ECLI:NL:RBLIM:2023:4733

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
03.293418.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met gebroken glas; beroep op noodweer verworpen

Op 9 augustus 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen in 1974, die wordt beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 22 april 2018 in Landgraaf geprobeerd haar ex-partner, aangeduid als [slachtoffer], te doden door hem met een gebroken wijnglas in de hals te steken. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 26 juli 2023, waarbij de verdachte en haar raadsman aanwezig waren. De officier van justitie heeft betoogd dat het primaire feit wettig en overtuigend bewezen is, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van een noodweerverweer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet en met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, en dat er onvoldoende bewijs was voor het beroep op noodweer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en haar een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en het feit dat de verdachte zich na het incident aan de autoriteiten heeft onttrokken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.293418.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1974,
gedetineerd in [PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. V.P.J. Tuma, advocaat kantoorhoudende te Amersfoort.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juli 2023. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden dan wel dat zij [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld dan wel dat zij heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primaire feit wettig en overtuigend bewezen is. Hij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van getuige [naam] . Deze verklaringen ondersteunen elkaar in belangrijke mate. Ten aanzien van aangever [slachtoffer] kon het ondervragingsrecht door de verdediging ten volle worden uitgeoefend, waardoor de verklaring van [naam] - anders dan door de verdediging is betoogd – niet doorslaggevend is voor het bewijs en aldus voor het bewijs kan worden gebruikt. Het geconstateerde letsel past bij de voornoemde verklaringen. Het scenario dat de verdachte werd aangevallen vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Het letsel van [slachtoffer] , te weten: steekwonden op drie verschillende plekken in het lichaam, past niet bij de verklaring van de verdachte dat zij één keer heeft gestoken. Uit de geneeskundige verklaring volgt dat de forse wond in de hals van aangever potentieel dodelijk was. Volgens de officier van justitie had de verdachte het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] toen zij hem onder de gegeven omstandigheden met een gebroken glas in zijn hals raakte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van de verdachte bepleit, omdat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om een cruciale getuige, te weten [naam] , te ondervragen, nu zij onvindbaar zou zijn. Op grond van de Vidgen-jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) dient haar verklaring van het bewijs te worden uitgesloten. De verklaring van [naam] is volgens de raadsman immers ‘
sole and decisive’ voor een bewezenverklaring. Er is er onvoldoende compensatie geweest, om het nadeel van de verdediging door het niet-uitoefenen van het ondervragingsrecht te kunnen compenseren.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor het opzet dan wel het voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van de aangever, zoals verweten onder het primair ten laste gelegde feit. Uit de verwondingen van de aangever volgt dat de verdachte in het wilde weg heeft geslagen, waardoor er gerede twijfel bestaat of de verdachte gericht naar het gezicht of de hals van de aangever heeft geslagen. In dit verband is van belang dat uit de geneeskundige verklaring wordt gesproken over ‘potentieel dodelijk’ letsel, hetgeen volgens de raadsman onvoldoende concreet is om te stellen dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. De verdachte dient aldus van het primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
De verdachte dient tevens van het subsidiaire ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het opzet of het voorwaardelijk opzet van de verdachte op zwaar lichamelijk letsel van de aangever. Er is immers te weinig informatie over het toebrengen van het letsel. Het meest subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman bewezen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het primaire feit
Bewijsmiddelenoverzicht
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij op 22 april 2018 thuis was te Landgraaf, samen met zijn ex-vriendin (zijnde verdachte) en zijn vriendin
[naam] . Op enig moment kreeg hij ruzie met zijn ex-vriendin en zei zijn ex dat hij alleen met haar samen mocht zijn. [slachtoffer] stond op vanaf de bank en op dat moment stond de verdachte ook op. Ze schreeuwde dat [slachtoffer] met niemand anders mocht samen zijn dan met haar. Vervolgens zag [slachtoffer] dat zij opzettelijk haar rechterhand, met daarin een wijnglas, in de richting van zijn linkerarm bewoog. Op het moment dat hij geraakt werd voelde hij een stekende pijn in zijn linker bovenarm. Hij voelde met zijn rechterhand dat zijn linker bovenarm nat was. Hij zag dat de kleur van hetgeen hij voelde rood was. Daardoor wist hij dat dit bloed was. Hierna draaide hij zijn rechterzijkant/rug naar haar toe doordat hij naar zijn bovenarm greep. Hierna voelde hij weer een stekende pijn, dit keer in zijn rechterbovenarm. Deze pijn voelde exact hetzelfde aan als de pijn in zijn linkerarm. Achteraf bleek dat hij drie sneeën in zijn rechter bovenarm had. Daarnaast voelde hij een nog veel heftigere steek achter in zijn hoofd/nek. Hij voelde dat er wederom met kracht met het glas in zijn nek werd gestoken. Deze pijn voelde hetzelfde als in zijn beide armen alleen veel intenser. Deze intens stekende pijn voelde hij aan de rechter-achterzijde van zijn hoofd.
[slachtoffer] hoorde in het ziekenhuis dat hij één keer is gestoken in zijn linkerarm, drie keer in zijn rechter bovenarm en één keer aan de achterzijde van zijn hals. In totaal zijn er 35 hechtingen aangebracht in het ziekenhuis. Naast de verwondingen aan zijn armen heeft hij een forse steekwond/snijwond in zijn nek opgelopen. Vanuit zichzelf gezien zit de verwonding aan de rechter achterzijde van zijn hoofd, vlak achter zijn oor. Gezien vanaf zijn rechteroor schuin naar achteren/beneden bevindt zich de snee. Voordat deze snee/wond gehecht is was dit een gapend gat in zijn hoofd. Dit is geen egale snee zoals de andere verwondingen. Als de snee iets lager of meer naar de voorzijde van zijn nek was geweest, dan was zijn halsslagader geraakt door de steek. [2]
Uit de geneeskundige verklaring opgemaakt door de SEH-arts volgt, zakelijk weergegeven, dat [slachtoffer] op 22 april 2018 werd onderzocht. Uitwendig werd daarbij waargenomen een snijwond in de hals van 10 centimeter diep, nog 3 kleinere snijwonden in de hals, 3 wonden aan de rechterbovenarm van 2,5 en 3 centimeter, en nog 2 wonden aan de linker bovenarm van 1 en 2 centimeter. Als aanvulling heeft de SEH-arts genoteerd ‘
wonden hals: risico bloeding of luchtweg, potentieel dodelijk’. [3]
Getuige [naam] heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op 22 april 2018 bij haar vriend [slachtoffer] in Landgraaf was. [verdachte] was er ook en zei op enig moment tegen [slachtoffer] : “
als je niet met mij samen wilt zijn, dan mag je met geen enkele andere vrouw samen zijn”. [verdachte] heeft [slachtoffer] met het kapotte wijnglas geslagen/gestoken. Eerst sloeg/stak ze met het glas tegen de linker bovenarm van [slachtoffer] . Zij zag dat [verdachte] hard uithaalde in de richting van zijn linker bovenarm met het glas in haar handen. [verdachte] hield het glas vast aan het voetje, zoals je een mes vasthoudt. Dit voetje hield ze in de richting van haar eigen lichaam. Het stukke gedeelde van het glas was gericht in de richting van [slachtoffer] . [naam] omschrijft een snijdende/stekende beweging. Zij zag dat een gedeelte van de bol van het glas was gebroken. Zij zag dat [verdachte] met het gebroken glas op [slachtoffer] in sloeg/stak en dat zij daarbij krachtig een stekende beweging maakte in de richting van [slachtoffer] zijn linker arm. Dit deed [verdachte] één keer. Vervolgens deed ze hetzelfde bij de rechterarm van [slachtoffer] . [naam] zag dat [verdachte] hem opzettelijk stak in zijn rechter bovenarm en daarbij flink kracht zette met het glas tegen het lichaam van [slachtoffer] . Hij keek naar zijn armen. Vervolgens draaide hij zich een beetje en zag zij dat [verdachte] hem tegen zijn hoofd sloeg/stak met het glas. Zij zag dat [verdachte] een krachtige beweging maakte in de richting van zijn hoofd. Zij zag dat hij achter zijn rechteroor was geraakt. Zij zag dat het glas een diep stuk in zijn huid ging. [4]
Bij de politie heeft de verdachte verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij [slachtoffer] inderdaad met een glas tegen zijn hoofd heeft geslagen. [5]
Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het Vidgen-verweer
De verdediging heeft in deze zaak verzocht om het horen van de getuige [naam] bij de rechter-commissaris. De getuige kon echter – ondanks de nodige inspanningen - niet worden getraceerd. De rechtbank achtte het onaannemelijk dat de getuige binnen afzienbare tijd getraceerd en gehoord zal kunnen worden. De verdediging is niet in een eerder stadium in de gelegenheid geweest deze getuige te (doen) ondervragen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak een inbreuk op het ondervragingsrecht van de verdediging gemaakt. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of die inbreuk zodanig is dat sprake is van een schending van artikel 6 EVRM. Bij de beantwoording van die vraag hanteert de rechtbank het beoordelingskader dat wordt geboden door het EHRM. De rechtbank dient daarom in haar oordeel te betrekken of een veroordeling van de verdachte uitsluitend of in beslissende mate zou komen te berusten op de verklaring van getuigen die de verdediging niet op enig moment in de procedure heeft kunnen ondervragen, en zo ja, of er voldoende compenserende factoren zijn, waaronder sterke procedurele waarborgen, om het nadeel van de verdediging door het niet-uitoefenen van het ondervragingsrecht te kunnen compenseren en de eerlijkheid van het proces als geheel te kunnen verzekeren.
De rechtbank waardeert de verklaring van de getuige [naam] niet als
sole or decisiveen overweegt daartoe als volgt. De betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit vindt in voldoende mate steun in andere bewijsmiddelen dan in de bij de politie afgelegde verklaring van getuige [naam] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit steunbewijs betrekking op die onderdelen van de belastende verklaring die de verdachte betwist. De verklaring van [naam] vindt immers steun in de verklaringen van [slachtoffer] en diens door de medici geconstateerde letsel en ook in de verklaring van de verdachte, inhoudende dat zij met een glas tegen het hoofd van de verdachte heeft geslagen. Daarmee zijn er aanvullende bewijsmiddelen voor de gedragingen van de verdachte, die op essentiële punten de aangifte van [slachtoffer] ondersteunen. Nu de rechtbank de verklaring van de getuige [naam] niet
sole or desisiveacht, komt zij niet toe aan de vraag of voldoende compensatie is geboden voor het niet kunnen uitoefenen van het ondervragingsrecht door de verdediging.
Om die reden verwerpt de rechtbank het door de verdediging op dit punt gevoerde verweer. De vraag of de verklaring van [naam] voor het bewijs mag worden gebezigd, beantwoordt de rechtbank dan ook bevestigend.
Stekende/snijdende beweging in de hals
Uit het hierboven weergegeven bewijsmiddelenoverzicht volgt dat de verdachte een slaande c.q. stekende beweging richting het hoofd van de verdachte heeft gemaakt met een (gebroken) wijnglas in haar hand. De verklaring van getuige [naam] , dat de verdachte [slachtoffer] in de hals sloeg c.q. stak met het voetje van een gebroken wijnglas, wordt ondersteund door het geconstateerde letsel. [slachtoffer] heeft hierdoor een 10 centimeter diepe wond in zijn hals opgelopen, die – aldus de SEH-arts – potentieel dodelijk was vanwege de aanwezigheid van slagaders en de luchtpijp in de halsstreek.
Vol opzet of voorwaardelijk opzet?
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het vol opzet van de verdachte op de dood van de aangever [slachtoffer] .
De rechtbank dient nu de vraag te beantwoorden of de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van de aangever. De rechtbank stelt in dat verband voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangever [slachtoffer] – aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten is.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte [slachtoffer] met een gebroken wijnglas in de hals heeft geslagen c.q. gestoken. Het kan de verdachte niet zijn ontgaan dat het wijnglas tijdens het herhaaldelijk slaan c.q. steken in de armen van [slachtoffer] gebroken was. De rechtbank slaat hierbij onder meer acht op de gedetailleerde verklaring van getuige [naam] , waaruit volgt dat de verdachte het wijnglas bij het voetje vasthield en het gebroken deel daarvan richtte op [slachtoffer] . Uit het geconstateerde letsel volgt dat de wond in hals van [slachtoffer] maar liefst 10 centimeter diep was, hetgeen correspondeert met de verklaring van getuige [naam] dat de verdachte met kracht in de hals van [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl hij zich wat draaide om de verwondingen aan zijn armen te bekijken, en zij het voetje van het wijnglas diep diens huid zag ingaan. Door met een dergelijke voorwerp met kracht te slaan c.q. steken in de halsstreek, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Immers, het is een feit van algemene bekendheid dat in de halsstreek slagaders en de luchtpijp gelegen zijn. Letsel aan deze vitale delen van het lichaam kan potentieel dodelijk zijn, hetgeen ook door de SEH-arts is opgetekend.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primaire feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. het primaire feit:
op 22 april 2018 in de gemeente Landgraaf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een kapot glas die [slachtoffer] in zijn hals heeft gestoken of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1
Het standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft gesteld dat uit de verklaring van de verdachte volgt dat zij door de aangever werd aangevallen, waarna zij zich gerechtvaardigd met een glas heeft verdedigd. De verklaring van [naam] kan volgens de raadsman, ingevolge het door de verdediging gevoerde verweer inzake bewijsuitsluiting, niet gebruikt worden bij de beoordeling van dit verweer. Er is aldus sprake van twee lijnrecht op elkaar staande verklaringen van de aangever en de verdachte. Uit het procesdossier volgen geen feiten en omstandigheden die de verklaring van de verdachte weerspreken. De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is er geen beroep op noodweer mogelijk. Uit de verklaringen van aangever en getuige [naam] volgt evident dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen wordt weerlegd door de aan wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden, zoals deze blijken uit het hierboven weergegeven bewijsmiddelenoverzicht. De rechtbank neemt daarbij ook mee dat de verwondingen die het slachtoffer heeft opgelopen, niet passen bij de lezing die door de verdachte is gegeven. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de haar verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor haar de noodzaak bestond tot verdediging van het eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het verweer wordt verworpen.
4.4
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. het primaire feit:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest. De officier van justitie heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het feit en met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie enerzijds en de oriëntatiepunten van het LOVS anderzijds. Er zijn geen redenen om van de daarin geformuleerde uitgangspunten af te wijken. De verdachte heeft het feit gepleegd in de woning van het slachtoffer, zij heeft fors letsel toegebracht en heeft zich aan de situatie onttrokken. De verdachte toont weinig verantwoordelijkheidsgevoel of wroeging, maar beschouwt zichzelf als slachtoffer. Het tijdsverloop in onderhavige zaak heeft geen mitigerend effect, nu dit is ontstaan doordat de verdachte Nederland is ontvlucht en zich niet meer heeft gemeld. Er is evenmin sprake van overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de straftoemeting, uitgaande van een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling, rekening te houden met het tijdsverloop in onderhavige zaak en met de omstandigheid dat de verdachte een ‘first offender’ is. Om deze reden acht de raadsman een oplegging van een gevangenisstraf van 279 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest van de verdachte, met aftrek, passend, dan wel de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf al dan niet in combinatie met een taakstraf van 240 uren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt een poging tot doodslag op haar ex-partner [slachtoffer] . Tijdens een ruzie in de woning van het slachtoffer, waarbij de verdachte onder de invloed van alcohol verkeerde, heeft zij met een gebroken wijnglas [slachtoffer] meermalen gestoken in zijn armen om daarna het gebroken voetje van het wijnglas met kracht diep in diens hals te steken. Het is een kwestie van geluk dat daarbij geen vitale (slag)aders of de luchtpijp van het slachtoffer zijn geraakt.
Een poging tot doodslag is een van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. Uit de jurisprudentie volgt dat voor vergelijkbare feiten doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele jaren wordt opgelegd. Ook in deze zaak acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen reden om de strafeis van de officier van justitie te matigen. Ook het tijdsverloop in onderhavige zaak zal geen mitigerend effect hebben, nu dit tijdsverloop te wijten is aan het feit dat de verdachte daags na het incident Nederland heeft verlaten en door de justitiële autoriteiten enkele jaren niet getraceerd kon worden.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaren, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45 en 287 Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primaire feit tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter, mr. L.E.M. Hendriks en
mr. C. Reijntjes-Wendenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2023.
Buiten staat
mr. C. Reijntjes-Wendenburg en mr. I.K. Bakker zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 22 april 2018 in de gemeente Landgraaf,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, met dat opzet met een (kapot) glas die [slachtoffer] in zijn hals, althans in zijn lichaam, heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 april 2018 in de gemeente Landgraaf,
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (diepe) (snij)wonden
in de hals en/of een of meerdere (snij)wonden in de arm(en), heeft toegebracht
door meermalen, althans eenmaal, met een (kapot) glas die [slachtoffer] in zijn hals
en/of zijn arm(en), althans in zijn lichaam, te steken en/of te snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 april 2018 in de gemeente Landgraaf,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal, met dat opzet met een (kapot) glas die [slachtoffer] in zijn
hals en/of zijn arm(en), althans in zijn lichaam, heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad Limburg, proces-verbaalnummer LB2R018043-15, gesloten d.d. 11 november 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 112.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 25 april 2018, p. 33 toten met 36.
3.Geneeskundige verklaring d.d. 24 mei 2018, p. 54.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 25 april 2018, p. 75 tot en met 77.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 november 2022, p. 105 tot en met 111.