Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met één productie
- de brief van 7 september 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
2.De feiten
“partijen genoegzaam bekend.”Voorts is in artikel 8 bepaald:
3.Het geschil
- a) te bepalen dat de schuld aan de ING Bank van € 18.238,39, te vermeerderen met de contractuele rente, een gemeenschapsschuld waarvoor beide partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn en te bepalen dat indien [eisende partij] meer heeft voldaan dan haar aandeel (lees: 50%) zij dan voor het meerdere een vordering op [gedaagde partij] heeft;
- b) te bepalen dat [gedaagde partij] aan [eisende partij] dient te voldoen ter zake reeds door [eisende partij] aan de ING Bank verrichte rentebetalingen een bedrag van € 2.903,78, berekend tot en met maart 2022;
- c) te bepalen dat indien [gedaagde partij] thans op korte termijn niet in staat of bereid is om zijn aandeel in genoemde schuld aan ING Bank integraal te voldoen, hij zijn aandeel c.q. de helft in genoemde schuld zal dienen te herfinancieren middels het aangaan van een krediet elders, waarna [gedaagde partij] zijn aandeel in de schuld alsnog zal dienen te voldoen, een en ander uiterlijk binnen drie dagen na dit vonnis,
4.De beoordeling
5.De beslissing
9 augustus 2023;