ECLI:NL:RBLIM:2023:4251

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
C/03/316389 / HA ZA 23-157
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in het incident inzake de verdeling van de nalatenschap van erflater met erfgenamen

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Limburg, is op 12 juli 2023 een vonnis gewezen in een incident dat voortvloeit uit een geschil over de verdeling van de nalatenschap van de heer [erflater], die op 16 maart 2009 is overleden. De betrokken partijen zijn de erfgenamen van de erflater, waaronder [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident]. De rechtbank heeft eerder op 30 maart 2022 een vonnis gewezen waarin de wijze van verdeling van de nalatenschap is vastgesteld. In het huidige incident vordert [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] onder andere inzage in bankafschriften van de ervenrekening over de jaren 2009 en 2022, alsook afgifte van de sleutels van een pand dat aan hem is toebedeeld. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] de bankafschriften over 2009 niet kan overleggen, maar dat zij wel de afschriften over 2022 moet verstrekken. Tevens wordt [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] opgedragen om rekening en verantwoording af te leggen over haar beheer als executeur van de nalatenschap. De rechtbank legt een dwangsom op voor het niet voldoen aan deze verplichtingen. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindvonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/316389 / HA ZA 23-157
Vonnis in incident van 12 juli 2023
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.H.C. Morshuis te ’s-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] ,

in hoedanigheid van erfgenaam en (voormalig) executeur in de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.J.A. Gaber te Heerlen,

2.[gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] ,

in hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van [erflater] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] (of [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] ) respectievelijk [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] (of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] ) en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] (of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] ) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 januari 2023 tevens houdende incidentele vorderingen met de producties 1 t/m 22,
  • de akte overlegging producties aan de zijde van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] van 26 april 2023 met de producties 14a t/m 19;
  • de incidentele conclusie van antwoord van 10 mei 2023 met de producties 1 t/m 5,
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van 7 juni 2023 met de producties 1 t/m 13,
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de incidentele vorderingen uit van de volgende feiten.
2.2.
Op 16 maart 2009 is de heer [erflater] (hierna: erflater of vader) overleden. Erflater was ten tijde van zijn overlijden weduwnaar. Hij is overleden met achterlating van drie kinderen, te weten: [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] , [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] .
2.3.
Erflater heeft op [datum] 2008 te [plaats 1] (België) een eigenhandig geschreven testament opgemaakt. Uit het testament volgt onder andere dat dochter [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] tot executeur is benoemd. Zij heeft deze benoeming aanvaard. De kinderen van erflater zijn de gezamenlijke erfgenamen. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] zijn ieder voor 23/64e deel erfgenaam en [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] is erfgenaam voor 9/32e deel van de totale nalatenschap.
2.4.
Tussen de kinderen is sinds het overlijden van erflater gediscussieerd en geprocedeerd over de verdeling van de nalatenschap van vader. Bij het in kracht van gewijsde gegane vonnis van deze rechtbank van 30 maart 2022 is over de wijze van verdeling van de nalatenschap van vader beslist. De taak van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] als executeur is daarmee ook geëindigd.
2.5.
In voornoemd vonnis van 30 maart 2022 is – voor zover van belang – onder meer het volgende bepaald:

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

(…)
2.14.
Ten aanzien van verschillende activa is al beslist dat deze worden verdeeld door
toedeling aan een van de deelgenoten. (…) Ook wordt aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toegedeeld het pand
aan de [adres] ( [adres pand 1] + [adres pand 2] ) te [plaats 2] , onder de voorwaarde dat hij deze
toedeling kan financieren.(…)
(…)
2.17.
In het tussenvonnis van 16 juni 202l is al beslist (dat als [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident]
de eventuele overbedeling niet binnen zes maanden kan of kunnen financieren, de
desbetreffende woning(en) zal of zullen moet worden verkocht. De rechtbank werkt dit
thans als volgt uit:
2. 17.1. Indien [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , uitgaande van toedeling van het pand aan de [adres]
te [plaats 2] aan hem, aan de andere deelgenoten een uitkering in verband
met overbedeling verschuldigd is en hij deze uitkering niet uiterlijk op 30 september 2022
heeft voldaan of daartoe genoegzaam zekerheid heeft gesteld, wordt het pand niet aan hem
toegedeeld, maar zal het worden verkocht aan een derde.(…)

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
(…)
3.11.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] om binnen drie maanden na de dag dat dit vonnis
onherroepelijk is geworden:
- aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] af te geven alle bankafschriften van alle bankrekeningen die behoren tot
de nalatenschap van [erflater] alsmede alle door haar in haar
hoedanigheid van executeur van die nalatenschap opgemaakte boedelrapporten over de
jaren 2009, 2012, 2013, 2018, 2019 en 2020,
- aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] rekening en verantwoording af te leggen over het door
haar in hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater]
gevoerde beheer over de goederen van de nalatenschap en het voldoen van de schulden van
de nalatenschap die uit die goederen behoren te worden voldaan, (…).
2.6.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] heeft vervolgens conservatoir beslag laten leggen op de ervenrekening.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] vordert dat de rechtbank in de hoofdzaak bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Het door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te betalen bedrag bij levering van de woning conform het vonnis van 30 maart 2022
I. zal verklaren voor recht dat op het door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] (na levering van het pand aan de [adres] in [plaats 2] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en de overige activa zoals vermeld in het vonnis van 30 maart 2022 van de rechtbank Limburg) te betalen bedrag van
€ 427.193,98 in mindering strekt een bedrag van € 159.581,71 (zijn aandeel in de banksaldi per 30 maart 2022) en in mindering strekt € 154.475,76 (zijn overbedelingsvordering in de nalatenschap van moeder), zodat door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] (na toedeling van het pand in [plaats 2] en de overige activa zoals vermeld in het vonnis) bij levering van de woning aan de [adres] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] nog een totaalbedrag van € 113.136,51 aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] verschuldigd is, derhalve aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] een bedrag van € 56.568,25 en aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] eveneens een bedrag van € 56.568,25, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vaststellen;
De verdeling van de banksaldi
II. de saldi op de ING betaalrekening [rekeningnummer 1] , de ING profijtrekening (oranje spaarrekening) met nummer [rekeningnummer 2] en ING betaalrekening [rekeningnummer 3] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] zal toedelen, onder de verplichting de resterende banksaldi nadat de vorderingen op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] daarop in mindering zijn gebracht door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] te voldoen;
De door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] onttrokken bedragen
PRIMAIR:
Wat betreft de vorderingen op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] van € 65.536,98 (privékosten [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] ) + PM en van € 167.586,76 (kosten advocaat + adviseurs) +PM
III. zal verklaren voor recht dat de nalatenschap een vordering op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft van
€ 65.536,98 uit hoofde van door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] van de ervenrekening gepinde/overgeboekte bedragen ten behoeve van privé-uitgaven van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , te vermeerderen met de in 2009 en 2022 door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] van de ervenrekening gepinde/overgeboekte bedragen ten behoeve van privé-uitgaven van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] ;
IV. zal verklaren voor recht dat de nalatenschap een vordering op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft voor een bedrag van € 167.586,76 uit hoofde van door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] van de ervenrekening betaalde bedragen aan haar advocaat en adviseurs, te vermeerderen met de in 2009 en 2022 van de ervenrekening ten behoeve van de advocaat en adviseurs van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] betaalde bedragen;
V. zal verklaren voor recht dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] haar aandeel in deze vorderingen zoals hiervoor onder III. en IV. in totaal € 233.123,74 heeft verbeurd en dat van dit bedrag aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomt € 102.347,- te vermeerderen met het aandeel van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] in de in 2009 en 2022 door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] van de ervenrekening ten behoeve van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] gepinde/overgeboekte bedragen ten behoeve van haar privé-uitgaven en ten behoeve van de advocaat en adviseurs van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] betaalde bedragen kosten;
Wat betreft de vorderingen van € 27.347,65 (extra voorschotten) + PM en van € 66.752,09 (kosten [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] ) + PM
VI. zal verklaren voor recht dat de nalatenschap een vordering op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] heeft van € 27.347,65 uit hoofde van aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van de ervenrekening betaalde voorschotten en te vermeerderen met de in 2009 en 2022 van de ervenrekening aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] betaalde voorschotten;
VII. zal verklaren voor recht dat de nalatenschap een vordering op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] heeft van € 66.752,09 uit hoofde van ten laste van de ervenrekening ten behoeve van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] betaalde lasten, te vermeerderen met de in 2009 en 2022 van de ervenrekening ten behoeve van aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] betaalde kosten;
VIII. zal verklaren voor recht dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] hun aandeel in voornoemde bedragen van € 27.347,65 (zoals vermeld onder VI.) en € 66.752,09 (zoals vermeld onder VII.) in totaal € 94.099,69 hebben verbeurd en zal bepalen dat dit bedrag van € 94.099,69 geheel aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomt, in die zin dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] daarvan een bedrag van € 47.049,85 en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] een bedrag van € 47.049,85 aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] dient te voldoen, te vermeerderen met de in 2009 en 2022 van de ervenrekening aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] betaalde voorschotten en ten behoeve van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] betaalde lasten;
IX. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] primair zal veroordelen binnen één week na het in deze te wijzen vonnis aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te voldoen een bedrag van € 149.396,85 + PM (€ 102.347,- + PM zoals vermeld onder V. en € 47.049,85 zoals vermeld onder VIII.);
X. zal bepalen dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] het door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] te betalen bedrag van € 56.568,25, althans het door de rechtbank te bepalen bedrag zoals hiervoor vermeld onder I (in de hoofdzaak) van het petitum kan verrekenen met het door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te betalen bedrag van € 149.396,85 + PM (zoals hiervoor vermeld onder IX van het petitum), zodat door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] nog resteert te voldoen € 92.828,60, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
XI. zal bepalen dat dit bedrag van € 92.828,60, althans het bedrag van € 149.396,85, (zoals hiervoor vermeld onder X, resp. IX), althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag in mindering strekt op het aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] toekomende aandeel van € 203.909,96 in de banksaldi;
XII. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] zal veroordelen haar medewerking te verlenen aan overboeking aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] van genoemd bedrag van € 92.828,60, althans het bedrag van € 149.396,85, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag van de ervenrekening en te bepalen dat indien [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] weigert haar medewerking te verlenen aan overboeking hiervan aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , het in deze te wijzen vonnis ex artikel 3: 300 BW dezelfde kracht heeft als de medewerking van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan de overboeking van het aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomende bedrag en voorts zal bepalen dat het vonnis in de plaats van genoemde medewerking zal treden;
XIII. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal veroordelen binnen één week na het in deze te wijzen vonnis aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te voldoen een bedrag van € 47.049,85 (zoals vermeld onder VIII.);
XIV. zal bepalen dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] het door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] te betalen bedrag van € 56.568,25, althans het door de rechtbank te bepalen bedrag zoals hiervoor vermeld onder I (in de hoofdzaak) van het petitum kan verrekenen met het door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te betalen bedrag van € 47.049,85 + PM (zoals hiervoor vermeld onder XIII van het petitum), zodat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] bij levering aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] van de woning aan de [adres] in [plaats 2] , aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] nog zal voldoen een bedrag van € 9.518,40 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat geen verrekening van de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] en van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] op [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] kan plaatsvinden:
XV. zal bepalen dat dit bedrag van € 47.049,85 (zoals hiervoor vermeld onder VIII), althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag in mindering strekt op het aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] toekomende aandeel van € 203.909,96 in de banksaldi, en
XVI. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal veroordelen zijn medewerking te verlenen aan overboeking aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] van genoemd bedrag van € 47.049,85, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag van de ervenrekening en zal bepalen dat indien [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] weigert zijn medewerking te verlenen aan overboeking hiervan aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , het in deze te wijzen vonnis ex artikel 3: 300 BW dezelfde kracht heeft als de medewerking van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] aan de overboeking van het aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomende bedrag en voorts zal bepalen dat het vonnis in de plaats van genoemde medewerking zal treden;
SUBSIDIAIR:Voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat alleen [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] haar aandeel in alle onttrokken gelden/vorderingen heeft verbeurd:
XVII. zal verklaren voor recht dat de nalatenschap een vordering op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft van
€ 327.223,48 uit hoofde van door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] van de ervenrekening gepinde/overgeboekte bedragen;
XVIII. zal verklaren voor recht dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] haar aandeel in deze vordering zoals hiervoor onder XVII heeft verbeurd en dat van dit bedrag aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomt € 143.659,08;
XIX. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] subsidiair zal veroordelen binnen één week na het in deze te wijzen vonnis aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te voldoen het bedrag van € 143.659,08;
zal bepalen dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] het door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] te betalen bedrag van € 56.568,25, althans het door uw rechtbank te bepalen bedrag zoals hiervoor vermeld onder I (van de hoofdzaak) van het petitum kan verrekenen met het door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te betalen bedrag van € 143.659,08 + PM (zoals hiervoor vermeld onder XVIII van het
petitum), zodat door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] nog resteert te voldoen € 87.090,83, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
zal bepalen dat dit bedrag van € 87.090,83, althans een bedrag van € 143.659,08, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag in mindering strekt op het aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] toekomende aandeel van € 203.909,96 in de banksaldi;
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] zal veroordelen haar medewerking te verlenen aan overboeking aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] van genoemd bedrag van € 87.090,83 althans een bedrag van € 143.659,08, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag van de ervenrekening en zal bepalen dat indien [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] weigert haar medewerking te verlenen aan overboeking hiervan aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , het in
deze te wijzen vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de medewerking van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] aan de overboeking van het aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomende bedrag en voorts zal bepalen dat het vonnis in de plaats van genoemde medewerking zal treden;
De in 2009 en 2022 door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] van de ervenrekening onttrokken bedragen
de omvang van de vordering zal vaststellen die de nalatenschap heeft op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] uit hoofde van door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in 2009 en 2022 van de ervenrekening gepinde/ overgeboekte bedragen ten behoeve van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] en zal verklaren voor recht dat de nalatenschap voor het daarmee overeenkomende bedrag een vordering op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] heeft;
zal verklaren voor recht dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] hun aandeel in deze vordering zoals hiervoor onder XXIII vermeld, hebben verbeurd en zal vaststellen dat dit bedrag geheel aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomt;
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] ieder zal veroordelen binnen één week na het in deze te wijzen vonnis aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te voldoen het onder XXIII en XXIV vast te stellen bedrag;
zal bepalen dat dit vast te stellen bedrag, zoals hiervoor onder XXIII en XXIV vermeld, in mindering strekt op het aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] toekomende aandeel van € 203.909,96 in de banksaldi en op het aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] toekomende aandeel van € 203.909,96 in de banksaldi;
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal veroordelen hun medewerking te verlenen aan overboeking aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] van dit nog vast te stellen bedrag, zoals hiervoor onder XXIII en XXVI vermeld, van de ervenrekening en zal bepalen dat indien [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] weigeren hun medewerking te verlenen aan overboeking van dit nog vast te stellen bedrag aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , het in deze te wijzen vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de medewerking van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] aan de overboeking van het aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomende bedrag en voorts zal bepalen dat het vonnis in de plaats van genoemde medewerking zal treden;
Voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] de vorderingen op hen niet hebben verbeurd:
zal bepalen dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] de door uw rechtbank vast te stellen onttrokken bedragen dienen te restitueren aan de nalatenschap;
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal veroordelen de door uw rechtbank vast te stellen onttrokken bedragen binnen één week te betalen, middels storting op de ervenrekening;
zal bepalen dat de onttrokken bedragen naar rato van de breukdelen verdeeld moeten worden tussen [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] , op de door de rechtbank te bepalen wijze;
zal bepalen dat dit vast te stellen bedrag zoals hiervoor onder XXVIII vermeld, in mindering strekt op het aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] toekomende aandeel van € 203.909,96 in de banksaldi en op het aan [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] toekomende aandeel van € 203.909,96 in de banksaldi;
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal veroordelen hun medewerking te verlenen aan overboeking aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] van dit nog vast te stellen aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomende bedrag, zoals hiervoor onder XXX vermeld, van de ervenrekening en zal bepalen dat indien [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] weigeren hun medewerking te verlenen aan overboeking van dit nog vast te stellen bedrag aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , het in deze te wijzen vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de medewerking van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] aan de overboeking van het aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toekomende bedrag en voorts zal bepalen dat het vonnis in de plaats van genoemde medewerking zal treden;
De woning
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zal veroordelen om binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis hun medewerking te verlenen aan levering van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats 2] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en zal bepalen dat indien [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] niet verschijnen/verschijnt, of verschenen zijnde weigeren/weigert zijn/haar/hun medewerking te verlenen aan levering van genoemde onroerende zaak aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , het in deze te wijzen vonnis ex artikel 3: 300 BW dezelfde kracht heeft als de in de wettelijke vorm opgemaakte leveringsakte van genoemde onroerende zaak en voorts zal bepalen dat het vonnis in de plaats van genoemde leveringsakte zal treden;
Beslagkosten
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] in de hoofdzaak hoofdelijk zal veroordelen aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te voldoen de kosten voor de gelegde beslagen zijnde een bedrag van € 1.899,85, inclusief btw + PM aan deurwaarderskosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis;
Wat betreft de proceskostenveroordeling:
Primair
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] in de hoofdzaak zal veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een vergoeding van de redelijke en evenredig werkelijke (advocaat)kosten en nakosten en het door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] betaalde griffierecht, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, alles te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis;
Subsidiair
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] in de hoofdzaak hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten en nakosten en het door eiser [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] betaalde griffierecht, alles te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis.
3.2.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] legt aan zijn vorderingen – samengevat – ten grondslag dat uit de boedelrapporten en bankafschriften die hij van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft ontvangen na het vonnis van 30 maart 2022 zou blijken dat een bedrag van € 327.223,48 van de ervenrekening is onttrokken door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] . [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] stelt dat de onttrokken bedragen ten behoeve van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] zijn gebruikt. De nalatenschap had hierdoor vorderingen op [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] en dit hebben zij verzwegen. [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] stelt dat deze bedragen niet in de eerdere procedure bij de rechtbank naar voren zijn gebracht door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] . Om die reden hebben [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] en/of [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] hun aandeel in die vorderingen verbeurd – aldus [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] .
3.3.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] betwist de vorderingen en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] in de proceskosten. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] motiveert haar betwisting – samengevat – als volgt. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] kan de wijze van verdeling niet meer ter discussie worden gesteld nu de rechtbank bij het vonnis van 30 maart 2022 de verdeling reeds heeft vastgesteld. Dit vonnis heeft gezag van gewijsde aangezien geen der partijen hoger beroep heeft ingesteld. Daarnaast heeft de rechtbank reeds beslist over onttrokken bedragen uit de nalatenschap. Van het onttrekken en/of verzwijgen van gemeenschapsgoederen is dan ook geen sprake volgens [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] . Ook de verdeling van de banksaldi is berekend door de rechtbank in voornoemd vonnis. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] merkt op dat het vonnis van 30 maart 2022 niet kan worden uitgevoerd omdat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] beslag heeft gelegd op de ervenrekening. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt tot slot dat zij de levering van de [adres] te [plaats 2] niet in de weg staat.

4.Het geschil in het incident

4.1.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] vordert dat de rechtbank in het incident bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, waarbij de rechtbank de nummering, anders dan in het petitum van de dagvaarding, oplopend zal doornummeren:
I. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen (provisioneel) tussenvonnis aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] af te geven de bankafschriften van de ervenrekeningen over de jaren 2009 en 2022 alsmede de rekening en verantwoording (het boedelrapport) over 2022 op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in gebreke blijft hieraan te voldoen;
II. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] zal veroordelen om binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen (provisioneel) tussenvonnis aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] af te geven de sleutels van het pand aan de [adres pand 1] te [plaats 2] op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in gebreke blijft hieraan te voldoen;
Wat betreft de proceskostenveroordeling:
III.
Primair
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in de provisionele vorderingen zal veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen een vergoeding van de redelijke en evenredig werkelijke (advocaat)kosten en nakosten en het door [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] betaalde griffierecht, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, alles te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis;
IV.
Subsidiair
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in de provisionele vorderingen zal veroordelen in de proceskosten en nakosten en het door eiser [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] betaalde griffierecht, alles te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis.
4.2.
[eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] legt hieraan – samengevat – het volgende ten grondslag. [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] stelt zich op het standpunt dat uit het vonnis van 30 maart 2022 voortvloeit dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] de bankafschriften van de ervenrekeningen over de jaren 2009 en 2022 en het boedelrapport over 2022 reeds had moeten verstrekken aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] . De betreffende stukken zijn tot op heden niet overgelegd door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] volgens [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] . [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] wenst de bankafschriften in te zien omdat hij vermoedt dat in 2009 en in 2022 mogelijk gelden zijn onttrokken aan de ervenrekening. Dit is van belang voor zijn vordering in de hoofdzaak. Wat betreft de sleutels van het pand aan de [adres pand 1] te [plaats 2] stelt [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] dat hij [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] al meermaals heeft verzocht om afgifte van de sleutels, maar dat deze niet worden verstrekt door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] . [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] is mede-eigenaar van het pand en stelt dat hij recht heeft op afgifte van de sleutels en daar tevens belang bij heeft. Bovendien is de woning bij het voornoemde vonnis aan hem toegedeeld.
4.3.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] betwist de vorderingen en concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel tot afwijzing van de vorderingen in het incident, met veroordeling van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] in de kosten van het incident. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] motiveert haar betwisting – samengevat – als volgt. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt zich op het standpunt dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] geen (spoedeisend) belang heeft bij zijn vorderingen ex artikel 223 Rv jo. 3:303 BW. Het vonnis van 30 maart 2022 is in kracht van gewijsde gegaan omdat geen van de partijen hoger beroep heeft aangetekend. Over de omvang dan wel de verdeling van de nalatenschap van vader (en moeder) kan daarom volgens [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] niet meer worden gesproken. Door de rechtbank is reeds geoordeeld over onttrokken bedragen. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] neigen de vorderingen van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] naar een “fishing expedition”. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt bovendien dat zij niet over de bankafschriften uit 2009 beschikt en hierover ook niet kan beschikken. Wat betreft de bankafschriften over het jaar 2022 merkt zij op dat ze deze reeds gedeeltelijk heeft toegestuurd aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] . [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt dat zij niet gehouden is de bankafschriften te vertrekken over het hele jaar 2022. Met betrekking tot het boedelrapport over het jaar 2022 stelt [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] bovendien dat dit rapport momenteel niet voorhanden is. Wel heeft [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] inmiddels opdracht aan haar financieel adviseur verstrekt om het boedelrapport over 2022 op te stellen.
Ten aanzien van de vordering tot afgifte van de sleutels stelt [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] dat zij [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] reeds in de gelegenheid heeft gesteld om de sleutels op te halen. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] gaat dan ook akkoord met de afgifte van de sleutels aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] .
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Op grond van artikel 223 Rv kan tijdens een aanhangig geding iedere
partij vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het
geding. Deze vordering moet samenhangen met de hoofdvordering en daarnaast moet de
eisende partij voldoende belang hebben bij de vordering in die zin dat niet kan worden
gevergd dat de afloop van de hoofdzaak kan worden afgewacht. Daarnaast dient de rechter
de wederzijdse belangen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende
duur van de hoofdprocedure en van de proceskansen van partijen daarin.
5.2.
De rechtbank overweegt dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vorderingen. De gevraagde voorlopige voorzieningen hangen samen met de hoofdvorderingen en zijn gericht op voorzieningen die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kunnen worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de vorderingen rechtvaardigt. De rechtbank is van oordeel dat van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] niet kan worden verlangd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht, zodat de rechtbank het verweer van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] op dit punt zal passeren.
Bankafschriften 2009
5.3.
Op grond van het vonnis van 30 maart 2022 had [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] de bankafschriften over het jaar 2009 reeds moeten verstrekken aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] . Nu zij dit in weerwil van dat vonnis niet heeft gedaan, overweegt de rechtbank dat de vordering en de gevorderde dwangsom voor toewijzing gereed liggen, zulks tot een maximum van in totaal € 25.000,--. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt echter dat zij niet over de bankafschriften uit het jaar 2009 beschikt en hierover ook niet kan beschikken. Van een partij kan dan ook niet, aldus [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , worden verlangd dat zij informatie ter beschikking stelt aan de wederpartij die zij niet zelf voorhanden heeft.
5.4.
De rechtbank is nochtans van oordeel dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] onvoldoende heeft onderbouwd waarom zij niet over de bankafschriften uit het jaar 2009 beschikt of kan beschikken. Dit is immers het jaar waarin erflater is overleden, een belangrijk jaar derhalve. Aangezien de rechtbank voornemens is de vordering van [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toe te wijzen onder de last van de gevorderde dwangsom, beveelt de rechtbank [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] om zich bij akte nader uit te laten over de vraag waarom zij niet over de bankafschriften beschikt en waarom zij de bankafschriften niet (meer) kan verkrijgen, zulks met bescheiden onderbouwd, zoals – niet limitatief – een door haar na het vonnis van 30 maart 2022 gedaan verzoek daartoe aan de bank en een schriftelijke reactie van de bank hierop. In algemene zin dient [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] derhalve bewijs te leveren van alle acties die zij heeft ondernomen om de betreffende bankafschriften te krijgen. Pas als de rechtbank hierover meer duidelijkheid heeft verkregen, zal de rechtbank definitief beslissen over het gevorderde.
Bankafschriften 2022
5.5.
Artikel 843a lid 1 Rv bepaalt dat hij die daarbij (I) rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van (II) bepaalde bescheiden aangaande (III) een rechtsbetrekking waarbij hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft. Lid 4 bepaalt dat degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
5.6.
De rechtbank volgt [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] niet in haar verweer dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] geen belang heeft bij de gevraagde bescheiden. In de hoofdzaak is (onder meer) onderwerp van geschil of bedragen onterecht zijn onttrokken van de ervenrekening. Voor [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] is het van belang dat hij ter nadere onderbouwing van zijn stelling inzage heeft in de bankafschriften van 2022. Aan het eerste vereiste van artikel 843a Rv is voldaan.
5.7.
Voor toewijzing van de vordering dienen de bescheiden voldoende te zijn bepaald en dient [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] over de bescheiden te beschikken. [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] vordert inzage in de bankafschriften over 2022. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] betwist niet dat zij over de gevorderde bescheiden beschikt en evenmin dat de bescheiden voldoende bepaald zijn. In het licht hiervan is dan ook aan het bepaaldheidsvereiste voldaan. Het gaat immers om stukken die naar herkomst en aard voldoende zijn afgebakend.
5.8.
De bescheiden zien bovendien op een rechtsbetrekking waarin [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] beiden partij zijn. Aan dit vereiste is dus ook voldaan. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van gewichtige redenen zoals bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv.
5.9.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] voldoet aan de in artikel 843a lid 1 Rv gestelde voorwaarden. Gezien de datum van verdeling van de nalatenschap dient [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] de bankafschriften van 1 januari 2022 tot 30 maart 2022 aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] te verstrekken, zulks op straffe van verbeurte van de gevorderde dwangsom, zulks tot een maximum van € 25.000,--.
Boedelrapport 2022
5.10.
In het vonnis van 30 maart 2022 is bepaald dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] rekening en verantwoording dient af te leggen over het door haar in hoedanigheid van executeur gevoerde beheer over de goederen van de nalatenschap en het voldoen van de schulden van de nalatenschap aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerder in het incident] . Aangezien de rechtbank de verdeling van de nalatenschap per 30 maart 2022 heeft vastgesteld, is de taak van [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] als executeur ook geëindigd. Dit betekent dat – voor zover zij dit nog niet gedaan zou hebben – [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] rekening en verantwoording dient af te leggen over de periode waarover nog geen rekening en verantwoording is afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit betrekking op de periode van 1 januari 2022 tot en met 30 maart 2022. Nu de rechtbank constateert dat de in het vonnis gestelde termijn inmiddels is verstreken zonder dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] rekening en verantwoording heeft afgelegd over de voornoemde periode, ziet de rechtbank aanleiding om aan het afleggen van de rekening en verantwoording een dwangsom te verbinden zoals gevorderd, zulks tot een maximum van € 25.000,--.
Afgifte sleutels woning
5.11.
Bij vonnis van 30 maart 2022 is het pand aan de [adres] (A+B) te [plaats 2] aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] toebedeeld, onder de voorwaarde dat [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] deze toedeling kon financieren. In het kader van de financiering heeft [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] tijdig zekerheid gesteld. Nu [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] stelt dat zij [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] in de gelegenheid heeft gesteld om de sleutels op te komen halen en zij – in het geval [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] de sleutels niet zelf heeft opgehaald – akkoord kan gaan met afgifte van de sleutels aan [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] , ligt deze vordering voor toewijzing in het incident gereed.
Proceskosten
5.12.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden,
totdat bij eindvonnis in het incident zal worden beslist.
In het incident en in de hoofdzaak
5.13.
In afwachting van de resultaten van de te bevelen aktewisseling zal de rechtbank
iedere verdere beslissing aanhouden, zowel in het incident als in de hoofdzaak.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
9 augustus 2023voor het nemen van een akte door [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] over hetgeen is vermeld in de r.o. 5.4, waarna [eiser in de hoofdzaak, eiser in het incident] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in de hoofdzaak
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.
DS