ECLI:NL:RBLIM:2023:4545

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
03.272724.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zedenzaken met bedreiging in de huiselijke sfeer

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 2 augustus 2023, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefkleinkind, alsook voor bedreiging van zijn echtgenote en haar nicht. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 juli 2023, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie achtte de beschuldigingen van seksueel misbruik bewezen, gebaseerd op de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent waren. Echter, de verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende wettig bewijs was, aangezien de verklaring van het slachtoffer niet ondersteund werd door ander bewijs.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig waren, er onvoldoende steunbewijs was om tot een bewezenverklaring van de zedenzaken te komen. De rechtbank benadrukte het bewijsminimum in zedenzaken, waarbij een verklaring van één getuige niet voldoende is zonder aanvullend bewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zedenzaken, maar achtte de bedreiging van zijn echtgenote en nicht wel bewezen. De verdachte had hen bedreigd met een mes, wat leidde tot een veroordeling voor deze feiten.

De rechtbank legde een taakstraf van 60 uren op voor de bedreigingen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de zedenzaken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03.272724.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
2 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1940,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 juli 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, en het slachtoffer [slachtoffer 3] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Hun vorderingen zijn behandeld en zij hebben ook gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte zijn minderjarige stiefkleinkind seksueel heeft misbruikt en dat hij haar, zijn echtgenote en een nicht heeft bedreigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] seksueel heeft misbruikt. [slachtoffer 1] is de kleindochter van zijn echtgenote. Er was niet alleen sprake van ontuchtige handelingen (feit 2), maar ook van seksueel binnendringen (feit 1). [slachtoffer 1] was bij het begin van het misbruik 8 jaar en het misbruik hield op toen zij bijna 12 jaar was.
De officier van justitie vindt de verklaringen van [slachtoffer 1] over het misbruik geloofwaardig. Die zijn gedetailleerd, consistent en authentiek. Daarnaast ziet de officier van justitie steunbewijs voor haar verklaringen. Dat betreft onder andere waarnemingen door anderen van signalen die [slachtoffer 1] gaf. Bovendien heeft de verdachte gedrag vertoond en uitlatingen gedaan die schuldbewustheid laten zien. De verdachte heeft zo op een indirecte manier het misbruik toegegeven, onder andere op 1 augustus 2022, toen het tot een confrontatie kwam tussen de verdachte en zijn echtgenote, nadat [slachtoffer 1] het misbruik aan haar oma bekend gemaakt had. De verdachte heeft toen bedreigingen geuit tegen zijn echtgenote en tegen een nicht van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] . Indirect heeft hij toen ook [slachtoffer 1] bedreigd (feiten 3 en 4).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent met klem dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan wat voor seksueel contact dan ook met [slachtoffer 1] . De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat er niet genoeg wettig bewijs zou zijn voor de feiten 1 en 2, het seksueel misbruik. Een bewezenverklaring zou gebaseerd worden op verklaringen van één persoon, [slachtoffer 1] . Dat laat de wet niet toe. Dat zij bij herhaling aan anderen verteld heeft over het misbruik maakt dat niet anders.
In zedenzaken kunnen bepaalde feiten en omstandigheden weliswaar als steunbewijs gebruikt worden, zoals bijvoorbeeld een geconstateerde gedragsverandering bij aangeefster, maar het steunbewijs dat de officier van justitie heeft aangevoerd kan niet als steunbewijs worden aanvaard.
De raadsman heeft de rechtbank ook verzocht de verdachte vrij te spreken van de feiten 3 en 4, het bedreigen van [slachtoffer 1] , haar oma en haar nicht, nu de verdachte ook die beschuldiging ontkent.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat de wet een bewijsminimum heeft geformuleerd in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Een bewezenverklaring van een strafbaar feit mag niet gebaseerd worden op alleen de verklaring van één getuige. Er moet altijd steunbewijs zijn. Deze regel beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat het artikel de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarop is nog een -beperkte- uitzondering mogelijk door het bepaalde in artikel 344, tweede lid Sv (het ambtsedig proces-verbaal van een opsporingsambtenaar), maar dat is in deze zaak niet relevant.
In zedenzaken komen vaak gebeurtenissen aan de orde waar maar twee personen bij zijn geweest en waarin één van die twee personen, de verdachte, ontkent of verklaart dat het niet zo is gegaan als de andere persoon, de aangeefster, zegt.
Dat leidt dan tot discussie over de vraag of het bewijsminimum wel is gehaald, zo ook in deze zaak. Als die vraag met “nee” moet worden beantwoord, zal dat tot vrijspraak moeten leiden. Dat wordt niet anders, wanneer de verklaring van aangeefster geloofwaardig en betrouwbaar wordt bevonden. Ook wordt het niet anders, als de aangeefster aan meerdere andere personen haar ervaringen met een verdachte heeft verteld. Dan is de belastende inhoud van die verklaring nog altijd uit één bron afkomstig, één getuige.
Wél volgt uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat, als de rechtbank de verklaring van de aangeefster betrouwbaar acht, steunbewijs ontleend kan worden aan verklaringen van anderen, die waarnemingen hebben gedaan in relatie tot de emotionele of fysieke toestand van aangeefster op het moment van de gebeurtenis of vlak daarna.
De beoordeling van de rechtbank met voornoemd kader als uitgangspunt
[slachtoffer 1] heeft op 7 juli 2022 een informatief gesprek gevoerd met de politie. Daarna, op 21 en 26 juli 2022, heeft zij aangifte gedaan tegen de verdachte. De rechtbank kan, kort samengevat, vaststellen dat haar verklaringen gedetailleerd en consistent zijn. Dat is een goede indicatie voor de betrouwbaarheid van die verklaringen. Contra-indicaties heeft de rechtbank niet kunnen ontlenen aan het dossier. De rechtbank gaat dus uit van die betrouwbaarheid. De rechtbank ziet echter onvoldoende steunbewijs naast die verklaringen en komt tot een vrijspraak van de feiten 1 en 2.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het dossier in deze zaak bevat voornamelijk verklaringen van personen. De verdachte ontkent de beschuldigingen en uit de verklaringen van anderen volgt duidelijk dat niemand van hen gezien heeft dat er over en weer seksuele gedragingen plaatsvonden tussen de verdachte en [slachtoffer 1] . Daarnaast is er informatie van de huisarts van [slachtoffer 1] en informatie van de GGD, maar die informatie bevat geen medische of andere bevindingen over de lichamelijke en geestelijke gezondheid van [slachtoffer 1] die betrekking hebben op de periode waarin volgens de tenlastelegging het misbruik van [slachtoffer 1] door de verdachte zou zijn gepleegd.
Om de feiten bewezen te kunnen verklaren moet er dus steunbewijs gezocht worden in de waarnemingen van anderen in relatie tot de emotionele of fysieke toestand van aangeefster op het moment van de gebeurtenis of vlak daarna. Daartoe heeft de rechtbank gekeken naar de verklaringen van de getuigen [naam 1] , [naam 2] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Het misbruik is door [slachtoffer 1] voor het eerst aangekaart in september/oktober 2016. Zij was toen 11 jaar en heeft aan de partner van haar moeder, de getuige [naam 1] , verteld dat haar opa haar aanraakte en kuste, wat zij niet wilde. [naam 1] had wel het idee dat er meer aan de hand was, maar aarzelde ook of het wel waar was wat zij vertelde. De rechtbank concludeert uit zijn verklaring dat hij, voordat [slachtoffer 1] dit alles vertelde, wél gemerkt had dat [slachtoffer 1] haar opa en oma niet meer wilde bezoeken, maar anderzijds deed [slachtoffer 1] altijd normaal als zij bij haar opa en oma was blijven slapen. De getuige [naam 1] heeft niets gemerkt of opgemerkt aan [slachtoffer 1] , ook achteraf bezien niet. Evenmin heeft hij iets aan haar opa opgemerkt; die dronk wel te veel, maar volgens de getuige “zou je er zo verder niets achter denken”.
De politie vatte zijn verklaring samen met: dus het leven ging gewoon door nadat ze het verteld had en alleen het bezoek werd minder? De getuige heeft toen verklaard dat dit klopte, maar daar nog wel aan toegevoegd dat [slachtoffer 1] tijdens het bezoek aan opa en oma dichtsloeg en in de buurt van de getuige bleef, zodat opa uit de buurt bleef.
Toen [slachtoffer 1] 12 of 13 jaar oud was, in de brugklas, werd [slachtoffer 1] volgens de getuige [naam 1] onhandelbaar.
Levert deze verklaring nu steunbewijs op overeenkomstig het beoordelingskader?
De verklaring van de getuige [naam 1] bevat twee elementen die iets zeggen over de emotionele toestand van [slachtoffer 1] ten tijde van het door haar benoemde misbruik, maar in beperkte mate. Het gaat dan om de onwil om bij opa en oma op bezoek te gaan en het mijden van opa bij de bezoeken die gezamenlijk met de getuige werden afgelegd. De heftige gedragsverandering bij [slachtoffer 1] ontstond pas later, toen zij ouder was en het door haar benoemde misbruik al geëindigd moet zijn geweest.
[naam 1] zag ook geen aanleiding actie te ondernemen, ook niet toen hij waarnam dat [slachtoffer 1] in zijn beleving haar opa meed tijdens hun gezamenlijke bezoeken. [naam 1] aarzelde en heeft ook verklaard dat hij destijds, toen ook oma en opa aangaven dat zij wel gemerkt hadden dat [slachtoffer 1] niet meer kwam slapen, ook rekening hield met manipulatief gedrag van [slachtoffer 1] . Al met al vindt de rechtbank dan ook dat deze verklaring onvoldoende gewicht in de schaal kan leggen als steunbewijs.
Dat geldt ook voor de verklaringen van de moeder van [slachtoffer 1] , de echtgenote van de verdachte en haar nicht [slachtoffer 3] .
De moeder van [slachtoffer 1] heeft verklaard voor het eerst van haar vernomen te hebben wat er gebeurd was, nadat [slachtoffer 1] een GGD-vragenformulier had ingevuld in haar bijzijn, en [slachtoffer 1] “ja” antwoordde op de vraag over seksueel misbruik. Dat kwam voor de moeder van [slachtoffer 1] uit de lucht vallen. Uit informatie van de GGD volgt dat dit een screening voor klas 2 betreft van de middelbare school, naar aanleiding van een vragenlijst, gedateerd 16 januari 2019.
De moeder van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat haar dochter altijd graag naar opa en oma ging, maar dat [slachtoffer 1] dat niet meer wilde toen zij rond de 10 jaar oud was. Verder heeft de moeder van [slachtoffer 1] nog verklaard dat [slachtoffer 1] in 2016 in verband met automutilatie hulp gekregen heeft, maar dat koppelde de moeder van [slachtoffer 1] aan het feit dat zijzelf in die tijd ernstig ziek was.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder van [slachtoffer 1] per saldo dus niet meer gemerkt aan [slachtoffer 1] ten tijde van het door [slachtoffer 1] benoemde misbruik dan de onwil om bij oma en opa op bezoek te gaan en te blijven slapen. Dat komt overeen met wat de getuige [naam 1] verklaard heeft, maar kan geen aanvullend gewicht in de schaal leggen.
De oma van [slachtoffer 1] , de getuige [slachtoffer 2] , heeft voor het eerst op 1 augustus 2022 van [slachtoffer 1] gehoord wat er volgens [slachtoffer 1] gebeurd was. Uit haar verklaring concludeert de rechtbank dat zij in de periode waarin het misbruik zich volgens [slachtoffer 1] heeft afgespeeld geen bijzonderheden heeft opgemerkt aan [slachtoffer 1] , anders dan dat [slachtoffer 1] op een gegeven moment niet meer kwam, wat zij niet begreep.
Tot slot is er nog de verklaring van de nicht van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] . Zij heeft verklaard dat zij een onderbuikgevoel heeft gehad en aan [slachtoffer 1] gevraagd heeft of haar opa haar betastte en dat moet ongeveer rond de tijd geweest zij toen [slachtoffer 1] 10 of 11 jaar oud was. [slachtoffer 1] heeft dat toen ontkend en pas tijdens carnaval 2021 aan haar nicht verteld wat er aan de hand was.
Het voorgaande betekent voor de rechtbank dat er onvoldoende significante emotionele of fysieke signalen zijn waargenomen bij [slachtoffer 1] ten tijde van de door haar genoemde gebeurtenissen of kort daarna, om te kunnen concluderen dat die het gevolg moeten zijn geweest van seksueel misbruik en dus om van voldoende steunbewijs te kunnen spreken.
Subjectieve argumenten?
De rechtbank heeft tot slot nagedacht over argumenten die de officier van justitie naar voren heeft gebracht en over onderdelen van verklaringen van anderen van meer subjectieve aard, die volgens de officier van justitie zouden kunnen bijdragen aan het bewijs. De rechtbank gebruikt deze argumenten en verklaringen echter niet.
De officier van justitie vindt de verklaringen van [slachtoffer 1] authentiek, onder andere omdat zij niet alleen gedetailleerd verklaard heeft over wat de verdachte heeft gedaan, maar ook over haar eigen handelingen en over schaamte over de lichamelijke opwinding die zij gevoeld heeft. Ze heeft bekende fenomenen beschreven, zoals het van angst bevriezen en haar moeite met het aangaan van seksuele relaties met mannen. Dat alles bewijst echter niet dat het tenlastegelegde is begaan, ook niet als je geen reden kunt bedenken waarom [slachtoffer 1] iets zou verklaren wat niet waar is. Het argument “zoiets verzin je niet” kan niet tot het bewijs bijdragen. Of een verklaring authentiek is of niet, betreft primair een subjectieve beoordeling; een duiding die niet voldoende zekerheid verschaft om een strafrechtelijke veroordeling op te baseren. De vraag waarom [slachtoffer 1] iets zou verklaren wat niet waar is, is uiteindelijk geen vraag die in het strafproces kan worden beantwoord. De rechtbank komt niet tot de conclusie dat [slachtoffer 1] liegt. De rechtbank kan niet meer dan vaststellen dat haar verklaring onvoldoende geobjectiveerd kan worden aan de hand van ander bewijs.
Iets vergelijkbaars geldt ook voor de duiding van uitspraken die de verdachte zou hebben gedaan, waarmee hij zich, volgens getuigen, zou hebben “ingedekt” en die zouden weggeven dat hij schuldig is, waaronder voortdurende negatieve uitlatingen over [slachtoffer 1] , de uitbarsting van de verdachte op 1 augustus 2022, waarop de rechtbank bij de feiten 3 en 4 nog kort in zal gaan en het telefoongesprek tussen de verdachte en [slachtoffer 1] op diezelfde dag waarin hij zou hebben gezegd dat zij maar onder haar dekentje thee moest komen drinken. Deze duiding wordt pas gegeven nadat de verdenking is uitgesproken en het strafrechtelijk onderzoek is gestart en een uitbarsting na een beschuldiging en de voornoemde telefonische opmerking kunnen geen onderscheid maken tussen een onschuldige en een schuldige verdachte. In het strafproces kunnen dergelijke uitspraken dus niet tot het bewijs dienen.
De slotsom luidt dan ook dat de verdachte moet worden vrijgesproken van wat hem onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd.
De feiten 3 en 4
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 1 augustus 2022 zijn echtgenote en [slachtoffer 3] heeft bedreigd, door een keukenmes op korte afstand van hen te houden en tegen hen te zeggen dat hij hen af zou maken en de keel zou doorsnijden (feit 3). De verdachte ontkent ook dit feit, maar hier is er wel voldoende wettig bewijs in de vorm van de verklaringen van zijn echtgenote en [slachtoffer 3] . Door of namens de verdachte is niets aangevoerd dat maakt dat aan hun verklaringen moet worden getwijfeld. Omdat de verdachte met zijn uitlatingen ook gedoeld heeft op [slachtoffer 1] en die uitlatingen haar ook bekend zijn geworden, kan ook bewezen worden dat zijn bedreigingen zich hebben uitgestrekt over haar, wat tot een bewezenverklaring van feit 4 leidt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 3
op 1 augustus 2022 te Herkenbosch, gemeente Roerdalen, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] een keukenmes te tonen en
- in een dreigende houding met dit keukenmes, op korte afstand voor die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] te gaan staan en
- daaraan dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak jou en je hele familie af en ik snij jullie stuk voor stuk de keel door" en
- met dit keukenmes nog in de hand had een stap dichter bij die [slachtoffer 3] te gaan staan waardoor de afstand tussen verdachte en die [slachtoffer 3] ongeveer 1 meter werd;
Feit 4
op 1 augustus 2022 te Herkenbosch, gemeente Roerdalen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Die vieze vuile gore kut, oh wacht maar, ik weet waar ze woont. Ik ga naar haar toe en ik steek haar neer en snijd de keel door" en "Ik maak jou en je hele familie af en ik snij jullie stuk voor stuk de keel door".
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen zijn opgenomen in een bijlage bij dit vonnis, bijlage II.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 4
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen acht gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een aanzienlijk lagere straf op te leggen aan de verdachte, wanneer zij de vrijspraakverweren niet volgt. De raadsman heeft de rechtbank verzocht in dat geval rekening te houden met de hoge leeftijd van de verdachte en het gegeven dat de feiten 1 en 2, indien bewezen, zich al langer geleden hebben afgespeeld.
Een taakstraf heeft de voorkeur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van zijn echtgenote en twee van haar kleinkinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Dat was een disproportionele reactie op de mededeling van zijn vrouw dat er een aanklacht tegen hem liep bij de politie. Dat zijn nare strafbare feiten, zeker nu mevrouw [slachtoffer 2] in haar eigen woning is bedreigd met een keukenmes. Ook op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] heeft de bedreiging een heftige indruk gemaakt.
Bij het bepalen van de straf moet de rechtbank de context van de verwijten die onder de feiten 1 en 2 in de tenlastelegging zijn genoemd, buiten beschouwing laten, gelet op het oordeel dat de verdachte van die feiten moet worden vrijgesproken. Er is daarom geen reden af te wijken van de vertrekpunten voor de straftoemeting die gehanteerd worden bij veelvoorkomende misdrijven, waaronder bedreiging. Deze vertrekpunten, de oriëntatiepunten van het LOVS, gaan bij een louter verbale bedreiging uit van een geldboete. Zodra er een steekwapen getoond is, moet uitgegaan worden van 60 uren taakstraf. Daar komt dan als strafverzwarend element bij dat de bedreiging zich in de huiselijke sfeer heeft afgespeeld.
De rechtbank houdt verder rekening met het blanco strafblad van de verdachte en de lichamelijke beperkingen waarmee de verdachte te kampen heeft. De rechtbank acht, alles afwegend, een taakstraf van 60 uren passend.

7.De benadeelde partijen

De vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 12.500,- voor geleden immateriële schade (smartengeld) ter zake van het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2.
Omdat de rechtbank de verdachte vrijspreekt van deze feiten, moet de rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 361 van het Wetboek van Strafvordering de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vordering van[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 2.500,- voor geleden immateriële schade ter zake van feit 3.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, niettegenstaande het gegeven dat zij feit 3 bewezen zal verklaren. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De vordering is gebaseerd op artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, de aantasting van de persoon op andere wijze dan door het toebrengen van lichamelijk letsel of het schaden van de eer en goede naam.
De Hoge Raad heeft daarbij als uitgangspunt geformuleerd dat, om de vordering op die basis te kunnen toewijzen, de benadeelde geestelijk letsel moet hebben opgelopen en dat dit letsel naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. Als dat geestelijke letsel niet op die manier kan worden vastgesteld, kan een vordering toch worden toegewezen, als de aard en de ernst van de normschending (het bewezen verklaarde feit) en de gevolgen ervan (de impact) meebrengen dat dat er (toch) sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze. Die gevolgen moeten wel voldoende concreet zijn onderbouwd, tenzij die gevolgen gelet op de aard en de ernst van de normschending zo voor de hand liggen, dat de aantasting ook zonder die concrete onderbouwing mag worden aangenomen.
Volgens de benadeelde partij is dit het geval. De bedreiging heeft weliswaar niet objectief tot geestelijk letsel geleid, maar is wel traumatisch geweest en zij is volgens de onderbouwing ernstig beschadigd in haar emotioneel functioneren en welbevinden. Ook haar gevoel van veiligheid is erdoor aangetast.
De rechtbank is echter van oordeel dat in deze zaak de aard en ernst van de normschending niet zo uitzonderlijk is dat alleen al daarom de aangevoerde nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat de vordering kan worden toegewezen. De vordering is onderbouwd door te wijzen op gevoelens van onveiligheid en aantasting van haar emotioneel functioneren en welbevinden. Dergelijke emotionele gevolgen zijn echter, hoe invoelbaar ook, onvoldoende concreet, ook gelet op de aangevoerde omstandigheden van het geval, om psychische schade aan te nemen en de vordering op basis van voornoemde bepaling in het Burgerlijk Wetboek toe te kunnen wijzen.
De vordering van[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 550,- voor geleden immateriële schade ter zake van feit 3. De benadeelde partij heeft de vordering eveneens gebaseerd op artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek, de aantasting van de persoon op andere wijze dan door het toebrengen van lichamelijk letsel of het schaden van de eer en goede naam.
De bedreiging heeft weliswaar niet tot objectiveerbaar geestelijk letsel geleid, maar heeft wel geleid tot boosheid, verdriet, slaapklachten en piekeren. Het gevoel van veiligheid is door het angstaanjagende gedrag van de verdachte aangetast, aldus de benadeelde partij.
De rechtbank is echter van oordeel dat in deze zaak de aard en ernst van de normschending niet zo uitzonderlijk is dat alleen al daarom de aangevoerde nadelige gevolgen zo voor de hand liggen, dat de vordering kan worden toegewezen. De rechtbank is verder van oordeel dat gevoelens van onveiligheid en aantasting van emotioneel functioneren en welbevinden, hoe invoelbaar ook, onvoldoende concreet zijn, ook gelet op de aangevoerde omstandigheden van het geval, om psychische schade aan te nemen en de vordering op basis van voornoemde bepaling in het Burgerlijk Wetboek toe te kunnen wijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de bewezen verklaarde feiten tot
een taakstraf voor de duur van van 60 uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag;
Benadeelde partijen
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij tot de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij tot de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij tot de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. N.P.J. van de Pasch en mr. I.T.H.L. van de Bergh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 augustus 2023.
Buiten staat
De voorzitter en mr. N.P.J. van de Pasch zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging- ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks de periode van 24 december 2013 tot en met 17 april 2017 te Herkenbosch, gemeente Roerdalen, althans in Nederland, met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, zijnde [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2013 tot en met 17 april 2017 te Herkenbosch, gemeente Roerdalen, althans in Nederland ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige zijnde [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 1] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte
- zijn penis in het bijzijn van die [slachtoffer 1] betast en/of vastgepakt en/of afgetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] ertoe bewogen om zijn, verdachtes, penis te betasten en/of vast te pakken en/of af te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] ertoe bewogen om, in het bijzijn van verdachte, haar eigen vagina te betasten en/of een of meer vingers in haar vagina te duwen/brengen en/of
- meermalen (in/over) de borsten van die [slachtoffer 1] met zijn hand(en) (op en/of onder de kleding) betast en/of vastgepakt en/of geknepen en/of gewreven en/of
- meermalen (in/op) de billen van die [slachtoffer 1] met zijn hand(en) (op en/of onder de kleding) betast en/of geknepen en/of geslagen en/of
- meermalen het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] met zijn hand(en) (op en/of onder de kleding) betast en/of aangeraakt en/of
- die [slachtoffer 1] ertoe bewogen om op en/of tegen hem, verdachte, te gaan liggen en/of (daarbij) zogenoemde "rijdende bewegingen" gemaakt en/of
- die [slachtoffer 1] gezoend op de mond en/of daarbij zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] bewogen en/of
- die [slachtoffer 1] ertoe heeft bewogen om zijn penis in haar mond te nemen en op- en neergaande bewegingen te maken met haar hoofd (pijpen),
zulks terwijl dat feit werd begaan tegen een persoon bij wie hij, verdachte, misbruik van een kwetsbare positie heeft gemaakt;
feit 3
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Herkenbosch, gemeente Roerdalen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] een (keuken)mes, althans een scherppuntig voorwerp, te tonen en/of
- in een dreigende houding met dit (keuken)mes, althans scherppuntige voorwerp, op korte afstand voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te gaan staan en/of
- daaraan dreigend de woorden toe te voegen " Ik maak jou en je hele familie af en ik snij jullie stuk voor stuk de keel door" en/of
- ( vervolgens) met dit (keuken)mes, althans scherppuntig voorwerp, nog in de hand had een stap dichter bij die [slachtoffer 3] te gaan staan waardoor de afstand tussen verdachte en die [slachtoffer 3] ongeveer 1 meter werd;
feit 4
hij op of omstreeks 1 augustus 2022 te Herkenbosch, gemeente Roerdalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- [slachtoffer 3] (zijnde de nicht van die [slachtoffer 1] ) en/of [slachtoffer 2] (zijnde de oma van die [slachtoffer 1] ) een (keuken)mes, althans scherppuntig voorwerp, te tonen en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Die vieze vuile gore kut, oh wacht maar, ik weet waar ze woont. Ik ga naar haar toe en ik steek haar neer en snijd de keel door" en/of "Ik maak jou en je hele familie af en ik snij jullie stuk voor stuk de keel door".
BIJLAGE II: De bewijsmiddelen
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op paginanummers uit het Eind proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, zaakregistratieverbaalnummer PL2300-2022122832, gesloten d.d. 19 oktober 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 170.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden leveren op de redengevende feiten en omstandigheden waarop steunt de beslissing van de rechtbank hiervoor bewezen verklaarde feiten door de verdachte zijn begaan. Daarbij wordt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
Het proces-verbaal aangifte, p. 123, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Plaats delict: [adres 2] , Herkenbosch, binnen de gemeente Roerdalen
Aangever: [slachtoffer 2]
Voornamen: [voornamen slachtoffer 2]
Ik doe aangifte van bedreiging door mijn man [verdachte] . Op maandag 1 augustus 2022, omstreeks 12:00 uur stond mijn man [verdachte] in de woonkamer met een open keuken. Ik confronteerde hem met het feit dat er aangifte is gedaan bij de politie vanwege een zedendelict tegen hem. Bij deze confrontatie was mijn kleindochter genaamd [slachtoffer 3] geboren op [geboortedatum 2] ook aanwezig. Zij heeft dan ook alles meegekregen van deze confrontatie.
Ik zag dat [verdachte] heel erg boos werd en vervolgens ontplofte van woede. Ik zag dat hij vervolgens naar de keukenlade liep en daar een groot mes pakte. Ik zag dat het een groot mes was van ongeveer 30 cm. Ik zag dat het een zwart handvat had. Hij stond toen nog bij de aanrecht en toen riep hij: "Die vieze vuile gore kut, oh wacht maar ik weet waar ze woont ik ga naar haar toe en ik steek haar neer en snij haar de keel door." Daarna draaide hij zich naar onze richting en toen kwam hij naar onze richting. Ik hoorde toen dat hij zei: "Ik maak jou en je hele familie af en ik snij jullie stuk voor stuk de keel door."
Hij kwam vervolgens een stap dichter bij [slachtoffer 3] en stond een meter tegenover haar.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 128, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Ik zag dat hij een stap in de richting van mij en [slachtoffer 3] zette en ik hoorde dat hij schreeuwde: “Ik maak jou en je hele familie stuk voor stuk af en snijd jullie de keel door”. Hierbij keek hij in onze richting en het mes hield hij nog steeds in zijn hand. Ik zag dat hij een stap dichter in de richting van [slachtoffer 3] zette, waardoor hij op maar een meter van [slachtoffer 3] verwijderd stond.
Het proces-verbaal aangifte, p. 129 en 130, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Aangever: [slachtoffer 3]
Voornamen: [voornamen slachtoffer 3]
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood.
Op maandag 1 augustus 2022 ben ik naar de woning van mijn oma gegaan. Mijn oma is getrouwd met [verdachte] .
Ik ben met haar naar haar woning aan de [adres 2] in Herkenbosch gereden. Wij waren die dag om ongeveer 12.00 uur bij de woning van mijn oma en [verdachte] aangekomen.
Toen mijn oma dacht dat zij al haar spulletjes gepakt had, zijn wij naar beneden gelopen, naar de keuken.
Op dat moment zag ik dat [verdachte] een keukenmes van het aanrecht pakte. Ik zag dat het mes helemaal zwart was, zowel het handvat als het mes zelf. Mijn oma en ik stonden op ongeveer een meter afstand van hem. Ik zag dat [verdachte] heel boos was. Ik zag dat hij het mes naar het lichaam van mijn oma richtte. Ik zag dat hij het mes ook voor haar gezicht hield. Ik zag dat hij het mes ook op mij richtte. Hij bewoog het mes als het ware over en weer naar mij en naar mijn oma. Ik hoorde hem toen met verheven stem zeggen: "Ik weet waar ze woont en ik snij haar de strot af! Ik snij jullie hele familie de keel door!"
Het proces-verbaal aangifte, p. 132 en 133, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Pleegdatum: 1 augustus 2022
Aangever: [slachtoffer 1]
Voornamen: [voornamen slachtoffer 1]
Ik doe aangifte van bedreiging door mijn stief-opa [verdachte] . Omstreeks 12:00 uur werd een van mijn ouders gebeld door mijn nicht [slachtoffer 3] . Ze vertelde wat er gebeurd was.
Mijn opa heeft gezegd dat hij ons allemaal de strot door zou snijden. Om 12:17 heeft hij nog een keer gebeld. Ik durfde niet meer op te nemen, omdat ik erg bang en geschrokken was van zijn uiting richting mij.