ECLI:NL:RBLIM:2023:4350

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
C/03/300859 / HA ZA 22-28
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een deskundige in een civiele aansprakelijkheidszaak naar aanleiding van een aanrijding

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 12 juli 2023, is een vonnis uitgesproken in het kader van een bewijsopdracht die eerder aan eiseres was verstrekt. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.T. Spronck, heeft een verzoek ingediend om een onafhankelijke deskundige te benoemen om de toedracht van een aanrijding op 7 maart 2018 vast te stellen. Eiseres stelt dat zij geen andere kansrijke mogelijkheid ziet om aan de bewijsopdracht te voldoen dan door het inschakelen van een deskundige van Ongevallen Analyse Nederland (OAN). De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 22 februari 2023 eiseres toegelaten tot bewijsvoering en heeft nu, na instemming van beide partijen, besloten om de heer ing. E.J.G. Wisse van OAN als deskundige te benoemen.

De rechtbank heeft de kosten van het deskundigenonderzoek vastgesteld op € 4.900,00, inclusief BTW, en heeft bepaald dat deze kosten voorlopig ten laste van 's Rijks kas komen, aangezien eiseres procedeert op basis van een toevoeging. De rechtbank benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat zij het procesdossier in afschrift aan de deskundige moeten toesturen. De deskundige is opgedragen om binnen vier maanden na deze beslissing een schriftelijk rapport in te dienen, waarin ook de opmerkingen van partijen over het concept-rapport moeten worden verwerkt. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/300859 / HA ZA 22-28
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. M.T. Spronck,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
FEDERALE VERZEKERING CV,
gevestigd en kantoorhoudende te Brussel (België),
gedaagden,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert.
Partijen zullen hierna “ [eiseres] ”, “ [gedaagde] ” en “Federale Verzekering” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 februari 2023,
- de akte, tevens houdende vermeerdering van eis, van [eiseres] ,
- de antwoordakte van [gedaagde] en Federale Verzekering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Bewijsopdracht
2.1.
De rechtbank heeft [eiseres] in het tussenvonnis van 22 februari 2023 toegelaten te bewijzen dat [gedaagde] [eiseres] van linksachter heeft aangereden op de middelste rijstrook (r.o. 5.1 tussenvonnis).
2.2.
[eiseres] heeft in haar akte aangegeven dat zij geen andere kansrijke mogelijkheid ziet om aan de bewijsopdracht te voldoen dan de benoeming van een onafhankelijke deskundige. [eiseres] en [gedaagde] , de enige getuigen van het ongeval, hebben hun uiteenlopende versies van het ongeval reeds gegeven en verder zijn alle beschikbare bewijsmiddelen al overgelegd. Volgens [eiseres] is Ongevallen Analyse Nederland (hierna: “OAN”) de aangewezen partij om een onafhankelijk deskundigenbericht uit te brengen. [eiseres] verzoekt primair om [naam deskundige 1] van OAN als deskundige te benoemen en subsidiair, indien [naam deskundige 1] niet bereid is om een deskundigenbericht uit te brengen, om [naam deskundige 2] ,van OAN te benoemen. [eiseres] stelt voor de aan de deskundige voor te leggen vraag als volgt te formuleren: “In welke mate (zo nodig uitgedrukt in een percentage indien daarover voor u geen voldoende duidelijkheid bestaat) acht u het aannemelijk dat [eiseres] voor het door [gedaagde] bestuurde voertuig van linksachter is aangereden op de middelste rijstrook.”
[eiseres] verzoekt, aangezien zij procedeert op basis van een toevoeging om conform art. 195 juncto 199 lid 3 Rv de kosten van het voorschot van het deskundigenonderzoek ten laste van ’s Rijks kas te brengen en voorlopig in debet te stellen.
2.3.
[gedaagde] en Federale Verzekering verzetten zich niet tegen het verzoek van [eiseres] om een onafhankelijke deskundige te benoemen. [gedaagde] en Federale Verzekering zijn ook akkoord met de persoon van de deskundige ( [naam deskundige 1] of [naam deskundige 2] van OAN). [gedaagde] en Federale Verzekering benadrukken dat het gehele procesdossier aan de deskundige ter beschikking gesteld moet worden. De vraagstelling dient echter minder sturend dan door [eiseres] voorgesteld te worden opgesteld. Voorgesteld wordt om aan de deskundige de vraag voor te leggen of de toedracht van de aanrijding tussen [eiseres] en [gedaagde] op 2 maart 2018 (de rechtbank leest: 7 maart 2018) kan worden vastgesteld en zo ja, wat de toedracht van de aanrijding is.
2.4.
De rechtbank is met partijen van oordeel dat een onafhankelijke deskundige moet worden benoemd. Aan deze deskundige zullen, gelet op het kader van de aan [eiseres] verstrekte bewijsopdracht, de volgende neutrale vragen worden gesteld:
Kunt u de toedracht van de aanrijding op 7 maart 2018 tussen [eiseres] en [gedaagde] vaststellen en zo ja, wat is de toedracht van deze aanrijding?
Zijn er nog (andere) punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.5.
Nu beide partijen instemmen met [naam deskundige 1] of [naam deskundige 2] van OAN als deskundige heeft de rechtbank zich met OAN in verbinding gesteld en om een offerte voor het uitvoeren van een deskundigenonderzoek verzocht. De heer Wisse van OAN heeft de rechtbank laten weten dat hij vrij staat in deze zaak en als deskundige kan worden benoemd. De offerte van de deskundige bedraagt € 4.900,00 (incl. BTW). Beide partijen hebben laten weten dat zij instemmen met de door de deskundige gepresenteerde begroting.
2.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door [eiseres] worden betaald, zij het dat zij procedeert op basis van een toevoeging. De rechtbank zal daarom beslissen op de wijze, zoals in het dictum vermeld.
2.7.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.8.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en
verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de
wederpartij te verstrekken.
Wijziging van eis
2.9.
[eiseres] heeft haar eis, als weergegeven in het vonnis van 22 februari 2023 (hierna: het tussenvonnis) onder r.o. 3.1., bij akte tevens houdende vermeerdering van eis, vermeerderd. Het onder ii) gevorderde luidt na vermeerdering van eis als volgt.
ii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, waaronder
begrepen de kosten van de deelgeschilprocedure (€ 7.170,00 exclusief btw),
het griffierecht in de deelgeschilprocedure (€ 85,00), de kosten met betrekking
tot het rapport van [naam deskundige 3] Ongevallenanalyse (€2.438,15 inclusief btw))
en de kosten met betrekking tot het aanvullende rapport van [naam deskundige 3]
Ongevallenanalyse (€ 526,35 inclusief btw), alsmede de kosten van dit geding,
waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze
uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen
veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening van de
proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met
de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de
veertiende dag na datum van het vonnis tot aan de dag van algehele
voldoening.
2.10.
[eiseres] heeft aan haar wijziging van eis ten grondslag gelegd dat de kosten voor het aanvullende rapport van [naam deskundige 3] Ongevallenanalyse (hierna: “ [naam deskundige 3] ”), welk rapport in reactie op het rapport van verkeersongevallendeskundige [verkeersongevallendeskundige] (hierna: “ [verkeersongevallendeskundige] ”) is opgesteld, ook als buitengerechtelijke kosten dienen te worden aangemerkt, omdat zij zijn gemaakt in een ultieme poging van [eiseres] om [gedaagde] en Federale Verzekering buiten rechte te bewegen tot erkenning van aansprakelijkheid. De kosten van het aanvullende rapport bedroegen € 526,35.
2.11.
[gedaagde] en Federale Verzekering betwisten dat de kosten van het aanvullend rapport van [naam deskundige 3] als buitengerechtelijke kosten kunnen worden gekwalificeerd, omdat die brief ( [gedaagde] en Federale Verzekering betwisten dat sprake is van een ‘aanvullend rapport’) tijdens de gerechtelijke procedure zijn opgesteld als reactie op hetgeen in de conclusie van antwoord naar voren is gebracht door [gedaagde] en Federale Verzekering. Bovendien kunnen de gevorderde kosten niet de dubbele redelijkheidstoets doorstaan.
2.12.
De rechtbank kan over dit geschilpunt pas beslissen als de aansprakelijkheid van [gedaagde] en Federale Verzekering vast komt te staan.
2.13.
De rechtbank houdt in afwachting van het deskundigenbericht iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de volgende vragen:
Kunt u de toedracht van de aanrijding tussen [eiseres] en [gedaagde] vaststellen en zo ja, wat is de toedracht van deze aanrijding?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ing. E.J.G. Wisse
Ongevallen Analyse Nederland
Helftheuvelweg 11
5222 AV ’s-Hertogenbosch
073 – 518 44 14 / 06 – 11 325 828
wisse@ongevallenanalyse.nl
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 4.900,00 (incl. BTW),
3.5.
legt aan [eiseres] geen voorschot op en bepaalt dat de kosten van de deskundige ad
€ 4.900,00 (incl. BTW) voorlopig ten laste van ’s Rijks kas komt,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat [eiseres] het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na deze beslissing een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiseres] op een termijn van vier weken en voor antwoordconclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [gedaagde] en Federale Verzekering vier weken daarna,
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J. Noelmans en in het openbaar uitgesproken.