ECLI:NL:RBLIM:2023:475

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
10221129 AZ VERZ 22-120
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde arbeidsovereenkomst en toekenning transitievergoeding met betrekking tot niet-genoten vakantiedagen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Wassen + Partners Uitzenden B.V. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die van rechtswege eindigde op 19 september 2022. De werknemer verzocht om toekenning van een transitievergoeding, betaling van niet-genoten vakantiedagen, en wettelijke verhogingen wegens te late betalingen van loon. De werkgever voerde verweer en stelde dat de werknemer onrechtmatig had gehandeld door schade aan bedrijfsgoederen toe te brengen. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was geëindigd en dat de werknemer recht had op de gevraagde transitievergoeding van € 1.659,83 bruto, evenals de wettelijke verhoging van € 1.337,09 voor te laat betaald loon. Daarnaast werd de waarde van de niet-genoten vakantiedagen vastgesteld op € 2.043,19 bruto. De kantonrechter wees de vordering van de werkgever tot schadevergoeding af, omdat niet was komen vast te staan dat de werknemer schade had veroorzaakt. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en moest een specificatie van de bedragen verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10221129 AZ VERZ 22-120
Beschikking van de kantonrechter van 18 januari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonend aan de [adres] , [woonplaats] ,
verzoekende partij,
in persoon procederend,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WASSEN + PARTNERS UITZENDEN B.V.,
gevestigd aan de Kruisstraat 56, 6411 BW Heerlen,
verwerende partij,
gemachtigde drs. P.J.A.A. Wassen.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en Wassen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 tot en met 15
  • het verweerschrift met bijlagen A tot en met D
  • de door [verzoeker] in het geding gebrachte aanvullende bijlagen 16 tot en met 18
  • de pleitnota van [verzoeker] , tevens houdende wijziging van verzoek
  • de pleitnota van Wassen
  • de mondelinge behandeling van 10 januari 2023.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1984, is op 20 september 2021 in dienst getreden van Wassen op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (voor de duur van een jaar), in de functie van vestigingsmanager tegen een loon van laatstelijk € 4.610,65 bruto per maand exclusief emolumenten. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op
19 september 2022.
2.2.
Op 9 juni 2022 heeft [naam bestuurder] , bestuurder van Wassen, aan [verzoeker] meegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd en dat hij wordt vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden.
2.3.
Bij emailbericht van 15 juni 2022 deelt [naam bestuurder] aan [verzoeker] mee:
“Conform het door ons gevoerde persoonlijk onderhoud afgelopen donderdag bevestig ik hierbij schriftelijk onze afspraken.
De door ons aangegane arbeidsovereenkomst zeggen wij als werkgever op welke op
15 september 2022 eindigt. Je bent vrijgesteld van werk en we betalen je salaris door totdat je nieuw werk hebt gevonden echter tot uiterlijk 15 september 2022. Aangezien je vrijgesteld bent van werk zijn hiermee alle verlofdagen vereffend.
Je auto en laptop lever je uiterlijk 1 juli 2022 samen met je tankpas op kantoor te Valkenburg in. (…)”
2.4.
[verzoeker] reageert daarop bij e-mailbericht van 16 juni 2022:
“(…) ik (ben) nogal geschrokken van jullie besluit om mijn contract niet te verlengen en mij vrij te stellen van werk. (…) Blijkbaar zijn jullie niet tevreden over mijn functioneren, echter ik ben hier niet eerder op aangesproken. Er heeft geen functioneringsgesprek plaatsgevonden en er is geen mogelijkheid geboden voor een verbetertraject.(…) Kortom, ik ben nogal teleurgesteld over de huidige gang van zaken en vraag jullie om mij in ieder geval te geven waar ik recht op heb o.b.v. de arbeidsovereenkomst (…):
  • Behoud van salaris + vakantietoeslag tot einde contract d.d. 19-9-2022
  • De leaseauto + tankpas is onderdeel van mijn arbeidsvoorwaarden en kan ik zodoende blijven gebruiken tot einde contract d.d. 19-09-2022.
  • Aangezien het een eenzijdige beslissing is om mij buiten dienst te stellen, zal mijn verlof + ATV saldo uitbetaald dienen te worden. Ook gedurende de buitendienststelling wordt er verlof + ATV en pensioen NN opgebouwd.
  • Verder heb ik recht op de transitievergoeding van 1/3 maandsalaris.
Indien ik vóór 19-9-2022 een ander dienstverband aanga, dan stopt mijn contract bij jullie uiteraard eerder en zal bovengenoemde datum naar voren toe worden aangepast.
Tot slot dient het concurrentie- en relatiebeding te worden ontbonden, aangezien dit voor mij de kansen op het vinden van een nieuwe baan beperkt. (…) Het concurrentie- en relatiebeding heeft dan wel weinig waarde aangezien het niet opgenomen mag worden in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Het mag alleen worden opgenomen vanwege ernstige bedrijfsbelangen én het moet dan goed gemotiveerd worden en dit zie ik niet terug in de overeenkomst. (…)”
2.5.
Bij e-mailbericht van 12 juli 2022 bericht [naam bestuurder] aan [verzoeker] :
“Alles waar je recht op hebt zullen we je laten toekomen. Met betrekking tot je relatie en concurrentiebeding kan ik je het volgende mededelen:
We zijn bereid om deze te laten varen mits we een vaststellingsovereenkomst sluiten waarin we het dienstverband beëindigen per 1 augustus 2022 (…)”
2.6.
[verzoeker] is daarmee niet akkoord gegaan.
2.7.
Vervolgens heeft [verzoeker] Wassen gesommeerd tot betaling van het loon over augustus 2022.
2.8.
Bij emailbericht van 16 september 2022 deelt (de gemachtigde van) [verzoeker] aan [naam bestuurder] mee:
“Van cliënt heb ik vernomen dat u inmiddels bent overgegaan tot betaling van het achterstallig salaris. De wettelijke verhoging ad EUR 1.198,77 netto is nog niet voldaan. Ik verzoek c.q. sommeer u per omgaande ook tot betaling van dit bedrag over te gaan, alsmede een deugdelijke eindafrekening op te stellen en tot tijdige uitbetaling van het verschuldigde over te gaan (…)
Indien en zodra Wassen + Partners aan al haar (betalings)verplichtingen richting cliënt heeft voldaan zal cliënt overgaan tot het inleveren van de bedrijfsauto.(…)”
2.9.
Op 4 oktober 2022 stuurt [naam bestuurder] een WhatsAppbericht naar [verzoeker] , waarin voor zover relevant staat vermeld:
“ [verzoeker] zojuist melding gemaakt bij de politie in verband met verduistering bedrijfsauto. (…)”
2.10.
Op 22 november 2022 heeft Wassen aangifte gedaan ter zake van verduistering in dienstbetrekking. Naar aanleiding daarvan is [verzoeker] op 1 december 2022 door de politie verhoord.
2.11.
Op 3 december 2022 heeft [verzoeker] de bedrijfsauto bij de politie ingeleverd.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt - na wijziging van verzoek - bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. veroordeling van Wassen tot betaling van een transitievergoeding van € 1.659,83 bruto,
II. veroordeling van Wassen tot betaling van € 1.337,09 aan wettelijke verhoging vanwege het vijftien dagen te laat betalen van het loon over augustus,
III. veroordeling van Wassen tot betaling van de waarde van de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen van € 5.590,39 netto (kantonrechter leest bruto gelet op hetgeen in randnummer 3.4. van verzoekschrift staat), vermeerderd met de (maximale) wettelijke verhoging van 50%,
IV. veroordeling van Wassen tot betaling van € 400,70 bruto aan eindejaarsuitkering, vermeerderd met de (maximale) wettelijke verhoging van 50%,
V. veroordeling van Wassen tot het verstrekken van een correcte specificatie aan [verzoeker] van de hiervoor onder I. tot en met IV. genoemde bedragen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag of dagdeel dat Wassen daarmee in gebreke blijft,
VI. veroordeling van Wassen tot betaling van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van volledige voldoening,
VII. veroordeling van Wassen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, primair € 1.110,78 inclusief btw en subsidiair € 625,00,
VIII. veroordeling van Wassen tot betaling van de volledige proceskosten.
3.2.
Wassen heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

Mondelinge afspraken?
4.1.
Vaststaat dat de door Wassen gestelde afspraken, zoals vermeld in het emailbericht van 15 juni 2022, niet schriftelijk tussen partijen zijn vastgelegd. [verzoeker] betwist dat een en ander mondeling op 9 juni 2022 is overeengekomen. Gelet op de betwisting van [verzoeker] en bij gebreke van een nadere onderbouwing (ter zake dienend bewijs is niet in het geding gebracht) is niet komen vast te staan dat partijen de in het emailbericht van 15 juni 2022 door Wassen weergegeven afspraken op 9 juni 2022 hebben gemaakt. Dit brengt met zich dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op 19 september 2022.
Transitievergoeding
4.2.
[verzoeker] heeft aanspraak gemaakt op een transitievergoeding. In beginsel heeft de werknemer aanspraak op een transitievergoeding als de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd, op diens verzoek wordt ontbonden of de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt en op initiatief van de werkgever niet aansluitend is voortgezet en voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst geen opvolgende arbeidsovereenkomst is aangegaan, die tussentijds kan worden opgezegd en ingaat na een tussenpoos van ten hoogste zes maanden.
4.3.
Uit artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW volgt dat de transitievergoeding niet is verschuldigd indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Uit de parlementaire geschiedenis van de desbetreffende wetsbepaling blijkt dat deze uitzonderingsgrond een beperkte reikwijdte heeft en terughoudend moet worden toegepast. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt (Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 34 en 40, en nr. 4, p. 15-16). De lat voor het aannemen van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door een werknemer ligt derhalve hoog.
4.4.
In het onderhavige geval is de arbeidsovereenkomst van rechtswege geëindigd en op initiatief van Wassen niet aansluitend voortgezet. Niet gebleken is dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [verzoeker] die tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft geleid. De enkele stelling dat [verzoeker] zich onvoldoende van zijn acquirerende taken heeft gekweten - welke stelling door [verzoeker] is betwist - is daartoe immers onvoldoende. Het vorenstaande brengt met zich dat Wassen aan [verzoeker] de transitievergoeding verschuldigd is welke, zoals gesteld door [verzoeker] en door Wassen niet weersproken, wordt vastgesteld op € 1.659,83 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 18 oktober 2022.
Wettelijke verhoging over te laat betaalde loon augustus 2022
4.5.
Nu Wassen niet heeft weersproken dat betaling van het loon over augustus 2022 niet tijdig - pas op 15 september 2022 - heeft plaatsgevonden, maakt [verzoeker] op goede gronden aanspraak op vergoeding van de wettelijke verhoging. De gevorderde wettelijke verhoging zal tot het maximum worden toegewezen omdat geen gronden zijn aangevoerd die tot matiging nopen.
Niet-genoten verlofdagen (compensatie in geld als loonvorm)
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt, is of [verzoeker] recht heeft op uitbetaling van opgebouwde niet-genoten vakantie-uren. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord dient tevens het aantal door [verzoeker] niet genoten vakantiedagen te worden vastgesteld aangezien partijen daarover van mening verschillen.
4.7.
Hiervoor in r.o. 4.1. is overwogen dat niet is komen vast te staan dat partijen de in het emailbericht van 15 juni 2022 door Wassen weergegeven afspraken op 9 juni 2022 hebben gemaakt. Dit brengt concreet mee dat niet is komen vast te staan dat partijen hebben afgesproken dat wegens de vrijstelling van werk alle verlofdagen worden geacht te zijn genoten en het verlofsaldo nihil bedraagt. Het primaire verweer van Wassen kan dan ook niet standhouden en zal worden verworpen.
4.8.
Het subsidiaire verweer van Wassen - dat het onredelijk is om verlof te claimen wanneer het loon wordt doorbetaald en er van 9 juni 2022 tot en met 19 september 2022 geen arbeid is verricht - kan evenmin worden gehonoreerd. Gedurende de periode dat de werknemer is vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden bouwt hij immers vakantiedagen op. Daarvan kan wel worden afgeweken, maar dat is in deze zaak niet gebleken.
4.9.
Meer subsidiair betwist Wassen het door [verzoeker] gestelde saldo aan opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen.
4.10.
[verzoeker] stelt dat hij 23,64 opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen oftewel 189,12 niet genoten vakantie-uren heeft opgebouwd die voor vergoeding in aanmerking komen. [verzoeker] zal het door hem gestelde tegoed aan vakantiedagen moeten bewijzen indien Wassen voldoende gemotiveerd heeft betwist dat aan [verzoeker] nog vakantiedagen toekomen. In verband met het bepaalde in artikel 7:641 lid 2 BW, waarin ervan wordt uitgegaan dat de werkgever verplicht is de administratie van de door werknemer genoten en openstaande vakantiedagen bij te houden, zal Wassen in beginsel haar betwisting mede moeten motiveren aan de hand van de uit deze administratie blijkende gegevens die dan ook door Wassen in het geding moeten worden gebracht (HR 21 juni 1991, NJ 1991, 743 en HR 12 september 2003, NJ 2003, 604).
4.11.
[verzoeker] heeft het saldo van 23,64 opgebouwde niet genoten vakantiedagen (189,12 uren) gebaseerd op het door hem als bijlage 14 in het geding gebrachte verlofoverzicht. Wassen heeft haar betwisting mede onderbouwd met uit haar administratie blijkende gegevens, te weten de vakantieplanning die [verzoeker] zelf binnen de organisatie per email heeft verspreid (bijlage B verweerschrift). Daaruit blijkt dat [verzoeker] in week 33 tot en met 35 verlof heeft. Wassen stelt dat [verzoeker] dit verlof ook heeft genoten. [verzoeker] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij maar één week in Frankrijk heeft verbleven. Echter voor het genieten van verlof is het niet noodzakelijk dat men in het buitenland verblijft. Ook thuis kan verlof genoten worden. Gesteld noch anderszins is gebleken dat [verzoeker] is teruggekomen van zijn verlofaanvraag en slechts om een week verlof heeft gevraagd. Dit brengt met zich dat deze dagen nog in mindering dienen te strekken op het door [verzoeker] gestelde verlofsaldo. Gelet op het vorenstaande bedraagt het vakantiesaldo 8,64 dagen (23,64 dagen – 15 dagen) oftewel 69,12 uren (8,64 dagen x 8 uren). De vordering zal dan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.043,19 bruto (€ 69,12 uren x € 29,56 bruto uurloon).
Eindejaarsuitkering
4.12.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij op grond van artikel 21 lid 2 CAO NBBU aanspraak kan maken op een eindejaarsuitkering. De kantonrechter is met Wassen van oordeel dat [verzoeker] geen recht heeft op een eindejaarsuitkering. [verzoeker] geniet immers een maandloon dat hoger is dan het maximumloon van functieniveau 9 en is ingedeeld in ten minste functieklasse 6 ( [verzoeker] zit in functieklasse 7) waardoor ingevolge artikel 2 van de Cao de cao-bepalingen niet van toepassing zijn. Dat in de arbeidsovereenkomst weliswaar naar de Cao is verwezen, maakt dat niet anders. Die verwijzing is krachteloos. De gevorderde eindejaarsuitkering zal dan ook worden afgewezen.
Verstrekken specificatie
4.13.
[verzoeker] verzoekt om Wassen te veroordelen om aan hem een specificatie te verstrekken van de - hierna in het dictum toe te wijzen - loonbedragen. Dit zal worden toegewezen nu [verzoeker] daarop recht heeft. De termijn van verstrekking van deze stukken zal op veertien dagen na dagtekening van deze beschikking worden gesteld. De te verbeuren dwangsom zal vastgesteld worden op € 50,00 per dag en gemaximeerd worden op een totaalbedrag van € 500,00.
Wettelijke verhoging
4.14.
Nu betaling van voormelde loonbedragen niet tijdig heeft plaatsgevonden, maakt [verzoeker] op goede gronden aanspraak op vergoeding van de wettelijke verhoging. De gevorderde wettelijke verhoging zal tot het maximum worden toegewezen omdat geen gronden zijn aangevoerd die tot matiging nopen.
Wettelijke rente
4.15.
De door het enkele betalingsverzuim verschuldigde wettelijke rente ligt eveneens voor toewijzing gereed.
Schade
4.16.
Wassen stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar eigendommen te beschadigen en haar schade toe te brengen. Daartoe voert Wassen aan dat [verzoeker] de ingeleverde laptop en gsm heeft teruggezet naar fabrieksinstellingen en software gewist heeft, waardoor Wassen kosten heeft moeten maken om dat te herstellen. De daarmee gemoeide kosten van € 2.161,50 exclusief btw wenst Wassen in verrekening te brengen. Verder is Wassen van mening dat [verzoeker] niet gerechtigd was de door Wassen aan hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto onder zich te houden en heeft [verzoeker] volgens Wassen schade toegebracht aan de auto, welke schade niet gedurende de uitoefening van de functie is ontstaan. Wassen heeft foto’s van de auto in het geding gebracht en een rapport van een autoschadeherstelbedrijf. De gemoeide herstelkosten van
€ 3.916,15 exclusief btw, alsmede de schoonmaakkosten van € 450,00 exclusief btw en de kosten voor het beschikbaar maken van de auto (€ 3.750,00 - € 8.850,00), wenst Wassen eveneens in verrekening te brengen.
4.17.
Deze vordering van Wassen tot vergoeding van voormelde schadebedragen en daarmee de gegrondheid van haar verrekeningsverweer, is naar het oordeel van de kantonrechter gelet op hetgeen [verzoeker] daartegen heeft aangevoerd, niet eenvoudig vast te stellen. [verzoeker] heeft een retentierecht ingeroepen tegen Wassen met betrekking tot de door haar aan hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto. Niet is komen vast te staan dat [verzoeker] zich gedurende de periode dat het retentierecht is uitgeoefend niet als een goed huisvader over de auto heeft gedragen. [verzoeker] betwist immers gemotiveerd dat hij schade aan de auto heeft toegebracht, als ook aan de laptop en de gsm. [verzoeker] heeft foto’s van de auto in het geding gebracht en verwijst naar een door een politieambtenaar opgesteld afgiftebewijs van het voertuig waarin staat dat de auto op de rechterflank lichte gebruikssporen heeft en dat er geen schades zijn. Volgens Wassen is het ID-nummer van de betreffende agent onder “geen schades” een ander handschrift. Gelet op de uiteenlopende standpunten is al met al niet vast te stellen of [verzoeker] schade aan de bedrijfseigendommen van Wassen heeft toegebracht. Met betrekking tot de beweerdelijke schades aan de bedrijfsauto is meer in het bijzonder niet voetstoots vast te stellen wanneer de schades (tijdens of buiten de uitoefening van de werkzaamheden) zijn ontstaan en of [verzoeker] daarvoor aansprakelijk is. Die omstandigheid moet hier ten nadele van Wassen uitwerken omdat zij degene is die zich op verrekening met deze schadeposten beroept en het volgens artikel 6:136 BW zo is dat de in verrekening te brengen vordering - huiselijk gezegd - zonder meer moet vaststaan.
4.18.
Het vorenstaande brengt met zich dat het beroep van Wassen op verrekening van de vordering van [verzoeker] met de door haar gestelde schade gepasseerd dient te worden. Daarmee is - voor alle duidelijkheid - natuurlijk niet gezegd dat de schadevordering van Wassen op [verzoeker] niet bestaat, maar wel dat zij binnen het bestek van het in deze zaak gevoerde (verrekenings)verweer niet kan worden vastgesteld.
Buitengerechtelijke kosten
4.19.
[verzoeker] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Voor een volledige vergoeding is geen plaats, zodat wordt aangesloten bij het in het Besluit bepaalde tarief. Het subsidiaire bedrag van € 625,00 zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.20.
Voor een volledige proceskostenvergoeding is geen plaats, nu niet gebleken is dat aan de vereisten daarvoor is voldaan, en bovendien de gemachtigde van [verzoeker] - zo begrijpt de kantonrechter - zich heeft onttrokken.
4.21.
Wassen zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld worden tot betaling van de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van [verzoeker] worden tot aan deze uitspraak begroot op € 244,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Wassen om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 1.659,83 bruto aan transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 oktober 2022 tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Wassen om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 1.337,09 aan maximale wettelijke verhoging vanwege het vijftien dagen te laat betalen van het loon over augustus 2022, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Wassen om aan [verzoeker] te betalen de waarde van de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen van € 2.043,19 bruto, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging (50%) en het geheel (de optelsom) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt Wassen om binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking aan [verzoeker] te verstrekken een deugdelijke specificatie van de - hiervoor weergegeven loonbedragen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat Wassen hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 500,00,
5.5.
veroordeelt Wassen om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 625,00 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten,
5.6.
veroordeelt Wassen in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 244,00,
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
CJ