ECLI:NL:RBLIM:2023:4184

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
C/03/308773 HAZA 22-389
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en inlichtingenplicht ex-echtgenoten tijdens verdeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en inmiddels gescheiden. De man vordert inzage in bankafschriften van de vrouw, omdat hij vermoedt dat zij een bankrekening bij ABN AMRO heeft verzwegen tijdens de verdeling van hun huwelijksgemeenschap. De vrouw ontkent dit en stelt dat de rekening enkel is gebruikt voor de slotuitkering van een letselschadevergoeding die zij heeft ontvangen. De rechtbank heeft op 7 juni 2023 vonnis gewezen, waarbij de vrouw is gelast om de bankafschriften van de betreffende rekening over een bepaalde periode in het geding te brengen. De man heeft recht op informatie over de boedel, zolang er nog onverdeelde bestanddelen zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van de man voor inzage in andere bankrekeningen afgewezen, omdat partijen finale kwijting hebben verleend voor de verdeling van de schadevergoeding. De vorderingen in reconventie zijn afgewezen, met compensatie van proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/308773 / HA ZA 22-389
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
[man],
wonende te [woonplaats man] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.C.J. Aarts te Schijndel,
tegen
[vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.H.M. Skrotzki te Roermond.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de mondelinge behandeling van 21 april 2023.
1.2.
Daarna is de zaak voor vonnis gezet op 7 juni 2023.

2.De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn in gemeenschap van goederen gehuwd op [huwelijksdatum] 1996 te [plaatsnaam] . Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 17 augustus 2021 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. De beschikking is op 20 augustus 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaatsnaam] , zodat zij sedert deze datum officieel zijn gescheiden.
2.2.
Partijen hebben in een echtscheidingsconvenant vastgelegd hoe de ontbonden huwelijksgemeenschap wordt verdeeld. Het verzoekschrift tot echtscheiding is op 23 juli 2021 ingediend zodat dit de peildatum is voor de vaststelling van de omvang van de ontbonden huwelijksgemeenschap. Voor de verdeling van de bankrekeningen zijn partijen een andere datum overeengekomen, zo hebben zij ter zitting meegedeeld, te weten 7 juli 2021.
2.3.
De vrouw heeft op [ongevalsdatum] 2013 een arbeidsongeval gehad waarvoor zij een totale letselschade-uitkering heeft gehad van € 300.000,-. Over de verdeling van deze uitkering hebben partijen afspraken gemaakt in artikel 2.14 van het echtscheidingsconvenant. De letselschade-uitkering is in de vorm van voorschotten en een slotuitkering betaald. Partijen zijn overeengekomen een bedrag van € 77.500,- aan voorschotten bij helfte te verrekenen, wat ook is uitgevoerd. Verder zijn zij overeengekomen dat een bedrag van € 30.000,- aan voorschotten niet zal worden verrekend omdat het is opgesoupeerd. Ten aanzien van de slotuitkering van € 192.500,- zijn partijen overeengekomen dat deze niet wordt verrekend. Omdat de slotuitkering ziet op toekomstige schade en smartengeld is de slotuitkering aan de vrouw verknocht en komt die zonder nadere verrekening aan de vrouw toe, zo zijn partijen overeengekomen. De slotuitkering is op 5 oktober 2020 betaald door Centraal Beheer op de ING-bankrekening ten name van de vrouw met het nummer [bankrekeningnummer 1] .
2.4.
Op 30 december 2020 heeft de vrouw een bankrekening voor zichzelf geopend bij ABN AMRO. Deze bankrekening is niet genoemd in het echtscheidingsconvenant.
2.5.
Dit geschil gaat – kort samengevat - over de vraag of de vrouw de bankrekening bij ABN AMRO voor de man heeft verzwegen zodat die bankrekening niet in de verdeling is meegenomen. Omdat de man achterdochtig is geworden wil hij inzage in bankafschriften van verschillende rekeningen om er achter te komen of er nog andere verzwegen bankrekeningen zijn. De vrouw stelt dat zij de bankrekening alleen heeft benut om de slotuitkering op te ‘stallen’, dat zij niets verzwegen heeft en dat er geen andere bankafrekeningen zijn.
2.6.
Partijen zijn overeengekomen in correspondentie dat de rechtbank Limburg, locatie Roermond, de relatief bevoegde rechter is, zo hebben zij ter zitting meegedeeld.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
De man vordert – kort samengevat – om:
voor recht te verklaren dat de vrouw ten tijde van het sluiten van het echtscheidingsconvenant op 9 juli 2021 het bestaan van de op haar naam staande bankrekening bij ABN AMRO heeft verzwegen;
voor recht te verklaren dat de vrouw het saldo op die rekening op de peildatum van 9 juli 2021vanwege die verzwijging aan de man heeft verbeurd;
de vrouw te veroordelen om het saldo van de op haar naam staande bankrekening bij ABN AMRO op de peildatum van 9 juli 2021 van € 86.746,32 aan de man te betalen, met wettelijke rente;
de vrouw te veroordelen om:
a. aan de man alle bankafschriften te verstrekken van bankrekening [bankrekeningnummer 2] over de periode van 1 september 2015, althans 1 januari 2020, tot en met juli 2021;
b. aan de man alle bankafschriften te verstrekken van de op haar naam staande bankrekening bij ABN AMRO over de periode van 30 december 2020 tot en met juli 2021;
c. aan de man een overzicht te verstrekken van de bankrekeningen waarop de door de verzekeraar Centraal Beheer Achmea aan de vrouw betaalde voorschotbetalingen zijn overgemaakt, zoals bedoeld in artikel 2.14 van echtscheidingsconvenant;
d. aan de man nadere informatie te verstrekken van alle op naam van de vrouw staande bankrekeningen in de periode van 1 januari 2020 tot aan de peildatum 9 juli 2020;
alles op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer of per dag dat de vrouw weigert aan de veroordelingen te voldoen;
5. met veroordeling in de proceskosten.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, zal hierna worden ingegaan.
In reconventie
3.4.
De vrouw vordert – kort samengevat - om:
I. de verdeling van de caravan vast te stellen zoals omschreven in artikel 2.9.2 van het echtscheidingsconvenant, aldus dat de caravan aan de man wordt toegescheiden;
II. de man te veroordelen om het bedrag te betalen dat hij vanwege overbedeling aan de vrouw moet voldoen;
III. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
De man voert verweer.
3.6.
Op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, zal hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De man stelt dat de vrouw opzettelijk een tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behorend goed heeft verzwegen, namelijk de bankrekening bij ABN AMRO op haar naam, waardoor zij op grond van artikel 3:194 lid 2 BW het saldo wat op de peildatum 9 juli 2021 op die rekening stond aan hem heeft verbeurd. (Naar partijen ter zitting hebben gesteld hadden zij als peildatum 7 juli 2021 afgesproken, zodat de rechtbank hier zal begrijpen dat de man 7 juli 2021 bedoelt.) Als niet het hele bedrag is verbeurd, moet het saldo worden verdeeld volgens de man. Dit omdat de bankrekening als vermogensbestanddeel is overgeslagen bij de verdeling, zodat er op grond van artikel 3:179 lid 2 BW alsnog verdeling moet plaatsvinden.
4.2.
De vrouw stelt dat de bankrekening bij ABN AMRO die op haar naam staat alleen is benut om de slotuitkering van € 192.500,- naar toe over te maken. De slotuitkering is aan haar toegedeeld, zodat er geen sprake is van een onverdeeld boedelbestanddeel. Ter zitting heeft de vrouw nader toegelicht dat zij de bankrekening bij ABN AMRO op 30 december 2020 heeft geopend. Wat er over was van de slotuitkering die op haar bankrekening bij ING is gestort, heeft zij in ‘losse delen’ overgemaakt naar haar bankrekening bij ABN AMRO. Van de slotuitkering had zij namelijk al ‘geleefd’ zodat niet meer het hele bedrag over was.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een onverdeeld boedelbestanddeel indien de bankrekening bij ABN AMRO alleen is gebruikt om de slotuitkering naar toe over te maken. De slotuitkering is namelijk verdeeld in die zin dat die volledig aan de vrouw is toegedeeld zonder verrekening. Of op de ABN AMRO rekening geen andere gelden dan de slotuitkering zijn binnengekomen, kan worden gecontroleerd door de bankafschriften te bekijken. Als daar in de periode tussen 30 december 2020 en de peildatum 7 juli 2021 alleen bedragen zijn bijgeschreven afkomstig van de bankrekening van de vrouw bij ING met het nummer [bankrekeningnummer 2] voor een bedrag dat in totaal niet hoger is dan het bedrag van de slotuitkering, dan hoeft er tussen partijen niets meer verdeeld te worden. Indien er echter ook gelden uit andere bronnen zijn binnengekomen, dan is er een vermogensbestanddeel dat nog dient te worden verdeeld.
4.4.
De rechtbank zal de vrouw dan ook gelasten ex artikel 22 Rv om bij akte alle bankafschriften van de bankrekening bij ABN AMRO over de periode van 30 december 2020 tot en met 7 juli 2021 in het geding te brengen. De man zal in de gelegenheid worden gesteld daarop bij akte te reageren.
4.5.
De man onderbouwt zijn overige vorderingen om stukken te verstrekken door te stellen dat de voorschotten op de schade-uitkering niet op de bij hem bekende bankrekeningen van partijen zijn binnengekomen. Hierdoor heeft hij het vermoeden dat er nog meer voor hem onbekende bankrekeningen bestaan. Verder stelt hij dat de vrouw gedurende het huwelijk bedragen aan de gemeenschappelijke bankrekening bij de ING met het nummer [bankrekeningnummer 3] heeft onttrokken en mogelijk naar onbekende bankrekeningen heeft weg gesluisd. Hij stelt recht op inlichtingen te hebben op grond van artikel 1:83 BW.
4.6.
De vrouw betwist dat de man recht heeft op inzage. Zij stelt dat er geen onbekende bankrekeningen zijn en dat de man geen belang heeft bij zijn vorderingen. Terzake van de voorschotten is al een regeling getroffen tussen partijen die in het echtscheidingsconvenant is vastgelegd. Ten aanzien van de voorschotten is ook finale kwijting verleend. Verder heeft zij geen gelden weggesluisd. De man was vaak maanden van huis en de vrouw heeft de financiële huishouding gevoerd. Daarbij hoort het dat bedragen worden opgenomen en overgemaakt. Tijdens het mediationtraject dat tot het echtscheidingsconvenant heeft geleid, heeft de man geen nadere bescheiden opgevraagd en nu is hij daarmee te laat.
4.7.
De rechtbank zal de overige verzoeken om stukken – de vorderingen 4a, 4c en 4d afwijzen en wel om de volgende reden.
4.7.1.
Artikel 1: 83 BW verplicht echtgenoten tijdens huwelijk om elkaar desgevraagd inlichtingen te verschaffen over de stand van hun goederen en schulden. Na de echtscheiding dienen ex-echtgenoten elkaar ook nog inlichtingen te verschaffen over het huwelijkse vermogen. Zolang er een ontbonden huwelijksgemeenschap is, te weten zolang er nog onverdeelde boedelbestanddelen zijn, dienen ex-echtelieden elkaar als deelgenoten op grond van de redelijkheid en billijkheid indien daar belang bij bestaat inlichtingen over de toestand van de boedel te verstrekken op grond van artikel 3: 166 BW in samenhang met artikel 6:2 BW dan wel op grond van artikel 3:15j BW inzage in de administratie te geven.
4.7.2.
In deze zaak leidt dat ertoe, dat de vrouw ten tijde van de verdeling desgevraagd inlichtingen aan de man moest verstrekken waar hij belang bij had. In dit verband zijn tijdens de verdeling de voorschotten van Centraal Beheer besproken en zijn partijen het eens geworden over de verdeling ervan. Ook nu staat deze verdeling niet ter discussie en hebben partijen geen geschil over de omvang van de totale schade-uitkering van € 300.000,-. Ten aanzien van de verdeling zijn partijen finale kwijting overeen gekomen. Dit betekent dat de man nu geen recht meer op inlichtingen van de vrouw heeft aangaande de rekeningen waarop de voorschotten zijn betaald (vordering c). Voor wat betreft overmakingen en opnames door de vrouw van de gemeenschappelijke rekening ten tijde van het huwelijk, te weten de bankrekening met het nummer [bankrekeningnummer 2] , heeft de man ook geen recht meer op inlichtingen: het saldo op de rekening is verdeeld en partijen hebben elkaar finale kwijting verleend (vordering a). Tot slot heeft de man om dezelfde reden geen recht op een algemeen overzicht van alle bankrekeningen ten name van de vrouw.
4.8.
De rechtbank zal de vorderingen 4a, 4c en 4d pas afwijzen bij eindvonnis zodat er niet tussentijds hoger beroepstermijnen gaan lopen en de zaak als een geheel behandeld blijft.
4.9.
De rechtbank houdt alle overige beslissingen aan.
in reconventie
4.10.
Ter zitting hebben partijen een regeling getroffen voor de vorderingen in reconventie. Deze regeling houdt in dat de man ter zitting aan de vrouw € 2.500,- heeft betaald door middel van overmaking van dit bedrag naar haar bankrekening, dat partijen elkaar finale kwijting verlenen voor de vorderingen in reconventie en dat iedere partij de eigen proceskosten van de reconventie draagt. Gezien deze regeling zal de rechtbank de vorderingen in reconventie afwijzen met compensatie van de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
gelast [vrouw] ex artikel 22 Rv om op de rol van
5 juli 2023bij akte alle bankafschriften in het geding te brengen van de op haar naam staande bankrekening bij ABN AMRO over de periode van 30 december 2020 tot en met 7 juli 2021,
5.2.
bepaalt dat [man] in de gelegenheid zal worden gesteld hierop te reageren bij antwoordakte op de rol van vier weken daarna,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: AK