ECLI:NL:RBLIM:2023:4727

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
C/03/318405 / JE RK 23-990
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van minderjarige in het belang van stabiliteit en continuïteit in pleeggezin

Op 28 juli 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren in 2006. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader afgewezen. De bijzondere curator, mr. A.J. Crombag, heeft in haar verslag aangegeven dat er geen noodzaak is om de minderjarige uit het netwerkpleeggezin van haar oma te halen, gezien de ondertoezichtstelling die nog loopt en de verstoorde relatie met de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel goed functioneert in het pleeggezin en dat er geen zorgen zijn over haar veiligheid of welzijn. De moeder en vader zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder zich niet gehoord voelt en de vader zich in een lastige positie bevindt tussen de ouders en de minderjarige. De kinderrechter heeft de communicatie tussen de betrokken partijen als problematisch ervaren, maar concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om haar in het pleeggezin te laten, waar zij stabiliteit en rust ervaart. De kinderrechter heeft de mogelijkheid van een 50/50 regeling besproken, maar de GI handhaaft het verzoek tot volledige uithuisplaatsing bij de vader, wat door de kinderrechter is afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 7 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummer: C/03/318405 / JE RK 23-990
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
in rechte vertegenwoordigd door mr. A.J. Crombag, handelend in haar hoedanigheid als bijzondere curator, hierna te noemen: de bijzondere curator,
kantoorhoudend te Beek.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonend op een bij de rechtbank bekend adres binnen het arrondissement Limburg,
advocaat: mr. J.G. van Ek, kantoorhoudend te Heerlen,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonend te [woonplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.
Weer gezien de stukken waaronder nu ook de beschikking van 21 juli 2023.

1.De verdere procedure

Op 28 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • de minderjarige [minderjarige] en de bijzondere curator;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • de pleegmoeder, als informant.

2.Het verslag van de bijzondere curator

De bijzondere curator heeft gesprekken gevoerd met [minderjarige] , pleegmoeder, vader, moeder, de gezinsvoogdijwerkster, de hulpverleenster van Voorzorg, de pleegzorgwerker, de raad voor de kinderbescherming en de vriend van [minderjarige] (vader van [naam kind 1] ). Daarbij is duidelijk geworden dat het (gezins)systeem belast en ingewikkeld is. Op vrijwel elk relatieniveau is belasting te zien, waarbij gevoeligheden uit het verleden en emotionele kwetsbaarheid telkens weer naar boven komen. Er heeft ten kantore van de bijzonder curator ook een gesprek plaatsgevonden waarbij [minderjarige] , de ouders en de gezinsvoogdijwerkster aanwezig waren. Hierbij zijn zorgen uitgesproken en die gaan vooral over het communicatiestuk. Met name de moeder voelt zich niet gehoord en buiten spel gezet door de pleegmoeder en [minderjarige] . De gezinsvoogdijwerkster en de ouders menen dat zij te weinig op de hoogte worden gehouden door de pleegmoeder en voelen zich gepasseerd. Op vraag van de bijzondere curator naar onveiligheid bij pleegmoeder, stelt de moeder dat er sprake is van geestelijke mishandeling door pleegmoeder. De vader deelt wel zorgen, maar wil geen stelling nemen. De bijzondere curator acht het nodig dat ingezet wordt op communicatie en gunt het [minderjarige] dat de mensen die van haar houden om haar heen staan en geen aparte kampen vormen. Zij ziet echter niet de noodzaak om [minderjarige] weg te halen bij pleegmoeder. De pleegzorgwerker en de hulpverleenster van Voorzorg hebben beiden aan de bijzondere curator aangegeven dat zij de zorgen over het verblijf van [minderjarige] bij pleegmoeder niet delen. Pleegmoeder en [minderjarige] zijn volgens hen benaderbaar en houden zich aan afspraken. Pleegmoeder wordt als redelijk en liefdevol gezien. De bijzondere curator zegt over [minderjarige] dat zij veel heeft meegemaakt en veel voor haar kiezen heeft gehad. Er wordt aan alle kanten aan haar getrokken en dat put haar emotioneel uit. Desondanks zorgt zij goed voor haar kleine manneke.
De feitelijke situatie is dat de vader en zijn partner samen in België wonen en allebei fulltime werken. [minderjarige] zou in die situatie veel alleen zijn. Bovendien werkt ze op donderdag en vrijdag in [plaats] (waar zij bij pleegmoeder woont). [naam kind 1] is aangemeld bij de crèche in [plaats] . De pleegmoeder moet voor [minderjarige] de stabiele basis blijven die zij vroeger ook al was.

3.De verdere standpunten.

3.1.
De GI
De GI handhaaft het verzoek. In het systeem gebeurt veel en [minderjarige] zit klem tussen iedereen. Verschillende keren zijn afspraken gemaakt over de communicatie van pleegmoeder en [minderjarige] richting de ouders en de GI, maar daarvan wordt dan weer afgeweken. [minderjarige] ging niet naar haar werk en is niet transparant geweest in waar zij was. De GI wil zorgen voor stabiliteit en openheid, ook om ervoor te zorgen dat [minderjarige] en [naam kind 1] niet uit elkaar gehaald worden. [minderjarige] wil niet op een onafhankelijke plek als een moeder/kind huis verblijven. Volgens de raad is de vader de enige betrouwbare partij en is hij een stabiele factor. Daarom is gekozen voor 100% bij hem.
3.2.
De moeder
Er zijn duidelijke afspraken gemaakt, maar daar houdt pleegmoeder zich niet aan. Pleegmoeder informeert de GI niet. [minderjarige] kan gewoon haar gang gaan. Pleegmoeder zou moeten zorgen dat er contact is tussen [minderjarige] en de moeder, maar dat gebeurt niet. De ouders worden buiten spel gezet. De moeder heeft vertrouwen in de vader. Hij zal de teugels wat strakker aantrekken en dat is nodig voor een puber.
3.3.
De vader
De vader vindt het verdrietig en pijnlijk dat hij nooit een echte papa voor [minderjarige] heeft kunnen zijn, omdat de ouders lang overhoop gelegen hebben met elkaar. Het is een lastige situatie. Tussen de moeder en de vader gaat het sinds kort goed. Er is nog een kind in het gezin van moeder, namelijk [naam kind 2] . De vader voelt alsof hij er tussen in staat. Kiest hij de kant van [minderjarige] , dan heeft hij met de moeder een conflict. Kiest hij de kant van moeder, dan is het andersom. Dat is niet wat de vader wil. De vader begrijpt dat het heftig is voor [minderjarige] als zij volledig bij hem geplaatst wordt. Hij wil en kan haar van alles bieden en hij is stabiel. Hij kan verder veel regelen voor [minderjarige] , bijvoorbeeld vervoer.
3.4.
De pleegmoeder
De pleegmoeder vindt het lastig te horen wat de GI over haar zegt. Zij meent dat zij wel haar plicht heeft gedaan. Zij heeft [minderjarige] naar haar werk gebracht en zij houdt haar zeker niet weg van haar ouders. [minderjarige] is 16 jaar en kan/mag zelf beslissen wanneer zij op bezoek wil gaan. Pleegmoeder heeft ervoor gezorgd dat [minderjarige] bij vader zou verblijven in de week dat zij op vakantie was. Zij vond dat [minderjarige] bij vader veilig was en heeft niet meer eraan gedacht om dit aan de GI door te geven. Pleegmoeder gunt [minderjarige] dat ze bij haar, pleegmoeder, blijft in een stabiele thuissituatie, waarin zij oor heeft voor hetgeen [minderjarige] zegt. [minderjarige] is verschillende keren bij de vader geweest en ze kwam dan blij terug. Het gaat goed met [minderjarige] en [naam kind 1] .

4.De verdere beoordeling

De Gi heeft verzocht een machtiging te verlenen tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. De vraag die voorligt is of deze uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De kinderrechter beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
Bij beschikking van 4 november 2022 is [minderjarige] vanwege de verstoorde relatie tussen haar en de moeder, uit huis geplaatst bij de pleegmoeder. [minderjarige] had grote behoefte aan rust en stabiliteit, die zij bij de moeder niet kreeg. Uit de verklaringen ter zitting is gebleken dat het goed gaat met [minderjarige] in het pleeggezin van pleegmoeder. De bijzondere curator heeft gemotiveerd aangegeven, daarbij gesteund door hetgeen pleegzorgwerker en hulpverlener van Voorzorg haar hebben verteld, dat [minderjarige] veilig is in het pleeggezin en dat er geen zorgen zijn over [minderjarige] noch over hoe zij voor [naam kind 1] zorgt. [minderjarige] werkt al geruime tijd op maandag op een advocatenkantoor en, sinds kort, twee dagen per week bij de Jumbo, waar zij het goed doet. De moeder heeft weliswaar bij de bijzondere curator aangegeven dat de pleegmoeder [minderjarige] geestelijk mishandelt, maar de kinderrechter gaat daaraan voorbij, nu dit niet volgt uit de gesprekken van de bijzondere curator met de informanten en ook de vader deze stelling niet steunt. De GI heeft aangegeven dat pleegmoeder bepaalde informatie niet deelt, maar niet gebleken is dat de pleegmoeder en [minderjarige] bewust informatie hebben achtergehouden. Volgens de GI zal een volledig verblijf bij vader stabiliteit brengen, maar de kinderrechter plaatst hierbij vraagtekens. Zo is kennelijk niet nagedacht over de vraag hoe [minderjarige] vanuit België naar haar werk in [plaats] moet gaan, wie voor [naam kind 1] zorgt als [minderjarige] op maandag bij het advocatenkantoor werkt, wie voor [minderjarige] zorgt als vader en zijn partner fulltime werken.
Met de bijzondere curator is de kinderrechter van oordeel dat de communicatie zeer te wensen overlaat, maar dat maakt niet dat het noodzakelijk is om [minderjarige] bij vader te plaatsen en dus weg te halen bij pleegmoeder, bij wie zij zelf graag wil blijven en bij wie zij rust en stabiliteit heeft.
De kinderrechter overweegt dat ook de mening van [minderjarige] meegenomen dient te worden. [minderjarige] is immers zestien jaar en heeft de zorg voor haar kindje, hetgeen haar goed afgaat.
De kinderrechter heeft ter zitting de aanwezigen gepolst over een 50/50 verblijf van [minderjarige] bij de vader en pleegmoeder, zoals de GI dat eerder had verzocht en zoals de bijzondere curator dit ook heeft besproken met betrokkenen. De moeder wil dat niet, maar [minderjarige] , pleegmoeder en vader zouden zich hierin kunnen vinden. [minderjarige] heeft zelfs aangegeven dat een week om week regeling een optie is, waarbij de dagen op verschillende manieren worden ingevuld. Dan kan zij vanuit pleegmoeder zelf [naam kind 1] naar de crèche in [plaats] brengen en zelf naar haar werk bij de Jumbo gaan. [minderjarige] heeft letterlijk uitgesproken dat zij het haar vader gunt dat hij een kans krijgt, maar zij hoopt ook dat ze nog bij pleegmoeder mag blijven.
Desgevraagd heeft de GI aangegeven hierin niet mee te gaan en daarom het verzoek tot volledige uithuisplaatsing bij vader handhaaft.
Gelet op het bovenstaande en nu een ander verzoek niet voorligt, zal de kinderrechter het verzoek van de GI afwijzen. Daarmee is de taak van de bijzondere curator geëindigd, tenzij hoger beroep wordt ingesteld.
Ter zitting heeft de kinderrechter erop gewezen dat door de afwijzing een uitzonderlijke situatie ontstaat nu de ondertoezichtstelling nog loopt. Vaststaat dat de relatie tussen de moeder en [minderjarige] nog steeds verstoord is en daarom acht de kinderrechter een terugkeer naar de moeder niet in het belang van [minderjarige] . Desgevraagd heeft de moeder aangegeven dat zij, hoewel zij eerder heeft gezegd dat zij [minderjarige] bij afwijzing van het verzoek met politie bij pleegmoeder zal weghalen, dit niet zal doen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023 door
mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.