ECLI:NL:RBLIM:2023:4853

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
03.160461.22 OWV
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in ontnemingsvordering na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van hennepteelt. De vordering van het Openbaar Ministerie was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en het opleggen van een betalingsverplichting aan de staat. De officier van justitie schatte het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 102.634,-. Tijdens de zitting op 16 mei 2023 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die bijgestaan werd door haar advocaat mr. Th. Boumans, vrijgesproken was van het feit dat aan de ontnemingsvordering ten grondslag lag. Dit leidde tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering. De rechtbank heeft derhalve de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen, en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. J.M.E. Kessels niet in de gelegenheid was om de uitspraak mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.160461.22 OWV
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 30 mei 2023 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. Th. Boumans, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 mei 2023. [verdachte] en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03.160461.22. Op 30 mei 2023 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van het Openbaar Ministerie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op
€ 102.634,-.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat op vordering van het Openbaar Ministerie aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit, de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Aan de vordering ligt ten grondslag dat [verdachte] voordeel zou hebben genoten uit hennepteelt in de woning aan de [adres] te Heerlen.
Bij voormeld vonnis van 30 mei 2023 is [verdachte] vrijgesproken van dit feit en dus van het aan de ontnemingsvordering ten grondslag liggende feit. Dit betekent dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie
niet-ontvankelijkin de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gewezen door mr. G.H. Hermanides, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. L. Bastiaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2023.
Buiten staat
Mr. J.M.E. Kessels is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.