In deze zaak vorderen beide ouders vervangende toestemming om hun minderjarige kind in te schrijven op een middelbare school. De voorzieningenrechter heeft de minderjarige de gelegenheid gegeven om zijn mening te uiten tijdens een kindgesprek. De ouders zijn na hun scheiding in 2015 overeengekomen dat hun kind wekelijks bij hen verblijft, maar zijn het nu oneens over de schoolkeuze. De moeder wil dat het kind naar een school in [vestigingsplaats 1] gaat, terwijl de vader wil dat het kind naar de school in [vestigingsplaats 2] gaat, waar hij al zijn lagere schooltijd heeft doorgebracht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ouders een afspraak hadden gemaakt over de schoolkeuze en dat de moeder onvoldoende zwaarwegende argumenten heeft aangedragen om van deze afspraak af te wijken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is om naar de school in [vestigingsplaats 2] te gaan, waar hij al vrienden heeft en bekend is met het schoolsysteem. De vordering van de moeder is afgewezen en de vordering van de vader is toegewezen, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.