalidatietraject in gevaar bracht met zijn handelen, gelet op de mogelijke strafrechtelijke gevolgen hiervan. Wel houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met de omstandigheid dat hij ervan blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien, afscheid zegt te hebben genomen van zijn vroegere criminele kennissenkring en gemotiveerd lijkt om zijn leven een wending ten goede te geven.
Een voorwaardelijk strafdeel als spreekwoordelijke stok achter de deur acht de rechtbank niet noodzakelijk nu zij, net als de reclassering, het recidiverisico niet als hoog inschat.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, de personenauto, Mini Cooper Paceman, zal verbeurd worden verklaard, nu dit een voorwerp betreft met behulp waarvan feit 1 is begaan.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- personenauto, Mini Cooper Paceman, goednummer: 1594834.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. L.P. Bosma en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2023.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij op of omstreeks 30 maart 2023 te Landgraaf opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer (4990 + 4865=) 9855 tabletten (XTC-pillen) (zijnde (2100,86 + 2101,94=) 4202,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC), zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij op of omstreeks 30 maart 2023 te Heerlen opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer (819,99 + 1000,02=) 1820,01 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
- ongeveer (1434,99 + 905,27=) 2340,26 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer (124,6 + 383,3 + 8,6=) 516,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC) en/of amfetamine,
zijnde metamfetamine en/of amfetamine en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2023048743, gesloten op 13 juni 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 219.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2023, pagina 7 en 8.
3.De kennisgeving van inbeslagneming van 30 maart 2023, pagina 14 en 15.
4.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 6 april 2023, pagina 102 tot en met 104.
5.De rapporten van het NFI van 4 april 2023, pagina 106 en 107.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2023, pagina 47 tot en met 49.
7.De kennisgeving van inbeslagneming van 30 maart 2023, pagina 84.
8.De kennisgeving van inbeslagneming van 30 maart 2023, pagina 82 en 83.
9.Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 6 april 2023, pagina 119 tot en met 123.
10.Het schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDENT van het NFI van 4 april 2023, pagina 126.
11.Het schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDENT van het NFI van 4 april 2023, pagina 125.
12.Het schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDENT van het NFI van 9 mei 2023, pagina 128.