ECLI:NL:RBLIM:2023:4271

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
ROE 22/496
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser na wijziging door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen een besluit van het UWV, waarbij zijn WIA-uitkering werd verlaagd van 80-100% naar 63,82% arbeidsongeschiktheid. Eiser, die zich op 23 juni 2019 ziekmeldde als personal trainer/manager fitnesscoach, had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV wijzigde dit besluit na een herbeoordeling. Eiser was het niet eens met deze wijziging en voerde aan dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld, omdat hij vond dat niet alle medische gegevens waren meegewogen en dat de verzekeringsarts B&B niet alle relevante informatie had betrokken in zijn beoordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiser op 20 juni 2021 correct heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B zorgvuldig te werk was gegaan en dat de door hem gebruikte CAS-codes niet van doorslaggevend belang waren voor de beoordeling van de medische belastbaarheid. Eiser had ook aangevoerd dat hij niet in staat was om de functies die het UWV had aangeduid te vervullen, maar de rechtbank vond dat het UWV voldoende had onderbouwd dat eiser in staat was om deze functies te vervullen, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser per 20 juni 2021 voor 63,82% arbeidsongeschikt was en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak werd op 20 juli 2023 verzonden en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: 22/496

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.T.J. Poell),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
High Five Health Promotion B.V., gevestigd in Aalsmeer, derde partij (hierna: ex-werkgever).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser om hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegewezen en eiser een WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80-100%.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit gewijzigd. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 63,82%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 24 januari 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als personal trainer/manager fitnesscoach voor gemiddeld 29,56 uur per week. Op 23 juni 2019 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 20 juni 2021 63,82% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten de WIA-uitkering te verlagen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 18 oktober 2021. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 oktober 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 12 november 2021
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert allereerst aan dat de gronden gelijk zijn aan die van de bezwaarprocedure. Daarnaast merkt eiser op dat bij hem stukken uit het dossier ontbreken en dat het ook onduidelijk is of de verzekeringsarts B&B alle stukken heeft meegewogen, waardoor het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen. Verder voert eiser aan dat de verzekeringsarts B&B zijn rapport met name heeft gebaseerd op de bevindingen van de door zijn ex-werkgever ingeschakelde medisch adviseur. Omdat die medisch adviseur eiser niet heeft gehoord/onderzocht, mogen zijn bevindingen geen reden zijn tot wijziging van het standpunt van UWV.
7. Ten aanzien van de beoordeling van de verzekeringsarts B&B voert eiser aan dat de gebruikte CAS-codes te algemeen en dus niet correct zijn. Daarnaast is eiser het niet eens met het feit dat hij niet beperkt is geacht voor het zelfstandig reizen. Eiser voert aan dat hij het (elektrisch) fietsen enkel af en toe doet (kan doen) en alleen op wegen buiten het normale verkeer met diverse hulpmiddelen om niet overprikkeld te raken. Dat kan bezwaarlijk worden gezien als het in staat zijn tot reizen c.q. vervoer zoals wordt bedoeld in het kader van de WIA-beoordeling. Hetzelfde geldt voor het vasthouden en verdelen van de aandacht alsook het omgaan met deadlines en productiepieken. Eiser voert aan dat hij een urenbeperking hoort te krijgen. Eiser is dan ook van mening dat de eerder vastgestelde FML door de verzekeringsarts meer recht doet aan zijn situatie, met als aanvulling wat de verzekeringsarts B&B wel positief heeft aangevuld. Volgens eiser is er genoeg reden tot twijfel aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts B&B en verzoekt daarom een onafhankelijke deskundige te benoemen.
8. Ten aanzien van de arbeidskundige gronden voert eiser aan dat de functies machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) en keukenhulp (SBC-code 111331) niet in overeenstemming zijn met de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde FML. Volgens eiser is sprake van een overschrijding van de urenbeperking. Ten aanzien van de functies metaalbewerker (SBC-code 264122), samensteller kunststof en rubberproducten (SBC-code 271130) en keukenhulp (SBC-code 111331) voert eiser aan dat hij deze functies niet kan verrichten wegens zijn gezondheidssituatie.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 63,82% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 20 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 20 juni 2021 voor 63,82% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gesproken tijdens de hoorzitting en de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling.
13. Eiser voert aan dat bij hem stukken uit het dossier ontbreken en het onduidelijk is of de verzekeringsarts B&B alle stukken heeft meegewogen in de beoordeling. Hierdoor is het bestreden besluit onzorgvuldig genomen. Tevens voert eiser aan dat hij niet gehoord dan wel onderzocht is door de door zijn ex-werkgever ingeschakelde medisch adviseur.
14. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van 18 oktober 2021 opgenomen welke (medische) stukken hij heeft betrokken bij zijn beoordeling. Aangezien eiser niet heeft deelgenomen aan de bezwaarprocedure is het dossier – met daarbij behorende stukken – pas in beroep naar eiser toegestuurd. De rechtbank ziet niet in waarom deze gangbare werkwijze onzorgvuldigheid van het bestreden besluit met zich zou meebrengen. Daarbij overweegt de rechtbank dat het eiser vrijstond om eventuele (ontbrekende) medische stukken over te leggen.
15. De rechtbank merkt op dat de door zijn ex-werkgever ingeschakelde medisch adviseur niet gehouden is aan dezelfde juridische eisen als de verzekeringsartsen van het UWV. Dat eiser niet is gehoord dan wel onderzocht door de medisch adviseur heeft geen invloed op de zorgvuldigheid van het bestreden besluit. Van belang is of de verzekeringsartsen van het UWV zich hebben gehouden aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet WIA en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Aangezien eiser is gezien door de arts van het UWV en is gehoord tijdens de hoorzitting, ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen.
16. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
17. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 20 juni 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
18. Ten aanzien van eiser zijn stelling dat de verzekeringsarts B&B onjuiste CAS-codes heeft gebruikt, oordeelt de rechtbank als volgt. Het is niet de (precieze) diagnose (CAS-code), maar de medisch objectiveerbare beperkingen die doorslaggevend zijn voor een juiste beoordeling van de medische belastbaarheid. [1] Het is dan ook niet van (doorslaggevend) belang welke CAS-codes de verzekeringsarts B&B heeft gebruikt.
19. Eiser voert tevens aan dat hij beperkt geacht moet worden voor het zelfstandig reizen, het vasthouden en verdelen van de aandacht en het omgaan met deadlines en productiepieken. Ook hoort eiser een verdergaande urenbeperking te krijgen. De rechtbank merkt op dat eiser tijdens de hoorzitting te kennen heeft gegeven te fietsen en dan niet moe en “ram overprikkeld” te zijn. Hij heeft aangegeven dat hij met een bril en een oorstop op kleine wegen, het liefst tussendoor, maximaal 30 minuten kan fietsen. [2] Ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat eiser hierin niet beperkt is. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar het fietsen en het NPO. De verzekeringsarts B&B is het ten aanzien van het omgaan met deadlines en productiepieken eens met de door de ex-werkgever ingeschakelde medisch adviseur. Tot slot overweegt de verzekeringsarts B&B dat een urenbeperking noodzakelijk is wegens de behandeling en ondersteuning van eiser. De verzekeringsarts B&B ziet geen reden om ook op grond van energetische redenen een urenbeperking aan te nemen nu er geen sprake is van een aandoening waarvan bekend is dat deze veelal gepaard gaat met een tekort aan energie (conform de standaard ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’). In tegenstelling tot wat eiser aangeeft, heeft de verzekeringsarts B&B bij het opnemen van de urenbeperking al rekening gehouden met de behandeling die eiser volgt. Uit het dossier volgt niet dat de klachten en beperkingen van eiser ernstiger zijn dan aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B voldoend duidelijk heeft gemotiveerd waarom hij geen verdergaande beperkingen heeft aangenomen.
20 Eiser heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank ziet, zoals hiervoor uiteen is gezet, geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Daarom wordt het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen.
21. De conclusie is dan ook dat de rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 20 juni 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 20 oktober 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als personal trainer/manager fitnesscoach, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft (vervolgens) functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 264122) machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk);
- ( SBC-code 271130) samensteller kunststof en rubberindustrie;
- ( SBC-code 111331) keukenhulp.
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft in de rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht. Zo heeft de arbeidsdeskundige B&B in het aanvullend rapport van 27 februari 2023 nogmaals toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Ten aanzien van de functie machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) heeft de arbeidsdeskundige B&B beargumenteerd dat er wordt gewerkt in een rustige ruimte, waar vier weefgetouwen staan opgesteld. Weefgetouwen maken geen lawaai en er zijn maximaal drie collega’s. In de naastgelegen ruimte – waar meer weefgetouwen aanwezig zijn – kan er gehoorbescherming gedragen worden. Ten aanzien van de functie keukenhulp (SBC-code 111331) wordt toegelicht dat de analist geen lawaai heeft aangetroffen. De vaatwasmachine maakt wel geluid, echter kan hiervoor ook gehoorbescherming gebruikt worden. De arbeidsdeskundige B&B merkt tevens op dat er in die functie geen machines en/of gereedschap met verwondingsrisico voorkomt. Er is enkel sprake van bestek en/of beschadigd glas of serviesgoed. Hierdoor loopt eiser geen ernstig letsel op. Tot slot merkt de arbeidsdeskundige B&B op dat de urenbeperking niet wordt overschreden. Volgens het systeem kon de verzekeringsarts B&B enkel kiezen voor 20 of 30 uur. De verzekeringsarts B&B heeft ervoor gekozen om 20 uur aan te vinken met een toelichting dat eiser voor 26 uur per week belastbaar is. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat eiser in staat is de functies te vervullen.
24. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
25. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 20 juni 2021 met de middelste van de drie geduide functies 36,18% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 63,82% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

26. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 20 juni 2021 de WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 63,82% arbeidsongeschikt is.
27. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 juli 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 20 juli 2023.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie het verzekeringsgeneeskundig rapport van de verzekeringsarts B&B d.d. 18 oktober 2021 p. 4.