ECLI:NL:RBLIM:2023:4473

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
03.106062.23 + 03.073577.23 (gev. ttz) + 03.659310.16 (tul)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet ontvankelijkheid vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel na detentie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 26 juli 2023, is de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, aangeklaagd voor meerdere winkeldiefstallen en verduistering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging voor een van de zaken niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering, waardoor deze nietig werd verklaard. De verdachte heeft in maart 2023 in Maastricht en Heerlen verschillende diefstallen gepleegd, waaronder de diefstal van vleeswaren en een creditcard. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan drie winkeldiefstallen en één verduistering, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de proeftijd van de ISD-maatregel niet doorloopt tijdens detentie, en dat de proeftijd op 29 december 2019 was geëindigd. Aangezien de bewezen feiten na deze datum zijn gepleegd, verklaarde de rechtbank de vordering niet ontvankelijk. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 130 dagen, rekening houdend met zijn recidive en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03.106062.23 en 03.073577.23 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer: 03.659310.16 (vordering tenuitvoerlegging)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.
d.
26 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1976,
verblijvende op het adres [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 juli 2023. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, is ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank stelt vast dat het onder 1. in de zaak met parketnummer 03.073577.23 aan de verdachte tenlastegelegde geen omschrijving bevat van de feitelijke uitvoeringshandelingen, die door de verdachte zouden zijn verricht. Daarmee voldoet de tenlastelegging niet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. De rechtbank zal de dagvaarding op dit punt dan ook nietig verklaren.

3.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat de verdachte drie winkeldiefstallen heeft gepleegd en dat hij een pinpas/creditcard heeft verduisterd of gestolen.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte drie winkeldiefstallen heeft gepleegd bij een filiaal van [winkel] (verder: [winkel] ) in Maastricht, op respectievelijk 22, 29 en 30 maart 2023, telkens een grote hoeveelheid vlees of vis.
Verder heeft de verdachte op 3 maart 2023 een pinpas/creditcard verduisterd. Deze pas behoorde toe aan een collega van de verdachte, die aangifte heeft gedaan van de diefstal van zijn beurs en pas. De verdachte, die verklaard heeft dat hij een pas gevonden had, heeft deze voor zichzelf gehouden en de pas daarmee verduisterd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte zijns inziens ten aanzien van twee van de drie winkeldiefstallen bij [winkel] gedeeltelijk moet worden vrijgesproken. De verdachte wordt verweten dat hij op 22 en 29 maart 2023 voor honderden euro’s aan vlees gestolen heeft, maar dat is alleen gebaseerd op een schatting door de medewerker van [winkel] , die de aangifte heeft gedaan. Die schatting is gebaseerd op een inventarisatie van de voorraden, waaruit bleek dat er voor een groot bedrag aan vleeswaren niet is betaald, maar dat wil nog niet zeggen dat de verdachte daar dan volledig voor verantwoordelijk moet zijn geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd bewezen omdat de verdachte dat ook heeft bekend te hebben begaan. De inhoud van de bewijsmiddelen zal de rechtbank weergeven in een bijlage bij dit vonnis. De rechtbank volgt de raadsman ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03.106062.23 onder 2. tenlastegelegde in zijn verweer dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte voor een bedrag van € 430,71 bij [winkel] gestolen heeft.
De medewerker van [winkel] , die aangifte heeft gedaan, heeft dit bedrag van € 430,71 gebaseerd op een inventarisatie van de voorraad aan vlees, maar daaruit volgt niet noodzakelijkerwijs dat de verdachte alles gestolen heeft, wat volgens de administratie voorradig zou moeten zijn geweest en dat kennelijk op 29 maart 2023 niet meer voorradig was en niet is afgerekend bij de kassa’s van deze winkel. In de tenlastelegging onder 1. staat geen specifiek bedrag genoemd.
De rechtbank stelt vast op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte, dat hij zich op 3 maart 2023 in Heerlen een betaalpas heeft toegeëigend die evident niet van hem was. Deze pas, die verdachte naar eigen zeggen gevonden heeft in de buurt van het bedrijfspand waar hij werkte, had hij moeten afgeven, bijvoorbeeld aan de desbetreffende uitgever van de pas, in dit geval [naam uitgever 1] , of moeten inleveren bij een voorziening voor gevonden voorwerpen. Dat niet doen, maar in plaats daarvan deze betaalpas voor zichzelf houden kwalificeert als verduistering.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
Zaak met parketnummer 03.106062.23
onder 1.
op 22 maart 2023 te Maastricht meerdere vleeswaren, die aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder 2.
op 29 maart 2023 te Maastricht vleeswaren, die aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
onder 3.
op 30 maart 2023 te Maastricht vlees- en viswaren (ter waarde van EUR 311,50), die aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 03.073577.23
2. primair
op 3 maart 2023 te Kerkrade opzettelijk een creditcard, toebehorende aan [naam 1] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen wat in de zaak met het parketnummer 03.106062.23 onder 1., 2. of 3. of wat in de zaak met het parketnummer 03.073577.23 onder 2. meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
zaak met parketnummer 03.106062.23
feit 1
diefstal;
feit 2
diefstal;
feit 3
diefstal;
zaak met parketnummer 03.073577.23
feit 2 primair
verduistering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en/of de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 76 dagen. Die straf is gelijk aan de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de straf kunnen dan bijzondere voorwaarden worden verbonden, om de verdachte de hulp te bieden waar hij om vraagt, zoals begeleid wonen en een ambulante behandeling.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in de maand maart 2023 in korte tijd vier vermogensdelicten gepleegd. Het is duidelijk dat de verdachte zonder enige terughoudendheid winkeldiefstallen pleegt en daarbij niet alleen wegneemt om te voorzien in eigen gebruik van levensmiddelen, maar kennelijk ook wegneemt om te verkopen en zo te voorzien in de aankoop van verdovende middelen. Dat blijkt ook uit zijn omvangrijke strafblad, dat een somber makend beeld schetst van iemand met een pro-criminele levenshouding. De verdachte verklaarde ter terechtzitting nog dat hij een vriendin met drie kinderen wilde helpen, maar dat is niet geloofwaardig als je met 30 pakken vlees de winkel uitgaat en de dagen daarvoor ook al vlees gestolen hebt. Justitieel ingrijpen en het opleggen van gevangenisstraffen en bijzondere voorwaarden heeft niet tot een blijvende omslag in het gedrag van de verdachte geleid. Bij de ernst van de onderhavige strafbare feiten is dan ook geen andere of lichtere sanctie gepast dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming.
De strafrechtspraak hanteert bij veelvoorkomende delicten oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Die vermelden als vertrekpunt voor de straftoemeting bij winkeldiefstal en veelvuldige recidive een gevangenisstraf voor de duur van één maand. De rechtbank ziet geen reden om daarvan af te wijken. Nu de rechtbank drie winkeldiefstallen, waarbij telkens voor een aanzienlijke bedrag aan goederen werd ontvreemd, en een verduistering bewezen acht, zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen.
Het opleggen van die straf acht de rechtbank gepast en geboden. Zij ziet ook geen feiten of (persoonlijke) omstandigheden die aanleiding geven tot een beperking van het aantal dagen dat deze gevangenisstraf zal moeten duren of tot de duur van het door de verdachte ondergane voorarrest.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03/659310-16

De officier van justitie heeft op 8 mei 2023 een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend. Zij vordert dat de rechtbank zal bepalen, dat de verdachte alsnog de maatregel voor plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders moet ondergaan voor de duur van 2 jaren (hierna: de ISD-maatregel). De ISD-maatregel is aan de verdachte bij vonnis van de rechtbank Limburg van 15 december 2016 voorwaardelijk opgelegd en zou nu ten uitvoer moeten worden gelegd omdat de verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden door voornoemde strafbare feiten te plegen.
De raadsman heeft bepleit de vordering af te wijzen.
De rechtbank oordeelt als volgt. De verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Limburg van 15 december 2016, gewezen onder parketnummer 03/659310-16, voorwaardelijk veroordeeld tot de ISD-maatregel. Aan de voorwaardelijke veroordeling was een proeftijd verbonden voor de duur van 3 jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde geen strafbare feiten pleegt. Ook zijn diverse bijzondere voorwaarden gesteld, het gedrag van de veroordeelde betreffende.
De proeftijd is ingegaan op 30 december 2016 en zou in beginsel aflopen op 29 december 2019. De officier van justitie heeft gesteld dat de proeftijd op 29 december 2019 niet is afgelopen, omdat de verdachte in België langdurig gedetineerd is geweest en aansluitend daaraan ook in Nederland nog gedetineerd is geweest. Gedurende die detentie heeft de proeftijd niet gelopen.
De rechtbank neemt aan dat de officier van justitie hierbij acht heeft geslagen op het inmiddels vervallen artikel 14b, vijfde lid van het Wetboek van Strafrecht en de nieuwe, gelijkluidende bepaling van artikel 6:1:18, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Ingevolge deze bepaling loopt de proeftijd niet door, wanneer een tot een straf veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
De rechtbank stelt vast dat deze bepalingen betrekking hebben op een proeftijd, verbonden aan een opgelegde straf en niet aan een opgelegde maatregel als de ISD. Artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht geeft de mogelijkheid dat de ISD-maatregel voorwaardelijk wordt opgelegd. Een met 6:1:18, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering vergelijkbare bepaling waardoor de proeftijd bij een voorwaardelijke opgelegde ISD-maatregel bij een detentie van de betrokkene niet zou doorlopen, is in de wet niet opgenomen. Dat was evenmin het geval vóór de wetswijziging van 22 februari 2017 (Staatsblad 2017, 82, in werking getreden op 1 januari 2020) waarbij tenuitvoeringleggingsbepalingen zijn overgeheveld naar het Wetboek van Strafvordering. Ook de oude bepalingen van artikel 38p e.v. van het Wetboek van Strafrecht voorzagen niet in een opschorting van de proeftijd bij vrijheidsbeneming. Bij de hierboven genoemde wetswijziging heeft de wetgever niet alsnog een dergelijk bepaling opgenomen.
De rechtbank merkt nog op dat voor andere situaties, waarin een proeftijd loopt of waarin een termijn loopt waarbij voorwaarden zijn gesteld, zoals respectievelijk de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de terbeschikkingstelling met voorwaarden, de wetgever wel expliciet heeft geregeld dat een de proeftijd of de termijn niet loopt bij een vrijheidsbeneming (artikel 6:1:18, tweede lid en artikel 6:1:19, eerste lid onder b van het Wetboek van Strafvordering).
Onder die omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat de wetgever een dergelijke bepaling bij de voorwaardelijke ISD-maatregel bewust niet heeft opgenomen.
Daaruit volgt dat de proeftijd is geëindigd op 29 december 2019. Nu de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten geruime tijd na het verstrijken van de proeftijd zijn gepleegd, zal de rechtbank de vordering dan ook niet ontvankelijk verklaren.

10.De beslissing

De rechtbank:
Nietigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding onder parketnummer 03.073577.23 ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde feit nietig;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder parketnummer 03.106062.23 onder 1., onder 2. en onder 3. aan de verdachte tenlastegelegde en het onder parketnummer 03.073577.23 onder 2. aan de verdachte tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat aan hem onder parketnummer 03.106062.23 onder 1., onder 2. of onder 3. of onder parketnummer 03.073577.23 onder 2. meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 5 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03.
659310.16
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. F.A. van de Ven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juli 2023.
Buiten staat
Mr. F.A. van de Ven is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Zaak met parketnummer 03-106062-23
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2023 te Maastricht meerdere vleeswaren, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 29 maart 2023 te Maastricht meerdere vleeswaren (ter waarde van EUR 430,71), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 30 maart 2023 te Maastricht meerdere vlees- en/of viswaren (ter waarde van EUR 311,50), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 03-073577-23
1.
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag (ter hoogte van € 16,40), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van het gebruik van een valse sleutel, te weten het gebruik van een pinpas en/of creditcard zonder toestemming van de rechtmatige eigenaar,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Kerkrade, althans in Nederland, opzettelijk een pinpas en/of creditcard, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden,
hij op of omstreeks 3 maart 2023 te Kerkrade een pinpas en/of creditcard, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage II: de bewijsmiddelen
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden leveren op de redengevende feiten en omstandigheden waarop steunt de beslissing van de rechtbank hiervoor bewezen verklaarde feiten door de verdachte zijn begaan. Daarbij wordt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts gebezigd voor bewijs van het feit waarop het in het bijzonder betrekking heeft.
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, zaaksregistratienummer PL2300-2023049963, gesloten d.d. 21 april 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 37.
A
de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 12 juli 2023, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Het klopt dat ik op 22 en 29 maart 2023 bij [winkel] in [adres 2] in Maastricht vlees gestolen heb. Het klopt ook dat ik op 30 maart 2023 bij diezelfde [winkel] vlees- en viswaren gestolen heb en dat dit dan gaat om € 311,50.
Ik had in de nacht van 3 maart 2023 nachtdienst gehad. Ik had een pasje gevonden. Ik zag dat er een chip op zat en een tekentje van contactloos betalen. Ik heb dat toen uitgeprobeerd.
B
Het proces-verbaal aangifte, p. 1, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Aangever: [naam 2] . Hij deed aangifte namens het slachtoffer [winkel] , Maastricht en verklaarde het volgende.
“Klant komt op 22 maart 2023 rond 18:00 uur onze winkel binnen met winkelwagen met hierin 2 lege bigshoppers. Deze laadt hij met vlees. Binnen 7 minuten na binnenkomst rekent hij 2 artikelen af met een pintransactie. Hierbij duwt hij de winkelwagen langs de kassa. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit”.
C
Het proces-verbaal aangifte, p.12 inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Aangever: [naam 2] . Hij deed aangifte namens het slachtoffer [winkel] , Maastricht en verklaarde het volgende.
"Gisteren werd door een medewerker de dief herkend die ook al op 22-03 en 29-03 een
forse diefstal aan vlees heeft gepleegd. Hij stond inmiddels aan de kassa in de rij om af te rekenen. Zowel de Beveiliger van het winkelcentrum als ikzelf (supermarktmanager) werden gealarmeerd. De werkwijze van de dief was weer gelijk aan de vorige keren. Hij komt om 17:57 binnen met winkelwagen en 2 bigshoppers. Deze vult hij heel snel met vele verpakkingen vlees en vis. Pakt vervolgens enkele verpakkingen frisdrank die hij wel zichtbaar in de winkelwagen plaatst en vervolgt zijn weg naar kassa 1. Hij rekent slechts de 6 producten frisdrank af en schuift dan de winkelwagen door en loopt dan weg. Vervolgens nam hij de roltrap tegenover onze winkel en onze shiftleider [naam 3] is hier achteraan gegaan en sprak de dief beneden aan de roltrap aan. De dief zette het meteen op een sprint, terwijl [naam 3] de winkelwagen met bigshoppers weet veilig te stellen. We hebben de waarde van de gestolen artikelen bepaald: EUR 311,50, zijnde 36 artikelen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.”
D
Het proces-verbaal aangifte, p. 16, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Aangever: [naam 2] . Hij deed aangifte namens het slachtoffer [winkel] , Maastricht en verklaarde het volgende.
“Vanochtend (30/03/23) kwam een van onze medewerkers die bezig was met vullen en het
checken van voorraden dat er weer veel verpakkingen vlees en kip weg was. Vervolgens zijn we de camerabeelden gaan terugkijken en zagen we dat dezelfde persoon als vorige week (23/03/23) om 16:30 onze winkel binnenkwam met 2 lege bigshoppers die hij helemaal volstopte met verpakkingen vlees en kip. Om 16:42 uur rekende hij 3 pakken [winkel] Djoezz a
0,99 en 4 x E Energy dri a 0,59 af, waarbij hij de winkelwagen met hierin de 2 bigshoppers met alle niet afgerekende producten verborgen hield en snel vertrok. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.”
E
Het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer PL2300-2023033487-2, niet opgenomen in voornoemde doornummering, inhoudende voor zover tot het bewijs gebezigd:
Aangever: [naam 4] .
Verklaring
"Op 2 maart 2023, omstreeks 22.30 uur, begon ik met werken bij een bedrijf genaamd [bedrijf 1] , gevestigd op de [adres 4] te Kerkrade. Ik heb geen kluisje
bij deze firma. Ik heb mijn beurs, met daarin 2 creditcards, een van de [naam uitgever 2] van Litouwen en de ander van Nederland van een bank genaamd [naam uitgever 1] .
Ik heb tot en met 3 maart, 07:00 uur, gewerkt bij genoemd bedrijf. Toen ik op weg naar huis was kreeg ik op mijn gsm een melding dat er een aankoop werd gedaan met mijn [naam uitgever 1] creditcard. Ik kon op mijn gsm lezen dat er een bedrag van 16,40 werd afgeschreven op de locatie [bedrijf 2] , gevestigd op de [adres 3] te Heerlen. Ik ben vervolgens naar deze locatie gereden en ik hoorde van de baliemedewerker van dit tankstation dat iemand gepoogd had om 2 pakjes Marlboro sigaretten te kopen met mijn [naam uitgever 1] credit card. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.”