ECLI:NL:RBLIM:2023:4876

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
ROE 23/1706
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 augustus 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die in een huurwoning woont, had tegen het besluit van de burgemeester van Maastricht geprotesteerd, dat hem opdroeg zijn woning te sluiten voor drie maanden vanwege de vondst van 1.596 gram hennep en andere verdovende middelen. De burgemeester had eerder al besloten de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, en dit besluit werd in het bestreden besluit gehandhaafd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, en dat de sluiting noodzakelijk en evenredig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester voldoende onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de sluiting voor de psychische gesteldheid van verzoeker. Ondanks verzoekers argumenten over zijn psychische kwetsbaarheid en de impact van de sluiting op zijn leven, concludeert de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van actieve suïcidaliteit en dat verzoeker voldoende professionele hulp ontvangt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de burgemeester de woning kan sluiten, met inachtneming van een termijn van twee weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1706

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester

(gemachtigde: [Naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 18 juli 2023 (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij met ingang van 25 juli 2023, bij e-mail van 24 juli 2023 gecorrigeerd naar 2 augustus 2023, de woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning) moet sluiten en voor drie maanden gesloten moet houden.
1.1.
De burgemeester heeft met het besluit van 31 maart 2023 (het primaire besluit) de woning gesloten voor de duur van drie maanden vanaf 6 april 2023. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester de sluiting gehandhaafd en bepaald dat de woning dient te worden gesloten per 25 juli 2023 (2 augustus 2023). Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en heeft wederom verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft toegezegd te wachten met de sluiting totdat op het verzoek is beslist.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester en [naam deskundige] , gedragsdeskundige verbonden aan de gemeente [woonplaats] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter kan een voorziening treffen als is voldaan aan de vereisten die in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan vermeld. In dit artikel is bepaald dat de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Gelet op de aard van de zaak – een woningsluiting – neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan.
Waar gaat de zaak over?
5. Verzoeker woont in een huurwoning. De politie heeft op 26 januari 2023 in verzoekers woning 1.596 gram hennep en hash aangetroffen. Daarnaast werden er in de woning onderdelen aangetroffen die in de regel gebruikt worden bij het opzetten van een hennepplantage. Tevens zijn in de woning een drietal wapens aangetroffen, waarvan achteraf bleek dat twee wapens een replica wapen betroffen en één wapen een echt vuurwapen betrof. De doorzoeking van de woning vond plaats naar aanleiding van de staande houding van een persoon eerder op die dag. Deze persoon verklaarde dat hij zojuist verdovende middelen (60 gram hennep) had gekocht bij de woning van verzoeker.
6. De burgemeester heeft op 9 februari 2023 verzoeker laten weten dat het voornemen bestaat de woning te sluiten. Verzoeker heeft op 15 februari 2023 en 22 maart 2023 een zienswijze ingediend.
7. De burgemeester heeft daarop het primaire besluit genomen om de woning voor drie maanden te sluiten. Verzoeker heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
8. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 2 mei 2023 (zaaknummer 23/767) het verzoek toegewezen en heeft het besluit van 31 maart 2023 geschorst tot twee weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. De voorzieningenrechter was kort samengevat van oordeel dat de burgemeester bevoegd was de woning te sluiten, dat de sluiting noodzakelijk was maar dat het aannemelijk is dat de sluiting (grote) impact zal hebben op verzoeker vanwege zijn psychische kwetsbaarheid. De voorzieningenrechter heeft daarbij betrokken dat er aanwijzingen zijn dat de woningstichting de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal ontbinden wanneer de sluiting doorgang vindt en verzoeker na drie maanden niet naar zijn woning kan terugkeren. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester opgedragen om in de bezwaarprocedure nader onderzoek te doen naar de gevolgen van de sluiting op de psychische gesteldheid van verzoeker.
9. De burgemeester heeft na nader onderzoek geconcludeerd dat geen sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat de woningsluiting onevenredig is en heeft de woningsluiting gehandhaafd.
10. Verzoeker heeft de bevoegdheid van de burgemeester om te sluiten, de noodzakelijkheid en de evenredigheid van de sluiting betwist.
Toetsingskader
11. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
11.1.
Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damoclesbeleid Lokalen en Woningen [woonplaats] ” (beleid) vastgesteld. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Gelet op artikel l (onder woningen) wordt, indien er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen, bij softdrugs de woning gesloten voor de duur van drie maanden.
11.2.
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 28 augustus 2019, [1] hierna de overzichtsuitspraak, uiteengezet, in acht te worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
12. De Afdeling heeft al vaker overwogen dat een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram als hoeveelheid voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Bij een grotere hoeveelheid drugs dan dat mag worden aangenomen dat het niet (alleen) voor eigen gebruik is, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. Het ligt in dat geval op de weg van een betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Deze lijn heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 juni 2022 nog bevestigd. [2]
12.1.
Volgens verzoeker komt de burgemeester geen sluitingsbevoegdheid toe omdat de bevindingen van de politie in de bestuurlijke rapportage van 31 januari 2023 geen of onvoldoende grondslag daarvoor vormen. Er mag omtrent de hoeveelheid verdovende middelen niet worden uitgegaan van het proces-verbaal omdat geen, al dan niet indicatieve, test heeft plaatsgevonden. Verzoeker wist van de aanwezigheid van hennep of hennepresten al helemaal niet meer, laat staan dat hij vanuit de woning heeft gehandeld. Hij heeft ietwat hennep aanwezig gehad voor eigen gebruik. Dat is medicinale hennep die niet de werkzame bestanddelen bevat die het tot hennep maken. Dat had al aanleiding moeten zijn om ook een test uit te voeren. De burgemeester heeft miskend, dat in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van het gestelde in het proces-verbaal.
12.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De burgemeester mag in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Indien de betrokkene de bevindingen betwist zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd het feit dat de aangetroffen hennep en hash niet is getest niet maakt dat de burgemeester niet van het onderzoek van de politie mocht uitgaan. In deze zaak is een bestuurlijke rapportage op ambtseed opgemaakt. De burgemeester mag van een dergelijke rapportage uitgaan, tenzij hetgeen verzoeker aanvoert twijfel wekt aan de betrouwbaarheid van de vaststelling in de bestuurlijke rapportage. [3]
12.3.
In de bestuurlijke rapportage van 31 januari 2023 is vermeld dat in verzoekers woning 1,596 kilogram hennep is aangetroffen. De hennep is niet getest. De politie heeft vastgesteld dat de aangetroffen hennep en hash qua uiterlijke kenmerken en geur volledig overeenkomt met de kenmerken van hennep en hash. Uitgegaan mag worden van de beroepsmatige ervaring van de politie met hennep en hash zodat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de bevindingen van de politie dat het hennep en hash betrof en daarom geen reden bestond om te testen. De burgemeester mag dan ook uitgaan van het gestelde in de bestuurlijke rapportage dat 1.596 gram hennep is aangetroffen. Verzoekers stelling dat hij geen weet (meer) had van de hennep is niet relevant omdat bij het gebruik maken van de bevoegdheid om te sluiten verwijtbaarheid geen rol speelt. [4] Bovendien acht de voorzieningenrechter verzoekers stelling dat hij niet wist dat er hennep in zijn huis lag niet geloofwaardig, mede gelet op zijn reactie op de mededeling van de politie dat er meer hennep is aangetroffen. Verzoeker heeft op die mededeling immers niet afwijzend gereageerd. De pas in beroep naar voren gebrachte stelling dat het om medicinale hennep zou gaan, heeft verzoeker niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een medische verklaring. Verzoekers uitleg ter zitting dat hij de hennep van een vriend kreeg die het op zijn beurt weer van een arts kreeg, is ongeloofwaardig en dat heeft verzoeker evenmin onderbouwd. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid acht de voorzieningenrechter het ook niet aannemelijk dat deze (uitsluitend) voor eigen gebruik was.
12.4.
Gelet op de aangetroffen situatie is de voorzieningenrechter van oordeel dat mag worden aangenomen dat geen sprake is van eigen gebruik, maar van handel. Daarom is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten. Verwijtbaarheid van verzoeker speelt bij die bevoegdheid geen rol. Daarvoor is namelijk de aangetroffen situatie van belang, en die is in dit geval voldoende voor de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester.
12.5.
De sluiting van de woning voor de duur van drie maanden is in overeenstemming met het beleid. Dan is de vraag of de woningsluiting noodzakelijk en evenredig is.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
13. Verzoeker betoogt dat er geen enkele noodzaak is tot sluiting van de woning. Het is niet zo dat uit zijn woning hennep is verkocht aan de aangehouden persoon. Verzoeker heeft in dat verband een verklaring overgelegd van [naam 2] . Uit de aanvullende rapportage van de politie van 29 juni 2023 kan niet worden afgeleid dat aan de naar binnen gelopen persoon henneptoppen zijn verkocht. Men ziet een persoon naar binnen gaan en weer naar buiten komen. Dat nadien henneptoppen zijn aangetroffen in het voertuig van die persoon, sluit niet uit dat die toppen al in dat voertuig lagen of wellicht de henneptoppen zijn geweest die deze persoon heeft trachten te verkopen aan verzoeker. Dat in de eerste bestuurlijke rapportage is opgenomen dat deze persoon anders heeft verklaard, doet daaraan ook niet af. Een apart proces-verbaal met een ondertekende verklaring van deze persoon, ontbreekt, althans zit niet bij dc stukken. Verzoeker was en is niks bekend van eerdere politiemeldingen, laat staan in 2021, hetgeen ook al geruime tijd geleden is. De vraag is wanneer die meldingen zijn gedaan en door wie en wat de inhoud van die meldingen was. Verzoeker heeft recht op inzage omdat de burgemeester deze meldingen onder andere gebruikt om te concluderen dat de woning een rol vervult in de keten van drugshandel. Verzoeker betwist verder dat zijn woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt. Uit het overzicht van eerdere woningsluitingen op andere adressen blijkt dat slechts één woningsluiting heeft plaatsgevonden in 2021 in de wijk [adres 2] en de andere woningsluitingen in [adres 3] en dat is een geheel andere wijk. Er is door de burgemeester niet waargemaakt dat sprake is van een ernstig geval. Ook kan de burgemeester niet blijven volhouden dat wegens de aanhouding van een verdachte persoon die drugs zou hebben gekocht in de woning dus sprake is van een woning die bekendheid geniet binnen het criminele drugscircuit. Verzoeker bestrijdt dat het vuurwapen in combinatie met de aangetroffen verdovende middelen wel een indicatie is dat sprake is van handel in verdovende middelen. Het vuurwapen en overigens ook de onderdelen om mogelijk een hennepplantage op te bouwen vormen juridisch ook niet de grondslag van het bestreden primaire besluit. Verzoeker had die onderdelen al meer dan 15 jaar in de woning liggen. Het was nooit de bedoeling om daarmee een hennepplantage op te richten. Dan had verzoeker dat wel eerder gedaan. In het verleden heeft verzoeker nog met de gedachte gelopen om onderdelen te gebruiken voor een legale ventilatie-voorziening in de bijkeuken. Verzoeker heeft geloofwaardig uitgelegd hoe hij aan het wapen is gekomen. Dit lag op een kar met oud ijzer. Hij heeft nota bene nog de bedoeling gehad om de politie te bellen met de vraag of hij dat wapen kon behouden, feitelijk ook als een soort siervuurwapen. Er zaten ook geen kogels bij, dus behalve als siervuurwapen kon verzoeker dat wapen niet gebruiken.
13.1.
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
13.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [5] volgt dat als uitgangspunt geldt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat die woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Die noodzaak zal in beginsel ook groter zijn als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van een dergelijke woning door de burgemeester voor bij die woningen betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen. [6] Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat in een grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt.
13.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk mocht vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning en voor het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter overweegt daarover het volgende.
13.4.
Vanwege de in de woning aangetroffen handelshoeveelheid drugs mag worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Het is aan verzoeker om voldoende twijfel te zaaien over die aanname. Verder mocht de burgemeester voor het aannemen van feitelijke handel uitgaan van de op ambtseed opgestelde bestuurlijke (aanvullende) rapportages van 31 januari 2023 en van 29 juni 2023 waaruit blijkt dat de aangehouden persoon in de woning van verzoeker is geweest en heeft verklaard dat hij aldaar drugs had gekocht. Dat geen apart proces-verbaal van de aangehouden persoon is opgesteld maakt dat niet anders omdat mag worden uitgegaan van de eerder genoemde op ambtseed opgestelde bestuurlijke rapportages. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester aan die rapportages meer waarde mocht hechten dan aan de verklaring van [naam 2] die verklaart dat de aangehouden persoon aan de deur kwam om drugs te verkopen. De voorzieningenrechter acht die verklaring niet geloofwaardig. Bovendien is die verklaring niet verifieerbaar.
13.5.
In de bestuurlijke rapportage van 31 januari 2023 staat dat in 2021 meldingen bij de politie zijn binnengekomen dat verzoeker zou handelen in verdovende middelen in de omgeving van diens woning. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester mag uitgaan van die bestuurlijke rapportage en dit gegeven mocht betrekken als een van de omstandigheden om feitelijke handel aan te nemen. Dat verzoeker niet bekend zou zijn met die meldingen doet daar niet aan af.
13.6.
De burgemeester heeft in het bestreden besluit voldoende onderbouwd dat verzoekers woning in de wijk [adres 3] ligt en niet in de wijk [adres 2] zoals verzoeker stelt. De wijk [adres 3] is een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Dit blijkt uit het overzicht in het bestreden besluit; in de wijk [adres 3] hebben vanaf 2017 tot en met 2022 in totaal zeven woningsluitingen en in de aangrenzende wijk [adres 2] één woningsluiting plaatsgevonden wegens aangetroffen softdrugs of een hennepplantage. De burgemeester heeft in het verweerschrift van 4 augustus 2023 opgemerkt dat recent in een woning in de wijk [adres 3] ( [adres 4] ) een handelshoeveelheid softdrugs en harddrugs is aangetroffen wat volgens de burgemeester te meer de kwetsbaarheid van die wijk aangeeft en de noodzaak op te treden groter maakt. De voorzieningenrechter is van oordeel voldoende is komen vast te staan dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt waarmee de noodzaak om te sluiten groter is.
13.7.
Verder draagt het feit dat een vuurwapen is aangetroffen in de woning eraan bij dat de woning berokken is bij drugshandel. Vuurwapens worden binnen het criminele drugscircuit gebruikt als verdedigingsmiddel en hebben tevens een afschrikkende werking. Het feit dat geen kogels zijn aangetroffen doet niet af aan de afschrikkende werking. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd over de vondst van het wapen, namelijk dat hij dit enkele dagen voor de inval had gevonden op een kar met oud ijzer en dat hij de politie had willen bellen of hij het wapen als sierwapen kon behouden, acht de voorzieningenrechter niet geloofwaardig.
13.8.
De voorzieningenrechter laat wat verzoeker heeft aangevoerd over de aangetroffen onderdelen die zien op het opzetten van een hennepplantage buiten bespreking omdat de burgemeester de vondst van deze spullen niet ten grondslag heeft gelegd aan de noodzaak voor de sluiting.
13.9.
De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat de woning een rol vervult in het criminele circuit en bekend staat als drugspand en daarmee een aanzuigende werking heeft op drugscriminelen.
13.10.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk kunnen vinden ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Is sluiting van de woning evenredig?
14. Als de sluiting van de woning noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling in een geval als dit de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting van belang.
14.1.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de sluiting niet evenredig is vanwege een aantal bijzondere omstandigheden waarmee de burgemeester geen of onvoldoende rekening heeft gehouden. De burgemeester heeft ook niet of onvoldoende uitvoering gegeven aan de instructie die de voorzieningenrechter in de eerste voorlopige voorzieningenuitspraak heeft gedaan. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij een bijzondere binding met de woning heeft vanwege zijn psychosociale en fysieke problemen. Hij is recent ook een week opgenomen in het ziekenhuis wegens acute hartproblemen, heeft een operatieve ingreep gehad en moet onder controle blijven. Ook staat hij op de lijst voor een nieuwe heup. Uit de diverse overgelegde verklaringen van de huisarts of de gespecialiseerd thuisbegeleider ( [naam 3] ) kan wel worden afgeleid dat verzoeker gebonden is, zowel fysiek als psychisch, aan die woning. De woning vormt voor hem al bijna 30 jaar een vast baken, waarin hij ook zijn familie kan ontvangen. Verzoeker gaat binnenkort alsnog een GGZ traject starten bij Mondriaan. De diverse hulpverleners, waaronder [naam 4] van Trajekt, vinden dat er bij verzoeker duidelijk sprake is van symptomen van depressieve gevoelens en psychosomatische klachten. Er is al langer een patroon dat maakt bij tegenslag door stress, spanning en angst, suïcide gedachten opkomen. Een en ander is ook gerelateerd aan zijn helaas overleden zoon. Aan de conclusie van de gedragsdeskundige dat geen sprake is van actieve suïcidaliteit ligt geen uitgebreid onderzoek ten grondslag; deze is op 26 juni 2023 ongeveer een halfuur bij verzoeker thuis geweest. Niet duidelijk is of de gedragsdeskundige [naam deskundige] een arts is en/of een psychiater. [naam 4] heeft uitgelegd waarom het tot nu toe moeilijk is geweest om tot een uitgebreide diagnose en rapportage te komen. Die zal er uiteindelijk wel moeten liggen om over dit onderwerp gerechtvaardigde conclusies te kunnen trekken. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige (een arts, psycholoog en/of psychiater) te benoemen voor een onderzoek ter beantwoording van de vraag of er bij verzoeker sprake is van een dusdanig risico op actieve suïcidaliteit bij woningsluiting, dat daarvan moet worden afgezien en dat een woningsluiting derhalve onevenredig is. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat hij geen woonalternatief heeft. Hij heeft nog twee zonen, die geen passende woonruimte hebben. De woningstichting wil de huurovereenkomst ontbinden. Verzoeker bestrijdt de stelling van de burgemeester dat deze beslissing van de verhuurster niet afhankelijk is van een woningsluiting door de burgemeester. Een ontbinding van de huurovereenkomst heeft ook tot gevolg dat er een groot risico voor verzoeker is dat hij de woning definitief kwijt raakt. Indien de woningsluiting achterwege blijft heeft dit voor verzoeker ook positieve gevolgen in het kader van een waarschijnlijke ontbindingsprocedure bij de Kantonrechter als huurrechter in het civiele traject.
- Verwijtbaarheid
14.2.
In de overzichtsuitspraak overweegt de Afdeling dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. Verzoeker heeft ter zitting aangevoerd dat hem geen verwijt valt te maken omdat de drugs er al zo lang lag dat hij dat niet meer wist. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt. De drugs zijn in de woning aangetroffen. Verzoeker had daarom redelijkerwijs op de hoogte kunnen en moeten zijn van de aanwezigheid van de drugs. Verzoeker is huurder en bewoner van de woning en verantwoordelijk voor de gang van zaken in de woning. Verzoeker valt van de overtreding daarom een verwijt te maken.
-
Gevolgen
14.3.
Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling heeft in de uitspraak van 2 februari 2022 daaraan toegevoegd dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken.
Bijzondere binding
14.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning. Dat verzoeker fysieke klachten en psychosociale klachten heeft, wordt niet betwist en blijkt ook uit de stukken, maar niet is gebleken dat verzoeker hierom niet in een andere woning (gelijkvloers) zou kunnen verblijven. Uit de brieven van de huisarts van 17 februari 2023 en van 3 augustus 2023 en de brief van Mondriaan van 12 april 2023 blijkt niet dat verzoeker om medische redenen de woning moet blijven. Verzoeker heeft ook geen indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 overgelegd. De verklaring van de gespecialiseerde thuisbegeleider, niet zijnde een arts en of psychiater, uit 2021 acht de voorzieningenrechter niet actueel en onvoldoende om te concluderen dat verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning. Uit de overgelegde brief van de cardioloog van 14 juli 2023 blijkt dat verzoeker is opgenomen in het ziekenhuis van 13 juli 2023 tot 17 juli 2023 vanwege hartklachten. Daaruit blijkt geen bijzondere binding met de woning. Verzoeker heeft ter zitting nog toegelicht dat hij langer geleden een toilet en badkamer op de begane grond heeft gerealiseerd. Dat dit vanwege een medische noodzaak is gebeurd, is niet gebleken. Ook al zou dat wel zo zijn, dan maakt dit niet dat sprake is van een bijzondere binding omdat verzoeker ook elders gelijkvloers zou kunnen wonen. Verzoeker stelt verder dat hij op de begane grond, op een bank slaapt. Ook dit betekent niet dat sprake is van een bijzondere binding met de woning. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat het voor hem belangrijk is dat hij zijn kinderen en kleinkinderen kan blijven ontvangen. Dit maakt evenmin dat sprake is van een bijzondere binding met de woning. Verzoeker kan ook op een andere plek bezoek ontvangen.
14.5.
Dat verzoeker niet bij zijn zonen terecht kan voor huisvesting betekent niet dat verzoeker per definitie dakloos zal worden. Verzoeker heeft vanwege de persoonlijke verwijtbaarheid aan de overtreding ook een eigen verantwoordelijkheid bij het vinden van andere huisvesting. Tot nu toe heeft verzoeker geen actie ondernomen om andere huisvesting te vinden. Dit heeft verzoeker ook verklaard. Verzoeker heeft aangegeven dat hij geen gebruik wil maken van de door de gemeente aangereikte tijdelijke oplossingen voor wonen. De voorzieningenrechter concludeert dat niet is gebleken dat verzoeker geen andere vervangende woonruimte kan vinden. Dat verzoeker hier om hem moverende redenen geen moeite heeft gedaan om een andere woning te vinden, komt voor zijn risico.
14.6.
De stelling van verzoeker dat de verhuurster als gevolg van de dreigende woningsluiting de huurovereenkomst wil ontbinden volgt de voorzieningenrechter niet omdat uit e-mail berichten van 17 april 2023 en 23 mei 2023 blijkt dat de verhuurster ook wil overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst als het pand niet wordt gesloten.
Kwetsbaarheid
14.7.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2023 nader onderzoek in de bezwaarprocedure heeft verricht. Er is contact opgenomen met de maatschappelijk werker van Traject, [naam 4] . Deze verklaarde dat het verlies van de woning niet bevorderlijk is voor de psychische toestand van verzoeker. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om een verklaring van een psycholoog of psychiater over te leggen, bijvoorbeeld van Mondriaan waar verzoeker een afspraak mee had. De maatschappelijk werker van Traject heeft op 1 juni 2023 bericht dat hij contact heeft gehad met de psycholoog van Mondriaan waar eiser een consult mee had en dat Mondriaan geen verklaring afgeeft omdat een eenmalig consult is geweest. Vervolgens heeft de maatschappelijk werker op 6 juni 2023 bericht waarom het zo moeilijk is om een verklaring van een psycholoog te verkrijgen en heeft de maatschappelijk werker zijn visie gegeven over de gevolgen voor verzoeker van een mogelijke woningsluiting.
14.8.
De burgemeester heeft een gedragsdeskundige, mevrouw [naam deskundige] , verbonden aan gemeente [woonplaats] , afdeling Sociale Zaken [woonplaats] Heuvelland, ingeschakeld. Ter zitting heeft de gedragsdeskundige aangegeven dat zij geen maatschappelijk werker maar psycholoog is. De gedragsdeskundige heeft op 16 juni 2023 telefonisch contact gehad met de maatschappelijk werker van Traject en heeft op 26 juni 2023 een huisbezoek bij verzoeker, samen met de maatschappelijk werker van Traject, afgelegd. De gedragsdeskundige heeft op 27 juni 2023 over haar bevindingen gerapporteerd. Zij heeft verklaard dat verzoeker op dit moment niet suïcidaal oogt dan wel zich hierin actief uit en ook geen concrete plannen voor zelfmoord uit. Wel geeft verzoeker aan veel last te hebben van het bijna verliezen van de ene zoon en het daadwerkelijk verliezen van de andere zoon waarbij tussen deze twee life events weinig tijd heeft gezeten. Verzoeker krijgt op dit moment rouwverwerkingsondersteuning vanuit Traject, blijft vooralsnog deelnemen aan een rouwverwerkingsgroep, heeft actief contacten met de huisarts (die onder meer medicatie heeft voorgeschreven) en staat op de wachtlijst bij Mondriaan voor GGZ behandeling. Daarnaast heeft verzoeker een actieve relatie met onder meer zijn kinderen en kleinkinderen. De actief betrokken professionals en daarin de deskundigen (huisarts en Mondriaan) voorzien op dit moment geen actieve suïcidaliteit dan wel crisis op basis van de door hen gegeven adviezen aan verzoeker en zijn maatschappelijk werker. De gedragsdeskundige heeft verder vastgesteld dat verzoeker vindt dat hij in zijn recht staat en dat hij van plan is om samen met zijn advocaat de nodige juridische procedures te voeren. Hij is er van overtuigd dat hij niet uit zijn huis kan worden gezet omdat daarvoor onvoldoende juridische grondslag bestaat. Mocht dit niet zo zijn, kan er altijd teruggeschakeld worden met de gemeente om te onderzoeken of er in samenwerking met Traject en Sociaal Domein [woonplaats] gezocht kan worden naar een passende ondersteuning. De gedragsdeskundige concludeert dat het sluiten van de woning uiteraard een emotioneel appel doet op verzoeker, maar dat voldoende professionals omtrent verzoeker actief zijn betrokken om hem passend te begeleiden en te ondersteunen. Verzoeker neemt daarin zelf willens en wetens de regie op basis van de aan hem geleverde informatie door verschillende professionals.
14.9.
Verder heeft op 3 juli 2023 een multidisciplinair overleg plaatsgevonden waarbij de maatschappelijk werker van Traject, de huisarts en een psychologe van Mondriaan aanwezig waren. De maatschappelijk werker van Traject heeft bij e-mail van 6 juli 2023 over dit overleg bericht aan de burgemeester. Het e-mail bericht is ook besproken met de gedragsdeskundige en deze heeft aangegeven dat de terugkoppeling vanuit Traject de gegeven verklaring bevestigt. Verzoeker heeft een afspraakbevestiging overgelegd dat hij op 9 augustus 2023 een herstel ondersteunend consult gesprek heeft bij Mondriaan.
14.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester gelet op het voorgaande voldoende heeft onderzocht wat de gevolgen voor de sluiting op de psychische gesteldheid van verzoeker is. Uit de contacten met de maatschappelijk werker van Traject, het onderzoek van de gedragsdeskundige en een multidisciplinair overleg tussen Trajekt en de huisarts met terugkoppeling naar de gedragsdeskundige blijkt dat geen suïcidedreiging is en dat verzoeker professionele hulp krijgt. De voorzieningenrechter concludeert dat de gevolgen van de sluiting voor verzoeker niet dusdanig onevenredig zijn dat de burgemeester niet tot sluiting kan overgaan.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning kan sluiten. De voorzieningenrechter bepaalt dat de burgemeester bij het sluiten van de woning rekening houdt met een termijn van twee weken na de dag van deze uitspraak. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter,
in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 17 augustus 2023.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 augustus 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.