ECLI:NL:RBLIM:2023:4915

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
321270 HA RK 23-142
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende vooringenomenheid en niet verstrekken van dossier

In deze zaak heeft verzoeker op 14 augustus 2023 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechter bij de Rechtbank Limburg, in verband met een strafzaak die op 15 augustus 2023 gepland stond. Verzoeker stelde dat de rechter voorafgaand aan de zitting een vrees van vooringenomenheid had laten ontstaan door niet te luisteren naar gegronde redenen, zoals ziekte en de afzegging van een advocaat. Verzoeker was van mening dat de rechter alleen rekening hield met de agenda van het Openbaar Ministerie en dat het dossier niet beschikbaar was gesteld.

De rechter heeft op 14 augustus 2023 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en aangegeven niet in het verzoek te berusten. Gezien de korte tijd tussen het indienen van het verzoek en de geplande zitting, werd besloten om geen mondelinge behandeling te houden en schriftelijk uitspraak te doen.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Het verzoek werd als kennelijk ongegrond verklaard, omdat het gericht was tegen een procesbeslissing van de rechter en niet tegen de rechterlijke onpartijdigheid zelf. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Wrakingskamer
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 321270/ HA RK 23-142
Beslissing van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: verzoeker,
dat strekt tot wraking van mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechter in deze rechtbank, hierna: de rechter.

1.De procedure

Op 14 augustus 2023 is ter griffie een e-mailbericht van verzoeker ontvangen in de strafzaak met parketnummer 103147-23, welke zaak op 15 augustus 2023 ter zitting gepland staat.
De rechter heeft op 14 augustus 2023 de wrakingskamer bericht niet in het verzoek te berusten en heeft de wrakingskamer haar schriftelijke reactie doen toekomen.
In aanmerking nemende dat de betreffende zitting reeds op 15 augustus 2023 plaatsvindt, volgt geen mondelinge behandeling en zal schriftelijk uitspraak worden gedaan.

2.Het verzoek tot wraking

Verzoeker wraakt de rechter omdat deze “vooraf al ‘vrees van vooringenomenheid’ (heeft) laten ontstaan, door niet te luisteren naar gegronde redenen, zoals ziekte en de afzegging van een vreemde advocaat. Daarmee is na dus nu vooraf aan deze zitting door de rechter zijn vooringenomenheid getoond, om vervolgens alleen maar rekening te houden met de agenda van het OM. Ook is er vooringenomenheid van de rechtbank getoond, doordat het dossier nooit eens beschikbaar is gesteld”.

3.Standpunt van de rechter

De rechter heeft schriftelijk te kennen gegeven dat zij niet berust in de wraking en zij heeft uiteengezet waarom zij het verzoek tot aanhouding niet heeft gehonoreerd.

4.De beoordeling

Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Uitgangpunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingkamer komt geen oordeel toe over de juistheid van een beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de inhoudelijke behandeling van de zaak.
De wrakingskamer leest het verzoek aldus dat verzoeker het niet eens is met de beslissing van de politierechter om de zaak niet aan te houden. Dit kan niet anders worden opgevat dan als gericht tegen een door de rechter genomen procesbeslissing. Zoals uit het hier bovenstaande volgt, kan een dergelijke beslissing geen grond vormen voor wraking, zodat het verzoek in zoverre kennelijk ongegrond is. Voor zover het verzoek tevens zijn grond vindt in het niet verstrekken van het dossier door ‘de rechtbank’, heeft het geen betrekking op de rechter en is het gericht tegen de gehele rechtbank. Ook op dit punt kan het verzoek dan ook niet slagen.
De wrakingsgrond is derhalve tevergeefs aangevoerd. Het verzoek tot wraking is daarom ongegrond.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart het verzoek tot wraking van de rechter ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto, voorzitter, mr. H.M.J. Quaedvlieg en
mr. C.M.J. van den Acker, leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen, griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023 en schriftelijk vastgelegd op 15 augustus 2023.