ECLI:NL:RBLIM:2023:4531

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
03/047662-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding en wederrechtelijk binnendringen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 juli 2023 uitspraak gedaan tegen de verdachte, geboren in 1985, die werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en wederrechtelijk binnendringen in de woning van het slachtoffer. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.G.W. Hendriks. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 juli 2023, waarbij de verdachte aanwezig was en de officier van justitie zijn standpunt naar voren bracht. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de aanranding van het slachtoffer en het wederrechtelijk binnendringen in haar woning. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door DNA-onderzoek en getuigenverklaringen, voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van beide feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de lichte verstandelijke beperking van de verdachte, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/047662-23
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1985,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E.G.W. Hendriks, advocaat kantoorhoudende te Kerkrade.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2023. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, is verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1. [slachtoffer] heeft aangerand.
2. de woning bij [slachtoffer] in gebruik is binnengedrongen en niet op vordering van
[slachtoffer] zich aanstonds heeft verwijderd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1. en onder 2. aan de verdachte tenlastegelegde is bewezen, gelet op de verklaringen van [slachtoffer] , die hij betrouwbaar acht. Daarnaast is er voldoende steunbewijs. De officier van justitie heeft daartoe gewezen op de DNA-rapportage en de verklaring van [naam 1] , het proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2021 en de verklaring van [naam 2] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte van zowel het onder 1., als van het onder 2. tenlastegelegde vrij te spreken, omdat er op basis van het aan de rechtbank overgelegde dossier onvoldoende bewijs is voor een veroordeling van de verdachte.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er mogelijk een persoonsverwisseling heeft plaats gevonden. Ten aanzien van de muts en de oorbel, waarop biologische sporen vermoedelijk afkomstig van de verdachte zijn aangetroffen, stelt zij dat er onzekerheid is over de herkomst van deze voorwerpen, zodat de uitkomst van het onderzoek aan deze oorbel en aan deze muts niet kan bijdragen aan het bewijs tegen de verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 9 november 2021 doet [slachtoffer] aangifte. Zij verklaart tegenover ambtenaren van de politie dat zij op 6 november 2021 thuis was in haar woning gelegen aan de [adres 2] . Om 23.00 uur werd er meerdere keren aangebeld. Ze deed de deur open en zag een man staan met een zwarte huidskleur, vermoedelijk van buitenlandse herkomst. Hij besprong haar en begon haar ineens te zoenen. Ze duwde hem weg en probeerde de deur te sluiten. Hij bleek veel sterker te zijn dan zij en duwde haar weg. Hij bleef maar zeggen dat hij haar een massage wilde geven. Zij zei dat ze dit niet wilde en dat hij weg moest gaan. Hij zoende haar op de lippen. Hij raakte haar aan op haar borsten en tussen haar benen. Hij greep haar tussen haar benen. Hij pakte met zijn hand haar vagina vast. Ze heeft tegen de man gezegd dat hij weg moest gaan en dat hij haar huis uit moest gaan. Hij probeerde haar te zoenen en zei tegen haar: “ik wil je zoenen” en “I want to kiss you”. Ze heeft een buurman, genaamd [naam 1] , gebeld voor hulp. Hij is naar haar woning gekomen en heeft de man bij de arm gepakt en meegenomen naar de voordeur.
De man had een zwarte muts op. De muts is achtergebleven en deze heeft zij aan de politie gegeven. De volgende dag heeft ze een oorbel gevonden. Ze denkt dat de man deze verloren is. [2]
De politie heeft de oorbel en de muts in beslag genomen. [3] Door The Maastricht Forensic Institute (TMFI) werd onderzoek ingesteld aan de bemonstering van de oorbel en aan de bemonstering van de muts. De hieruit verkregen DNA-profielen zijn vergeleken met het DNA-profiel van [slachtoffer] en met het DNA-profiel van [verdachte] .
Uit het materiaal, dat is verkregen uit door bemonstering van de gehele oorbel, alsmede uit het materiaal, dat is verkregen door de bemonstering van de binnenzijde van de muts is een DNA verkregen waarvan het profiel matcht met het profiel dat is verkregen uit DNA van de verdachte, [verdachte] . De frequentie van dat DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [4]
[naam 1] heeft tegenover ambtenaren van de politie verklaard dat hij op 22 november 2022 door [slachtoffer] werd gebeld omdat zij meende, dat de man die op dat moment voor de centrale deur van het wooncomplex stond, dezelfde man is die haar enige tijd terug had aangerand en in haar woning was geweest. [naam 1] is daarop naar deze toegangsdeur gegaan. [naam 1] verklaart dat hij een man met een donkere/getinte huidskleur voor het complex ziet staan, die hij herkent als de man die hij op de avond van 6 november 2021 bij [slachtoffer] voor de deur aantrof. Hij herkende hem aan zijn postuur en aan zijn gezicht. Desgevraagd toont de man aan een inmiddels ter plaatse verschenen politieman zijn geldig paspoort. [5] De politieman, die al enkele jaren wijkagent van de wijk Noord van de gemeente Kerkrade is, herkent de man en identificeert hem als [verdachte] . [6]
Bewijsoverwegingen
Op 6 november 2021 heeft [slachtoffer] , toen zij melding heeft gemaakt bij de politie van het incident, een oorbel en een muts aan de politie overhandigd. Zij heeft bij de aangifte verklaard dat zij heeft gezien dat de dader deze muts droeg en dat zij deze oorbel, waarvan zij meent dat de dader deze is verloren, de volgende dag heeft gevonden. Gezien de bevindingen uit het DNA-onderzoek concludeert de rechtbank dat deze oorbel en deze muts, die volgens haar haar verklaring op 6 november 2021 in of bij woning van [slachtoffer] werden gevonden, door de verdachte zijn gedragen. De verdachte stelt dat hij nooit in de woning van [slachtoffer] is geweest, maar enige aannemelijke verklaring voor het aantreffen van de muts in de woning van [slachtoffer] wordt door hem vervolgens niet gegeven. Uit de bevindingen van het forensisch onderzoek, als mede uit de herkenningen en identificatie op 22 november 2021 stelt de rechtbank stelt vast dat de verdachte op de avond van 6 november 2021 zich in de woning van [slachtoffer] heeft begeven.
Op grond daarvan en op grond van de aangifte door [slachtoffer] , dat zij door de verdachte op 6 november 2021 werd aangerand en dat hij niet op vordering van [slachtoffer] aanstonds zich heeft verwijderd komt de rechtbank tot het oordeel dat het aan de verdachte onder 1. en het onder 2. tenlastegelegde is bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
op 6 november 2021 in de gemeente Kerkrade, door geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het zoenen van [slachtoffer] en het betasten en aanraken van de borsten en de vagina van [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hieruit dat hij 's avonds (meermalen) heeft aangebeld bij de woning van [slachtoffer] en (vervolgens), nadat [slachtoffer] de deur opendeed, onverhoeds de woning van [slachtoffer] is binnengestapt en [slachtoffer] onverhoeds op de lippen heeft gezoend en tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar een massage wilde geven en in de woning is gebleven, terwijl [slachtoffer] meermalen heeft gezegd dat hij weg moest gaan en (vervolgens) onverhoeds de borsten van [slachtoffer] heeft aangeraakt en betast en onverhoeds tussen de benen van [slachtoffer] heeft gegrepen en de vagina van [slachtoffer] heeft aangeraakt en betast en onverhoeds zoenende bewegingen heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] en (daarbij) heeft gezegd dat hij [slachtoffer] wilde kussen en voorbij is gegaan aan de (verbale en non-verbale) signalen van [slachtoffer] dat zij dit niet wilde en (aldus) een dreigende situatie heeft gecreëerd, waarin [slachtoffer] zich niet kon onttrekken aan de handelingen van verdachte.
2.
op 6 november 2021 in de gemeente Kerkrade in de woning gelegen aan de [adres 2] , bij [slachtoffer] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen en aldaar wederrechtelijk heeft vertoefd en zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1. of onder 2. meer of anders aan de verdachte is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 2:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
en
wederrechtelijk in de woning vertoevende, zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds verwijderen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Psychiater A.H.A.C. van Bakel, in samenwerking met S.J.B. Willems, arts in opleiding tot psychiater heeft een onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte ingesteld en daarvan een Pro Justitiarapport opgemaakt, gedateerd 14 juli 2021 en dus minder dan vier maanden voorafgaand aan de door de verdachte gepleegde strafbare feiten.
De rapporteur concludeert dat de verdachte vanwege zijn lichte verstandelijke beperking inschattingsfouten maakt en ernstig beperkt is in zijn reflectief vermogen. Hij is onvoldoende in staat het perspectief van een ander te overzien en heeft vanuit zijn cognitieve beperkingen bepaalde overtuigingen, die hem voldoende legitimatie verschaffen om bepaalde handelingen uit te voeren, ondanks aansporingen dit niet te doen.
Tegelijkertijd is gebleken dat de dreiging van negatieve consequenties ervoor kan zorgen dat betrokkene onwenselijk gedrag achterwege laat. In beperkte mate is er dus onder bepaalde omstandigheden wel ruimte voor vrije-wilsuitoefening.
Het onderzoek is ingesteld naar aanleiding van de indertijd aan de verdachte tenlastegelegde belaging. De rapporteurs adviseerden de rechtbank om hetgeen destijds aan de verdachte werd tenlastegelegd, hem in verminderde mate toe te rekenen.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde straf primair op het standpunt gesteld dat gevangenisstraf in dit geval een te zware strafmodaliteit is en een taakstraf beter past bij de verdachte en bij de delicten. Ze heeft daartoe ook gewezen op de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Subsidiair heeft zij verzocht om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen, mocht de rechtbank voornemens zijn een gevangenisstraf op te leggen, en opnieuw gedragsdeskundigen een onderzoek te doen instellen met aandacht voor de seksuele aspecten van de grensoverschrijdingen door de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het Pro Justitiarapport van 14 juli 2021 naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding en huisvredebreuk. De aanranding heeft in de late avond plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer. De verdachte deed dit door aan te bellen bij het slachtoffer. Nadat het slachtoffer haar voordeur had geopend, besprong hij haar en betastte hij haar.
Zij heeft hem steeds weer weggeduwd en op harde toon toegesproken, maar hij was te sterk en bleef maar doorgaan. Pas toen zij haar buurman kon waarschuwen, is deze voor het slachtoffer zeer bedreigende situatie tot een einde gekomen. Toen zij hem elf dagen later weer voor haar appartementencomplex zag staan, schrok zij enorm en was zij ontzettend bang. Dankzij de hulp van haar buurman en de wijkagent is, nadat hij kon worden geïdentificeerd, de verdachte toen bij de woning van het slachtoffer vertrokken.
De rechtbank is van oordeel dat alleen een gevangenisstraf gepast is voor deze misdrijven.
De psychiater heeft de verdachte enkele maanden voorafgaand aan deze huisvredebreuk en aanranding onderzocht naar aanleiding van een belaging. De rechtbank is van oordeel dat het beschreven mechanisme ook de huidige delicten gedragskundig kan verklaren. De verdachte is verstandelijk zodanig beperkt, dat hij door misinterpretaties en inschattingsfouten een eigen waarheid vormt die toen de belaging en nu de huisvredebreuk en aanranding voor hem rechtvaardigt.
De verdachte wordt het bewezenverklaarde ook nu dus in verminderde mate toegerekend, hetgeen matigend werkt op de op te leggen straf.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte rapport van mevrouw B.P.G.M. Wanten, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, van 22 juni 2023 en de deskundigenverklaring van R. Dirix ter terechtzitting.
Zij concluderen dat een verandering in het gedrag van de verdachte niet haalbaar lijkt.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om de zaak te heropenen en een nieuw pro-justitia onderzoek naar de verdachte in te stellen, met aandacht voor de seksuele aspecten van zijn handelen af omdat zij zich voldoende voorgelicht acht. Het rapport van de psychiater beschrijft de situatie tot vlak voor 6 november 2021 en verklaart ook de onderhavige delicten, het rapport van de reclassering beschrijft de ontwikkelingen van toen tot nu. De reclassering adviseert ook een nader psychiatrisch onderzoek om de mogelijkheden van ambulante behandeling en beschermd wonen te verkennen, maar op basis van dit advies concludeert de rechtbank al dat beide opties niet haalbaar zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
5 juli 2023 is de verdachte niet eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt voorts rekening met het gegeven dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is omdat de verdachte na het plegen van de nu aan hem tenlastegelegde strafbare feiten is veroordeeld voor belaging.
De rechtbank is van oordeel dat dient te worden voorkomen dat de verdachte in de toekomst opnieuw soortgelijke strafbare feiten pleegt. De rechtbank acht daarom van belang dat van de gevangenisstraf, een deel voorwaardelijk niet tenuitvoer wordt gelegd als de spreekwoordelijke ‘stok achter de deur’. De officier van justitie heeft niet gevorderd om daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden en de rechtbank zal dat ook niet ambtshalve doen, omdat de noodzakelijke voorwaarden al zijn verbonden aan een onherroepelijke voorwaardelijke straf met een proeftijd die loopt tot 20 juli 2025.
De rechtbank zal de verdachte alles afwegende veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met een voorwaardelijk deel van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 138 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1. en het onder 2. aan de verdachte tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. of onder 2. meer of anders aan hem is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten opleveren, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van deze gevanenisstraf een gedeelte voor de duur van 6 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd, die wordt gesteld op een termijn van 3 jaren, zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. N.P.J. van de Pasch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2023.
Buiten staat
Mr. N.P.J. van de Pasch is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 6 november 2021 in de gemeente Kerkrade,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het zoenen van die [slachtoffer] en/of het betasten en/of aanraken van de borsten en/of de vagina van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hieruit dat hij, verdachte,
- ' s avonds (meermalen) heeft aangebeld bij de woning van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) nadat die [slachtoffer] de deur opendeed, onverhoeds de woning van die [slachtoffer] is binnengestapt en/of
- die [slachtoffer] onverhoeds op de lippen heeft gezoend en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar een massage wilde geven, althans woorden van gelijke strekking en/of
- in de woning is gebleven, terwijl die [slachtoffer] (meermalen) heeft gezegd dat hij weg moest gaan, althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( vervolgens) onverhoeds de borsten van die [slachtoffer] heeft aangeraakt en/of betast en/of
- onverhoeds tussen de benen van die [slachtoffer] heeft gegrepen en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft aangeraakt en/of betast en/of
- onverhoeds een of meer zoenende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of (daarbij) heeft gezegd dat hij die [slachtoffer] wilde kussen en/of
- voorbij is gegaan aan de (verbale en non-verbale) signalen van die [slachtoffer] dat zij dit niet wilde en/of
- ( aldus) een dreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich niet kon en/of durfde verzetten tegen en/of onttrekken aan en/of weerstand bieden tegen de handelingen van verdachte;
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 6 november 2021 in de gemeente Kerkrade
in de woning, gelegen aan de [adres 2] ,
bij een ander, te weten bij [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen en/of aldaar wederrechtelijk heeft vertoefd en zich niet op de vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie-eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2021175305, gesloten d.d. 15 februari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 80.
2.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2021, pag. 5 t/m 9.
3.De niet genummerde kennisgevingen van inbeslagneming d.d. 15 november 2021.
4.Het niet genummerde proces-verbaal relaas d.d. 11 juni 2023 met bijlagen.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 22 november 2022, pag. 20.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2022, pag. 17 en 18.