ECLI:NL:RBLIM:2023:4380

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
03.111338.22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van een plofkraak in Duitsland en poging tot diefstal uit een geldautomaat

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van het medeplegen van een plofkraak in Duitsland op 4 mei 2022. De verdachte werd bijgestaan door mr. M.J. Lamers. Tijdens de zitting op 11 juli 2023 heeft de verdachte de ten laste gelegde feiten bekend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk een ontploffing heeft teweeggebracht bij een geldautomaat in Mülheim an der Ruhr, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd geld uit de geldautomaat te stelen en was hij betrokken bij de heling van kentekenplaten die op de vluchtauto waren aangebracht. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 17 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en het meewerken aan het vinden van dagbesteding. De benadeelde partij, die schade had geleden door de plofkraak, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 3.393,96, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank legde ook beslag op in beslag genomen kleding die bij de plofkraak was gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.111338.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juli 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] (hierna: de verdachte),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2002,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.J. Lamers, advocaat kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juli 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord [naam 1] .
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met parketnummers 03.111340.22 en 96.180128.22

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 4 mei 2022 te Mülheim an der Ruhr in vereniging opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een pinautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Feit 2:op 4 mei 2022 te Mülheim an der Ruhr een poging tot diefstal met braak in vereniging heeft gepleegd, van een geldbedrag uit een pinautomaat toebehorende aan [benadeelde] ;
Feit 3:op 4 mei 2022 te Venlo in vereniging kentekenplaten ( [nummer] ) heeft geheeld;

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feiten 1 en 2:
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), nu de verdachte de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht de feiten, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, wettig en overtuigend bewezen, op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] van 4 mei 2022; [2]
Feit 3:
De rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv, nu de verdachte het ten laste gelegde feit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht het feit, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, wettig en overtuigend bewezen, op grond van:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juli 2023;
- het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] van 28 april 2022. [3]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1:
op 4 mei 2022 te Mülheim an der Ruhr, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door enig ontvlambaar en/of explosief materiaal op/aan een geldautomaat (gevestigd aan de [adres 2] in Mülheim an der Ruhr) aan te brengen en dit vervolgens te ontsteken, en daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en de goederen in en rondom dat gebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
Feit 2:
op 4 mei 2022 te Mülheim an der Ruhr tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een geldautomaat van [benadeelde] (gelegen aan de [adres 2] in Mülheim an der Ruhr), een hoeveelheid geld dat geheel aan [benadeelde] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met dat opzet met zijn mededaders zich naar bovengenoemde geldautomaat hebben begeven, en (vervolgens) een ontploffing teweeg hebben gebracht met de bedoeling de geldcassette uit die geldautomaat te bemachtigen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3:
op 4 mei 2022 te Lomm en Velden, gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met anderen, twee Duitse kentekenplaten ( [nummer] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 2:
poging diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3:
medeplegen van opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 17 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de officier van justitie gevorderd de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht en het meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman pleit er - in lijn met het standpunt van de officier van justitie - voor een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van het reeds door de verdachte ondergane voorarrest niet overstijgt. De door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf, acht de raadsman te hoog, reden waarom hij de rechtbank verzoekt deze te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een plofkraak, een poging tot diefstal van geld uit de te kraken geldautomaat en heling van kentekenplaten.
De verdachte was bij de voorbereiding van de plofkraak betrokken als ook bij de uitvoering daarvan. Bij het plegen van de plofkraak had de verdachte de taak om de kabels en het gereedschap die nodig waren voor het plegen van de plofkraak, gereed te leggen en deze na de explosies op te ruimen. Door het plegen van de plofkraak is grote schade ontstaan aan de geldautomaat en het gebouwtje waarin deze geldautomaat zich bevond. Feiten als deze, gepleegd in de voor de nachtrust bestemde uren, veroorzaken zeer veel onrust voor omwonenden en andere gedupeerden. Bovendien veroorzaakt het grote onrust in de maatschappij. Een plofkraak gaat immers gepaard met een heftige explosie en een grote ravage als gevolg en levert flinke overlast op doordat (publieke) voorzieningen tijdelijk worden lamgelegd.
De rechtbank houdt voorts bij de straftoemeting rekening met de professionele wijze waarop de plofkraak is gepleegd. Zo werd er gebruik gemaakt van een zeer snelle auto; werd er gebruik gemaakt van gestolen kentekenplaten; werd van tevoren benzine getankt in jerrycans zodat dit tijdens de uitvoering van de plofkraak niet bij een tankstation hoefde te gebeuren waardoor kon worden voorkomen dat er camerabeelden van de daders bij een tankstation zouden worden gemaakt; was er sprake van een vooraf bedachte vluchtroute via een grensovergang waarvan de verdachte en de medeverdachte wisten dat hier weinig camera’s hingen. Bovendien werd de plofkraak gepleegd door in ieder geval drie personen, waarbij sprake was van een duidelijke rolverdeling.
De verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van de verdachte van 16 juni 2023 waaruit volgt dat de verdachte niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld.
De reclassering heeft op 31 maart 2023 een rapport uitgebracht over de verdachte. Zij schrijven dat er bij de verdachte ten tijde van het plegen van de delicten sprake was van enige instabiliteit in de thuissituatie, wat vermoedelijk heeft doorgewerkt op de verschillende leefgebieden. Sinds de voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst, is de situatie gestabiliseerd. De reclassering ziet de huidige dagbesteding en het feit dat de verdachte open staat voor hulp en ondersteuning als mogelijk beschermend. De verdachte lijkt baat te hebben bij de geboden structuur en ervaart de bijzondere voorwaarden als “prettig”. Hoewel de situatie op dit moment stabiel oogt, vindt de reclassering de situatie ook nog kwetsbaar. Zo wordt de vader van de verdachte mogelijk nog een keer geopereerd en is de verdachte voornemens te starten met een opleiding, wat vermoedelijk minder
structuur biedt dan de huidige dagbesteding. Om de risico's te monitoren en indien nodig te verlagen, acht de reclassering de volgende bijzondere voorwaarden geïndiceerd: een meldplicht en het meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting, die zijn vastgesteld door het LOVS, vermelden voor een plofkraak met gemeen gevaar voor goederen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank ziet aanleiding in het voordeel van de verdachte af te wijken van deze oriëntatiepunten en een straf op te leggen gelijk aan de door de officier van justitie geëiste straf, te weten een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 17 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren én met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ten voordele van de verdachte rekening gehouden met zijn beperkte strafblad, alsmede met het feit dat hij vrijwel van meet af aan openheid van zaken heeft gegeven over zijn rol bij de strafbare feiten. Ook betrekt de rechtbank bij de strafoplegging dat de verdachte pas 19 jaar oud was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten en de reclassering in een eerder stadium, te weten op 5 juli 2022, nog adviseerde om het jeugdstrafrecht toe te passen, welk advies de reclassering in haar rapport van 31 maart 2023 niet langer heeft gehandhaafd. Voorts heeft de rechtbank bij de strafoplegging betrokken dat de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 5 december 2022 is geschorst en de verdachte zich sindsdien aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 3.393,96 ter zake van feit 1, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 mei 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde] in zijn geheel voor toewijzing in aanmerking komt.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij de vordering onvoldoende heeft onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Blijkens de door de benadeelde partij overgelegde stukken, bedroeg de schade in totaal € 78.475,70. De benadeelde partij heeft deze schade onderbouwd met facturen. De verzekeraar van de benadeelde partij heeft aan de benadeelde partij een bedrag van € 75.081,74 uitgekeerd, naar aanleiding waarvan de benadeelde partij thans ter terechtzitting nog enkel het verschil tussen het totale schadebedrag en het uitgekeerde verzekeringsgeld als materiële schade vordert. Nu de benadeelde partij het gehele schadebedrag naar het oordeel van de rechtbank voldoende heeft onderbouwd, komt het verschil tussen het totale schadebedrag en het uitgekeerde verzekeringsgeld à € 3.393,96 voor toewijzing in aanmerking. Dat onduidelijk is gebleven welke posten van het oorspronkelijke schadebedrag niet vergoed zijn door de verzekeraar, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan het feit dat dit bedrag materiële schade vertegenwoordigt die door de verdachte en de mededader is veroorzaakt.
De schade is dus genoegzaam onderbouwd en is ontstaan als rechtstreeks gevolg van de plofkraak. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen. De verdachte is civielrechtelijk, samen met zijn mededader, aansprakelijk voor die schade.
Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en de rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen kleding is vatbaar voor verbeurdverklaring omdat met behulp van deze kleding de plofkraak en de poging diefstal zijn begaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 157, 311, 416, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 17 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, ook indien dit inhoudt het meewerken aan begeleiding door een jobcoach;
  • geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij [benadeelde] en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde] , van een bedrag van 3.393,96 euro, bestaande uit materiële schade,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde] , van een bedrag van 3.393,96 euro te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 04 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van maximaal 43 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald;

Beslag

- verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 lamp;
  • 1 muts;
  • 1 regenjas;
  • 1 regenbroek.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E.G. Peters, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en
mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2023.
Buiten staat
Mr. H.E.G. Peters en mr. D.J.E. Hamers-Aerts zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Mülheim an der Ruhr, althans in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door enig explosief middel en/of brandbare vloeistof en/of een explosieve lading, althans enig ontvlambaar en/of explosief materiaal op/aan een geldautomaat (gevestigd aan de [adres 2] in Mülheim an der Ruhr) vast te maken en/of aan te brengen en/of dit (vervolgens) te ontsteken, en daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of de goederen in en/of rondom dat gebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Mülheim an der Ruhr, althans in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit
een geldautomaat van [benadeelde] (gelegen aan de [adres 2] in Mülheim an der Ruhr), een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich naar bovengenoemde geldautomaat heeft/hebben begeven, en/of (vervolgens) een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht met de bedoeling de geldcassette uit die geldautomaat te bemachtigen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 4 mei 2022 te Lomm en/of Velden, gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee Duitse kentekenplaten ( [nummer] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Team 2e Lijns Opsporing Zuid-Oost, proces-verbaalnummer 22006-0073, onderzoek: 26Skeeby, gesloten d.d. 19 januari 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 728.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 mei 2022, p. 278-283 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van aangifte door [naam 2] d.d. 28 april 2022, p. 396 van de doornummering.