ECLI:NL:RBLIM:2023:4153

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
ROE 23/783
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met omgevingsvergunning voor verbouwing van school naar woningen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 17 juli 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 27 maart 2023 is verleend aan vergunninghouder voor de verbouwing van een voormalige school naar twee woningen. Verzoeker verzoekt om schorsing of intrekking van deze vergunning, omdat hij bezorgd is over asbesthoudend materiaal dat mogelijk is verwijderd tijdens de sloop van het schoolgebouw. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat er geen materiële connexiteit bestaat tussen het verzoek en de omgevingsvergunning. Het verzoek richt zich inhoudelijk tegen een last onder bestuursdwang die eerder aan vergunninghouder is opgelegd, en niet tegen de verleende omgevingsvergunning zelf. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek niet voldoet aan de vereisten van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en dat er geen procesbelang is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/783

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 juli 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , wonende te [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld (het college),
(gemachtigde: [Naam gemachtigde 1] ),
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 2] , wonende te [woonplaats] (vergunninghouder),
(gemachtigde: [Naam gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker dat ertoe strekt dat een aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van een voormalige school naar twee woningen op het adres [adres] wordt geschorst dan wel wordt ingetrokken.
1.1.
Bij besluit van 27 maart 2023 (het primaire besluit) is de omgevingsvergunning (voor het verbouwen van de school) aan vergunninghouder verleend.
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben als partij deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van het college en de gemachtigde van vergunninghouder.

Totstandkoming van het primaire besluit

Wat is aan het primaire besluit vooraf gegaan?
2. Aan vergunninghouder is op 23 december 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd vanwege het overtreden van de regelgeving inzake asbest door in strijd met die regelgeving asbesthoudend materiaal te slopen uit de voormalige school.
2.1.
Op 10 maart 2023 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om de school te verbouwen tot twee woningen.
2.2.
Bij besluit van 27 maart 2023 is de omgevingsvergunning aan vergunninghouder verleend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Voordat de voorzieningen rechter aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek kan toekomen, dient zij te beoordelen of het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvankelijk is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet het geval. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. In artikel 8:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) [1] heeft de wetgever de toegang tot de voorlopige voorzieningenprocedure bepaald. Uit dit artikel 8 volgt dat het zogenaamde connexiteitsvereiste belangrijk is. Dat connexiteitsvereiste kent een formeel en een materieel (inhoudelijk) aspect. Aan beide aspecten moet zijn voldaan om toegang tot de voorzieningenrechter te krijgen.
4.1.1. Het vereiste van
formeleconnexiteit houdt in dat de rechter een voorlopige voorziening alleen kan treffen als er óók een bodemprocedure aanhangig is. Er is een bodemprocedure aanhangig als bezwaar is gemaakt of een administratief beroep dan wel een beroep of hoger beroep bij de bestuursrechter is ingesteld. Als niet gelijktijdig met het verzoek om voorlopige voorziening een bodemprocedure aanhangig is, dan heeft de verzoeker geen toegang tot de voorlopige voorzieningenprocedure.
4.1.2. Naast de formele connexiteit moet sprake zijn van
materiëleconnexiteit. Dit houdt in dat de gevraagde voorlopige voorziening betrekking moet hebben op het in de bodemprocedure bestreden besluit. Als de gevraagde voorlopige voorziening betrekking heeft op een ander besluit dan het in de bodemprocedure bestreden besluit, dan heeft de verzoeker geen toegang tot de voorlopige voorzieningenprocedure.
4.1.3. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk als niet is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Dat heeft als gevolg dat de voorzieningenrechter niet meer toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning van 27 maart 2023. Daardoor is gelijktijdig met het verzoek om voorlopige voorziening een bodemprocedure aanhangig. Aan het formele connexiteitsvereiste is dus voldaan.
Aan het materiele connexiteitsvereiste is echter niet voldaan. Weliswaar wordt verzocht tot het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot de omgevingsvergunning van 27 maart 2023 (het bestreden besluit), maar inhoudelijk richt het verzoek zich tegen een ander besluit dan het bestreden besluit. Zowel uit het verzoekschrift als de verklaring van verzoeker tijdens de zitting volgt dat verzoeker wil dat duidelijkheid wordt verkregen omtrent de asbesthoudende vloertegels met een oppervlakte van 400 m2 die volgens hem zouden zijn verdwenen bij het slopen van het schoolgebouw. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft dit verzoek geen betrekking op de verleende omgevingsvergunning. Dit verzoek ziet op de last onder bestuursdwang en deze last kan in de onderhavige procedure niet worden aangemerkt als het bestreden besluit in de zin van artikel 8:81 van de Awb. Dat het verzoek niet ziet op de verleende omgevingsvergunning, is ook ter zitting door verzoeker bevestigd nu hij heeft aangegeven geen problemen te hebben met de omgevingsvergunning.
6. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat het verzoek, ook als wèl aan de connexiteitsvereisten van artikel 8:81 van de Awb was voldaan, ook niet-ontvankelijk zou zijn verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Daartoe is het volgende overwogen.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat voor zover verzoeker wenst dat de voorzieningenrechter de vergunning intrekt, hieraan – gelet op de aard en strekking van de onderhavige procedure – geen gevolg kan worden gegeven. De voorzieningenrechter heeft niet de bevoegdheid een besluit in te trekken, zij heeft enkel de bevoegdheid om het primaire besluit te schorsen. Aan het verzoek van eiser om aan de vergunning de voorwaarde te verbinden dat hieraan pas uitvoering mag worden gegeven als er duidelijkheid bestaat omtrent de ‘verdwenen’ asbesthoudende vloertegels en voldaan is aan de last, zoals verzoeker heeft gesteld, kan evenmin gevolg worden gegeven. De juridische kaders bieden hiertoe geen ruimte. Bovendien heeft verzoeker hierbij geen belang. Immers, als gevolg van de opgelegde last onder bestuursdwang is het pand reeds verzegeld en is het (al) verboden het pand te betreden waardoor er feitelijk geen uitvoering mag worden gegeven aan de omgevingsvergunning. Ter zitting heeft het college verder toegelicht dat nadien op 17 mei 2023 opnieuw twee lasten onder bestuursdwang aan vergunninghouder zijn opgelegd wegens overtreding van de last van 23 december 2022. Hieruit volgt enerzijds dat door het college handhavend wordt opgetreden en anderzijds dat ook al zou de door verzoeker voorgestelde voorwaarde aan de vergunning worden verbonden, dit kennelijk geen garantie biedt dat het pand niet zal worden betreden -gelet op de twee recent opgelegde lasten.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, nu de materiële connexiteit tussen het verzoek en het bestreden besluit in de bodemprocedure ontbreekt. Dat betekent dat de voorzieningenrechter niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Krens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.S.A.W. Raes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 juli 2023.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid van de Awb luidt: Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.