ECLI:NL:RBLIM:2023:4410

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
ROE 23/1437, ROE 23/1439, ROE 23/1440
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing en gedeeltelijke toewijzing van verzoek om voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en brandveiligheid in kloostercomplex

Op 25 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van Klooster Boslust B.V. en andere verzoekers tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van besluiten van 27 juni 2023, waarbij het college spoedeisende bestuursdwang had toegepast op het woongebruik van het klooster. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening gedeeltelijk toegewezen en gedeeltelijk afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening voor het woongebruik van het klooster terecht was, omdat de brandveiligheid in het gebouw in het geding was. De brandweer had geconstateerd dat er ernstige overtredingen waren van de brandveiligheidsvoorschriften, wat leidde tot een onveilige situatie voor bewoners en hulpverleners. De voorzieningenrechter erkende het spoedeisende belang van de verzoekers, maar vond dat de sluiting en verzegeling van het gehele kloostercomplex niet gerechtvaardigd was. Dit deel van de beslissing werd geschorst, zodat verzoekers in staat werden gesteld om noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de gemeente het door verzoekers betaalde griffierecht moet vergoeden en dat de proceskosten van verzoekers door de gemeente moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 juli 2023 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 23/1437, 23/1439 en 23/1440
uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen

Klooster Boslust B.V., te Valkenburg,

[verzoeker 1], te [plaats 1]
[verzoeker 2],
[verzoeker 3]
[verzoeker 4]
[verzoeker 5]
[verzoeker 6]
[verzoeker 7]
[verzoeker 8]
[verzoeker 9]
[verzoeker 10]
[verzoeker 11]
[verzoeker 12]
[verzoeker 13]
[verzoeker 14]
[verzoeker 15]
[verzoeker 16]
[verzoeker 17]
[verzoeker 18]
[verzoeker 19]
[verzoeker 20]
[verzoeker 21]
[verzoeker 22], allen te [plaats 2] ,
verzoekers
(gemachtigde: mr. T.D. Rijs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 27 juni 2023 (de primaire besluiten) heeft verweerder zijn beslissingen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen op schrift gesteld en aan (de gemachtigde van) Klooster Boslust B.V., [verzoeker 1] en [verzoeker 2] toegestuurd.
Verzoekers hebben tegen de primaire besluiten een bezwaarschrift ingediend. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2023. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Bori, ter zitting bijgestaan door [naam 1] , medewerker brandpreventie en [naam 2] , specialist brandpreventie.

Overwegingen

1. Op 22 juni 2023 heeft de brandweer een brandveiligheidscontrole uitgevoerd in het pand aan de Kloosterweg 36 te Valkenburg, en daarbij overtredingen geconstateerd van dusdanige aard dat naar het oordeel van de brandweer sprake is van een zeer onveilige situatie voor bewoners en hulpverleners. De brandweer heeft op die grondslag geadviseerd het gebruik van het gebouw als woonfunctie, meer specifiek kamergewijze verhuur, onmiddellijk te staken. Verweerder heeft die dag vergeefs getracht [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en de gemachtigde te bereiken en uiteindelijk aan (het kantoor van) de gemachtigde de voorgenomen sluiting van het pand medegedeeld.
2. Op 22 juni 2023 heeft de feitelijke toepassing van bestuursdwang plaatsgevonden en daarbij zijn de bewoners aangezegd te vertrekken en is het pand en het terrein gesloten en verzegeld. Bij de besluiten van 27 juni 2023 is die spoedeisende bestuursdwang op schrift gesteld en aan (de gemachtigde van) Klooster Boslust B.V., [verzoeker 1] en [verzoeker 2] gestuurd. In de besluiten van 27 juni 2023 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat door zijn optreden met spoedeisende bestuursdwang het gevaar voor de in het pand verblijvende personen, veroorzaakt door overtredingen van de brandveiligheidsvoorschriften, wordt beëindigd. Om dat gevaar weg te nemen is het pand en het terrein gesloten en verzegeld totdat van gemeentewege is vastgesteld dat wordt voldaan aan alle wettelijke eisen zoals beschreven.
3. In het verzoek om een voorlopige voorziening is aangevoerd dat de bewoners (tevens werknemers) van het pand door de bestuursdwang dakloos zijn gemaakt en daarvoor om een snelle rechterlijke toetsing vragen. Daarnaast is door de sluiting en verzegeling van het pand de mogelijkheid ontnomen om vergunningvrije bouwwerkzaamheden uit te voeren en/of gestelde gebreken te verhelpen. Het verzoek van 23 juni 2023 om handblussers aan te vullen en/of te keuren en rookmelders te controleren/repareren of bij te plaatsen, is niet gehonoreerd. Verzoekers zijn van mening dat het feitelijk sluiten en verzegelen van het pand en het gehele terrein geenszins nodig is en was om feitelijke bewoning te beëindigen en beëindigd te houden. Daarmee worden volgens verzoekers andere doelen nagestreefd, zodat dit misbruik van bevoegdheid betreft. Andere noodzakelijke en vergunningvrije werkzaamheden, zoals het dichtmaken van het openliggende dak ter voorkoming van waterschade, kunnen evenmin worden uitgevoerd. Ook daarvoor is een beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening nodig. In het bezwaarschrift hebben verzoekers -kort weergegeven- de beweerde overtredingen bestreden en aangevoerd dat de verweten overtredingen de beslissing tot spoedeisende bestuursdwang niet kunnen dragen. Daartoe is ook een rapport van [naam 3] van [bedrijfsnaam] (verder: [bedrijfsnaam] ) van 7 juli 2023 overgelegd.
Spoedeisend belang
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Nu het beoogde rechtsgevolg van de besluiten ten aanzien waarvan een voorlopige voorziening is gevraagd, al is ingetreden en niet meer voorkomen kan worden, is het voor de voorzieningenrechter de vraag welk spoedeisend belang met het verzoek is gediend. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang. Hij overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Met de besluiten van 27 juni 2023 is het wonen in het klooster beëindigd en is door de sluiting en verzegeling verhinderd dat er in het kloostercomplex (vergunningvrije) bouwwerkzaamheden kunnen worden verricht. De verzoekers die in het pand sliepen, verblijven thans elders, en volgens de gemachtigde van verzoekers ter zitting kunnen zij daar nog enige tijd verblijven (hoewel de gemachtigde niet kon aangeven hoe lang). Als het gaat om het ontnemen van huisvesting in het klooster oordeelt de voorzieningenrechter dat geen spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening bestaat, anders dan een mogelijk financieel belang (kosten voor alternatieve huisvesting) dat geen aanleiding geeft de vereiste spoed aan te nemen.
4.2.
De besluiten maken het echter ook onmogelijk om (vergunningvrije) bouwwerkzaamheden te verrichten en op dat punt oordeelt de voorzieningenrechter dat van verzoekers niet kan worden verlangd de beslissingen op bezwaar zonder enige benadeling af te wachten, zodat een spoedeisend belang wordt aangenomen. Door de sluiting en verzegeling van het pand en het terrein kunnen feitelijk immers geen werkzaamheden worden uitgevoerd, en dat kan leiden tot schade aan het pand, terwijl ook de mogelijkheid tot herstel van geconstateerde gebreken wordt ontnomen. Dat verweerder in de besluiten wel de mogelijkheid biedt om het pand en het terrein te betreden in overleg met de toezichthouder, wat daar ook van zij, ontneemt niet het spoedeisend belang aan het verzoek.
Toetsingskader voorlopige voorziening
5. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het bestreden besluit zodanig gebrekkig is dat het in de heroverweging door verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft daarom eerst een voorlopig oordeel over de vraag of het bestreden besluit rechtmatig is of niet. Daarnaast komt aan de orde of de belangen van verzoekers om de bestreden besluiten te schorsen wel of niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van verweerder om de bestreden besluiten in stand te laten.
6. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet. Bij die voorlopige beoordeling zal eerst worden bezien of er sprake is van overtredingen op grond waarvan verweerder bevoegd is handhavend op te treden en vervolgens, als dat het geval is, of verweerder van die bevoegdheid in redelijkheid gebruik heeft gemaakt om spoedeisende bestuursdwang toe te passen.
Standpunten van partijen
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van overtredingen van het Bouwbesluit 2012 van een dusdanige ernst en omvang dat een acuut gevaar in het klooster aanwezig is ten aanzien van de brandveiligheid, die volgens verweerder niet onmiddellijk konden worden verholpen. De daarmee samenhangende levensbedreigende situatie voor bewoners en hulpverleners noodzaakt volgens verweerder tot direct ingrijpen en het opleggen van spoedeisende bestuursdwang. Verweerder baseert zich daarbij op een rapport van de brandweer van 22 juni 2023, aangevuld met een advies van 6 juli 2023. Ter zitting hebben de brandweerlieden nadere toelichting verstrekt
.Het ontbreken van een snelle alarmering en borging van de ontvluchting voor de aanwezige personen waren voor het advies cruciaal. De op 6 april 2023 ingediende melding brandveilig gebruik is door de brandweer getoetst op de indieningsvereisten voor de brandveiligheid, maar door het ontbreken van relevante gegevens is deze melding door de brandweer ‘niet-ontvankelijk’ verklaard. Na deze eerste melding is er, ondanks dat dit aan de indiener is gemeld, geen nieuwe melding gedaan. Dat betekent dat er geen (bruikbare) documenten en tekeningen met brandveiligheidsvoorzieningen beschikbaar zijn gesteld door de eigenaar/gebruiker. Die zijn er volgens verzoekers overigens ook niet, want de eigenaar/gebruiker heeft nog geen concrete, uitgewerkte, plannen voor de toekomst van het klooster. Bij de hulpdiensten was eerder niet bekend dat er bewoners in het gebouw aanwezig waren, waardoor er bij brand extra risico’s voor hulpdiensten en aanwezigen ontstaan. Verweerder heeft aan de bestreden besluiten ten grondslag gelegd overtredingen van artikelen uit het Bouwbesluit 2012 die zien op brandcompartimentering, rookmelders, de elektriciteitsvoorziening, vluchtroutes en blustoestellen, telkens in samenhang met artikel 2, eerste lid, van de Woningwet.
8. Verzoekers hebben de overtredingen bestreden en daarvoor verwezen naar het rapport van [bedrijfsnaam] . Daarin is betoogd dat de door de brandweer aangehouden compartimentering niet klopt en veel te ruim is genomen, omdat er wel sprake is van een scheidingen. Indien en voor zover die scheidingen niet voldoen aan geldende normen had daarvoor een last opgelegd kunnen worden. Nu volgens [bedrijfsnaam] de brandcompartimentering onjuist is vastgesteld, is ook de in aanmerking genomen lengte van de vluchtroute ondeugdelijk bepaald. Nu die vluchtroute volgens [bedrijfsnaam] korter is dan 45 meter is er geen sprake van overtreding van artikel 2.112, vierde lid, van het Bouwbesluit 2012.
Met betrekking tot de rookmelders is opgemerkt dat niet is aangegeven welke rookmelders niet functioneerden, dat niet is aangegeven welke rookmelders niet zijn gekoppeld, terwijl ook niet duidelijk is dat die koppeling er had moeten zijn of een groter bereik had moeten hebben. Als er ruimtes zijn die ten onrechte niet zijn voorzien van rookmelders, had dat eenvoudig en snel hersteld kunnen worden. Ten aanzien van de elektriciteit heeft de brandweer volgens [bedrijfsnaam] slechts met een visuele controle gesteld dat de voorzieningen onveilig zijn en niet voldoen aan de voorschriften, terwijl er volgens [bedrijfsnaam] geen risico op brandgevaar en/of elektrocutie bestaat. Met betrekking tot de blustoestellen is volgens [bedrijfsnaam] door de brandweer ten onrechte aangenomen dat een aantal toestellen geen keuringssticker bevatten, terwijl met een eenvoudige test gecontroleerd had kunnen worden of de druk nog correct is. Bovendien zijn er meer blussers aanwezig dan verplicht. Samenvattend is [bedrijfsnaam] van mening dat er geen sprake is van overtredingen dan wel dat de overtredingen dusdanig van aard en omvang zijn dat snel en eenvoudig herstel had kunnen plaatsvinden.
Bestaan van overtredingen
9. De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat er sprake is van overtreding van voorschriften van het Bouwbesluit 2012 over brandveiligheid en daarmee dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden. Daartoe wordt overwogen dat op grond van het aangevulde advies van de brandweer en het debat daarover ter zitting vastgesteld kan worden dat, hoewel de voorzieningenrechter twijfelt aan de door verweerder aangenomen aard en omvang van de overtredingen, voor hem niet evident is dat er geen enkele sprake is van overtredingen van het Bouwbesluit 2012 over brandveiligheid. In bezwaar zal dan ook een verdere discussie over de aard en omvang van de gestelde overtredingen moeten plaatsvinden. Echter, voor het aannemen van de bevoegdheid van verweerder om handhavend op te treden is het aangevulde advies van de brandweer en het debat op zitting, mede gegeven de lastige positie waarin de brandweer heeft verkeerd door het ontbreken van documenten en tekeningen met brandveiligheidsvoorzieningen die voor haar als uitgangspositie hadden kunnen fungeren, voor de voorzieningenrechter (net) voldoende.
Toepassen spoedeisende bestuursdwang
10. Op grond van artikel 5:31, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Op grond van het tweede lid kan, indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aard van de gestelde overtredingen, gezien ook de aard van het te beschermen belang en met de kennis van nu, net voldoende is om de beslissing tot inzet van spoedeisende bestuursdwang te dragen. Het rapport van [bedrijfsnaam] en de discussie ter zitting roepen weliswaar enige twijfels op over de intensiteit van de gestelde overtredingen, maar leiden niet tot de conclusie dat het advies van de brandweer een onjuist beeld van de gehele situatie heeft geschetst. Het geheel en de aard van de overtredingen in onderling verband gezien, en tegen de achtergrond van het ontbreken van documenten en tekeningen met brandveiligheidsvoorzieningen, leidt de voorzieningenrechter tot conclusie dat sprake is van het ontbreken van een snelle alarmering en borging van de ontvluchting voor de aanwezige personen en hulpverleners. Deze situatie is niet in enkele uren verholpen en rechtvaardigt spoedeisende bestuursdwang conform het advies van de brandweer dat inhield dat de woonfunctie van het klooster direct moest worden beëindigd.
12. Echter, de voorzieningenrechter ziet in deze zaak toch reden om een voorlopige voorziening te treffen en wel vanwege het navolgende. Verweerder heeft immers verdergaande bestuursdwang uitgeoefend dan het enkele beëindigen van de woonfunctie van het klooster. Die beslissing van verweerder om niet alleen de woonfunctie te beëindigen, maar ook het gehele kloostercomplex en bijbehorend terrein te sluiten en te verzegelen kan niet worden gedragen door de bestreden besluiten en het daaraan ten grondslag liggende advies van de brandweer. Dat advies is immers beperkt tot het beëindigen van de woonfunctie en het gebruik van het pand voor woonfunctie is dan weer beperkt tot slechts een (relatief beperkt) deel van het klooster. Dat betekent dat de bestreden besluiten voor zover ze zien op het sluiten en verzegelen van het gehele klooster en het terrein niet houdbaar zijn. Verweerder heeft dat in het verweerschrift en ter zitting overigens ook al toegegeven. In zoverre komt het verzoek om voorlopige voorziening dan ook voor toewijzing in aanmerking.
Reikwijdte voorlopige voorziening
13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de bestreden besluiten zijn geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de besluiten op bezwaar en dan voor zover het klooster en het terrein zijn gesloten en verzegeld. Anders dan voor overnachten dient het klooster en het terrein toegankelijk te zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verweerder zal worden opgedragen, andere belemmeringen daargelaten (inmiddels is er immers in een apart besluit een bouwstop vanwege asbestsanering opgelegd), verzoekers in het pand en op het terrein toe te laten voor het verrichten van werkzaamheden. Voor zover met de bestreden besluiten het gebruik van het pand voor wonen is beëindigd, en beëindigd moet blijven, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af.
Griffierecht en proceskosten
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
15. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). De drie samenhangende zaken worden daarbij als één zaak beschouwd.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst de bestreden besluiten tot twee weken na bekendmaking van de beslissingen op bezwaar voor zover het betreft de sluiting en verzegeling van het pand en het terrein;
- draagt verweerder op, andere belemmeringen daargelaten, verzoekers in het pand en op het terrein toe te laten voor het verrichten van werkzaamheden;
- wijst het verzoek af voor zover het betreft de beëindiging en het beëindigd houden van de woonfunctie;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
25 juli 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 25 juli 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.