ECLI:NL:RBLIM:2023:4408

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
ROE 22/1962
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV, waarbij zijn WIA-uitkering werd vastgesteld op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 52,94%. Eiser, die sinds 2012 ziek is en voorheen als steigerbouwer werkte, was het niet eens met de herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid door het UWV, die stelde dat hij per 4 januari 2022 meer arbeidsgeschikt was dan voorheen. Eiser voerde aan dat zijn klachten onvoldoende waren onderkend en dat de medische beoordeling onzorgvuldig was uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante medische informatie heeft meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank oordeelde dat de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze was gemotiveerd en dat de door eiser ingebrachte bezwaren niet voldoende onderbouwd waren met medische informatie. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser per 4 januari 2022 voor 52,94% arbeidsongeschikt was en dat de WIA-uitkering per 1 juli 2024 verlaagd kon worden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om de beslissing van het UWV te herzien. Eiser werd ook in de proceskosten niet vergoed, aangezien hij in beroep geen gelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, in aanwezigheid van griffier mr. C.J. Kroon.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1962

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Kaya),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Het UWV heeft bepaald dat eiser vanaf 4 januari 2022 meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. De uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is vastgesteld op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 52,28%. Vanwege de uitlooptermijn wordt de WIA-uitkering per 1 juli 2024 verlaagd.
Het UWV heeft het bezwaar van eiser gegrond verklaard, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 52,94%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 18 juli 2022.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als steigerbouwer voor gemiddeld 36 uur per week. Op 18 december 2012 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Per 16 december 2014 is aan eiser een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%. Per 1 december 2019 is de WIA-uitkering van eiser vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. Eiser heeft bij het UWV aangegeven dat zijn gezondheid sinds 10 mei 2020 is verslechterd. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een herbeoordeling verricht. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 4 januari 2022 voor 52,94% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 1 juli 2024 te verlagen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 3 juni 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 juni 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 20 juni 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt hetgeen in bezwaar naar voren is gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder stelt eiser dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Eiser is van mening dat de ernst en de aard van zijn klachten in aanzienlijke mate zijn onderschat door het UWV. De inhoud van het bestreden besluit is daarom onjuist. Eiser voert verder aan dat de door hem overgelegde medische informatie door de verzekeringsarts B&B onvoldoende is betrokken bij zijn beoordeling. Ook vindt eiser dat hij beperkter moet worden geacht dan is aangenomen. Hij kan gezien de medische informatie met betrekking tot zijn longklachten niet volgen waarom de verzekeringsarts B&B in de FML heeft bepaald dat hij wel kan werken met aanwezigheid van afzuiging. Eiser is van oordeel dat hij op geen enkele wijze kan worden blootgesteld aan stof, rook, gassen en dampen. De verzekeringsarts B&B heeft onvoldoende rekening gehouden met zijn angst voor benauwdheid en het risico dat hij wordt blootgesteld aan hyperventilatieaanvallen met paniek. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts B&B zijn klachten afzonderlijk heeft beoordeeld. Het had op de weg van de verzekeringsarts B&B gelegen om de klachten in samenhang te beoordelen. Volgens eiser is de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig tot een besluitvorming gekomen.
7. Eiser acht de arbeidskundige beoordeling in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Uit het verslag van de arbeidsdeskundige B&B maakt eiser op dat hij een heroverweging heeft gemaakt zonder de door eiser naar voren gebrachte bezwaren deugdelijk bij de heroverweging te betrekken. Eiser is van mening dat hij met zijn huidige beperkingen niet in staat kan worden geacht de geselecteerde functies uit te voeren.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 52,94% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser per 4 januari 2022 voor 52,94% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennisgenomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gezien tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase en de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
12. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn standpunt dat de verzekeringsarts B&B de door hem overgelegde medische informatie onvoldoende heeft betrokken bij zijn beoordeling. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B blijkt dat hij de door eiser ingebrachte medische informatie heeft bestudeerd en betrokken bij zijn beoordeling. Naar aanleiding van deze informatie heeft de verzekeringsarts B&B extra beperkingen opgenomen in de FML. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B de medische informatie onvoldoende heeft betrokken bij zijn beoordeling.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank oordeelt verder dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft aanvullende beperkingen opgenomen in de FML op het gebied van persoonlijk risico vanwege de medicatie van eiser. Daarnaast is eiser vanwege zijn longklachten door de verzekeringsarts B&B in de FML beperkt op blootstelling aan luchtwegprikkelende gassen, dampen, stof of rook. Bij aanwezigheid van adequate afzuiging is een lichte blootstelling wel mogelijk. Vanwege de knieklachten van eiser wordt de trilbelasting beperkt voor grove trillingen op de onderste extremiteiten. Voor het overige is er al voldoende rekening gehouden met de knieklachten door de primaire verzekeringsarts. Ook met de maagproblemen en de psychische klachten is voldoende rekening gehouden door de primaire verzekeringsarts. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts B&B niet te volgen.
14. Omdat eiser zijn standpunt, dat zijn klachten zijn onderschat, niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 3 juni 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als steigerbouwer, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies geselecteerd die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en drie reservefuncties) opgeleverd.
De voor de schatting gebruikte functies zijn:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( SBC-code 315133) Administratief medewerker (document scannen);
- ( SBC-code 111220) Lader, losser.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen. De rechtbank kan eiser dan ook niet volgen in zijn standpunt dat de arbeidskundige beoordeling in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
18. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 47,06% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 52,94% arbeidsongeschikt is.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
20. De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn standpunt dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hiervoor heeft de rechtbank al geoordeeld dat zij eiser niet kan volgen in zijn standpunt dat de medische klachten zijn onderschat en dat daardoor het bestreden besluit inhoudelijk onjuist is. De rechtbank heeft hiervoor ook al geoordeeld dat zij eiser niet kan volgen in zijn standpunt dat de arbeidskundige beoordeling in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiser per 1 juli 2024 te verlagen, omdat hij per 4 januari 2022 voor 52,94% arbeidsongeschikt is.
22. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 juli 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 25 juli 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.