2.2.Eiser verzoekt de rechtbank het kappen van bomen achter zijn perceel te beoordelen. Eiser stelt dat deze bomen zonder vergunning zijn gekapt. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat er met betrekking tot de bomen geen probleem meer is en dat dit onderdeel van zijn beroepschrift kan komen te vervallen.
3. Verweerder en vergunninghouder stellen zich op het standpunt dat de aanvraag moet worden beoordeeld zoals die is ingediend. Het bouwplan is volgens verweerder en vergunninghouder in overeenstemming met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De welstandscommissie heeft een positief advies uitgebracht. Daarnaast voldoet het bouwplan aan het Bouwbesluit en de bouwverordening. Dit betekent dat de omgevingsvergunning moet worden verleend en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging.
4. De berging is gelegen binnen het bestemmingsplan ‘Maastricht Zuidwest’, vastgesteld op 18 juni 2013 (hierna: bestemmingsplan), en heeft de bestemming ‘Wonen’ en de functie-aanduiding ‘maatschappelijk’. Ingevolge die functie-aanduiding zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan, waaronder praktijkruimten.
5. De rechtbank overweegt met betrekking tot de (ingang van de) berging dat de aanvrager de vrijheid heeft, mits dit past binnen de daarvoor gestelde regels, om te bepalen hoe deze wordt ingericht (in dit geval drie ruimtes naast elkaar met elk een voldoende grote toegang ten behoeve van het in- en uitbrengen van de goederen die worden opgeslagen). Verweerder moet een besluit nemen op de aanvraag zoals die is ingediend.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aangevraagde berging past binnen het bestemmingsplan, omdat de berging ten dienste staat van de mondzorginstelling (tandartspraktijk) die is toegestaan op grond van de aanduiding ‘maatschappelijk’. De rechtbank heeft, net als verweerder, geen reden om aan te nemen dat de berging voor een ander doel gebruikt gaat worden dan waarvoor deze is aangevraagd. Het beoogde gebruik past binnen het bestemmingsplan. Vergunninghouder heeft ter zitting expliciet bevestigd dat er geen garageboxen gerealiseerd gaan worden en dat geen gevaarlijk afval opgeslagen zal worden. Verweerder heeft aangegeven handhavend te zullen optreden indien er toch garageboxen zullen worden gerealiseerd en indien stoffen worden opgeslagen die hier (uit veiligheidsoogpunt) niet opgeslagen mogen worden.
7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een weigeringsgrond voor de gevraagde omgevingsvergunning. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat betekent dat verweerder op grond van de wet de vergunning moest verlenen.
Overige onderdelen van het beroep
8. Over het gebruik van het zogenaamde [straatnaam] (het pad) doet de rechtbank geen uitspraak, omdat dit niet rechtstreeks betrekking heeft op de vergunning voor de berging. Het gebruik van het pad is een civielrechtelijke kwestie of zou eventueel via een verzoek om handhaving en een besluit daarover van de zijde van de gemeente aan de bestuursrechter kunnen worden voorgelegd. Van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor de bouw van de berging is niet gebleken. Voor zover het beroep ziet op het gebruik van het pad laat de rechtbank dit daarom verder buiten beschouwing omdat hetgeen eiser in dit verband aanvoert niet gericht is tegen het bestreden besluit zelf (de omgevingsvergunning voor de berging).
9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt, dat vergunning in stand blijft en dat de berging/ opslagruimte mag worden gebouwd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 18 januari 2023 door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.